Page 81 of 277
Instrumenten en bedieningsorganen79Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid van de regensensor in te stel‐
len.
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wisfrequen‐ tie en de -snelheid aan.
Na 20 seconden zonder wisactiviteit
gaan de wisserarmen iets omlaag
naar de parkeerstand.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 200
Wis-/wasinstallatie achterruit
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
ON:continue werkingOFF:uitINT:onderbroken werking
Page 82 of 277
80Instrumenten en bedieningsorganenNiet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 106.
AchterruitsproeierHendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 200
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging. Temperaturen onder 3 °C knip‐
peren op het display.
Illustratie toont Graphic-Info-Display.
Illustratie toont Colour-Info-Display.
Uplevel-display
Page 83 of 277

Instrumenten en bedieningsorganen81Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Blader door de lijst en selecteer de
menuoptie Tijd en datum voor het
betreffende submenu.
Let op
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor een gedetailleerde
omschrijving van de menubedie‐
ning.
Tijd instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Tijd instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste instelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de
volgende waarde. Na het instellen
van alle waarden gaat u automatisch
terug naar het naasthogere menuni‐
veau.
Datum instellen
Druk op de knop MENU-TUNE om
naar het submenu Datum instellen te
gaan.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
de huidige waarde van de eerste
instelling te wijzigen.
Druk op de MENU-TUNE -knop om de
ingestelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat dan over naar de
volgende waarde. Na het instellen
van alle waarden gaat u automatisch
terug naar het naasthogere menuni‐
veau.
Tijdopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Page 84 of 277

82Instrumenten en bedieningsorganenDatumopmaak instellen
Schakel door de beschikbare opties
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Kloksynchr. RDS-signaal
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd in. De RDS-tijdsynchronisatie kan
enkele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan raad‐
zaam de automatische tijdsynchroni‐
satie uit te schakelen.
Schakel door de opties Aan en Uit
door steeds op de knop
MENU-TUNE te drukken.
Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
de knop Instellingen op het scherm.
Selecteer Tijd- en datuminstellingen
om het betreffende submenu weer te
geven.
Let op
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor een gedetailleerde
omschrijving van de menubedie‐
ning.
Tijdopmaak instellen
Selecteer het gewenste tijdformaat
door op het scherm op de knoppen
12 h of 24 h te tikken.
Datumopmaak instellen
Selecteer het gewenste datumfor‐
maat door op het scherm op de knop‐
pen < en > te tikken en kies tussen
de beschikbare opties.
Tijd en datum instellen
Pas de tijd en de datum aan door op
het scherm op de knoppen H en
I te tikken.
RDS-synchronisatie
Het RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie kan
enkele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan raad‐ zaam de automatische tijdsynchroni‐
satie uit te schakelen.
Activeer of deactiveer RDS-
synchronisatie door op het scherm op
de knoppen Aan of Uit te tikken.
Page 85 of 277

Instrumenten en bedieningsorganen83Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten diestroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 137.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Voor het opladen van een toestel
moet het contact ingeschakeld zijn.
Status van LED op de oplader: ● Brandt groen: mobiele telefoon laadt op.
● Brandt geel: metalen voorwerpen
gedetecteerd in het oplaadge‐
bied. Verwijder de voorwerpen
om te kunnen opladen.
Met PMA of Qi compatibele mobiele telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het opladen van een mobiele
telefoon is eventueel een slede met
een geïntegreerde spoel (bijv.
Page 86 of 277
84Instrumenten en bedieningsorganenSamsung 4 en 5) of een aansluiting
(bijv. sommige iPhone modellen)
nodig.
Om in de oplader te kunnen passen
mag de mobiele telefoon niet breder
dan 8 cm en niet langer dan 15 cm zijn.
Een mobiele telefoon opladen: 1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplader.
AanstekerEr zit een aansteker in de midden‐
console.
Druk de aansteker in. Als het element
gloeit, wordt deze automatisch uitge‐
schakeld. Trek de aansteker eruit.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep De naalden van de instrumenten
draaien even tot tegen de eindaan‐
slag wanneer de ontsteking wordt
ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 87 of 277
Instrumenten en bedieningsorganen85Kilometerteller
Weergave van de afgelegde afstand
in km op de onderste regel.
Dagteller De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9999 km en begint
dan weer bij 0.
Midlevel-display
Zet deze terug door enkele seconden op SET/CLR te drukken 3 97.
Uplevel-displayDe auto is uitgevoerd met twee
dagtellerpagina's voor verschillende
tochten.
Selecteer het menu ; door op
Menu op de richtingaanwijzerhendel
te drukken. Draai het stelwiel op de
richtingaanwijzerhendel en selec‐
teer ;1 of ; 2. Elke dagtellerpa‐
gina kan apart worden teruggesteld
door de toets SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel enkele secon‐
den in te drukken op het betreffende
menu.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
Page 88 of 277

86Instrumenten en bedieningsorganenIn elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of de hoeveelheid gas in de tank, afhanke‐
lijk van de geselecteerde brandstof.
Het aantal brandende LED's geeft het
peil in de betreffende brandstoftank
aan. 8 LED's betekent dat de brand‐
stoftank vol is.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Melding Te laag brandstofpeil Nog één LED die wit brandt, geeft aan
dat het brandstofpeil laag is.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
oplicht spoedig bij.
Tank als de LED rood wordt en Y geel
knippert onmiddellijk bij.
Brandstoftank nooit leegrijden.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 86.Brandstofkeuzeschakelaar
Door LPG in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en LPG. De LED in de knop toont de
huidige bedrijfsmodus.