Page 17 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-2
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
Om het stuur te ontgrendelen1. Steek de sleutel in.
2. Druk de sleutel in de “LOCK”-stand in en draai deze dan naar “OFF”.
DAU49398
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU11022
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert wanneer een
richtingaanwijzer knippert.
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje br andt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11354
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 2.1 L (0.55 US gal, 0.46 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
2. Waarschuwingslampje brandstofniveau “”
3. Vrijstandcontrolelampje “ ”
4. Controlelampje richtingaanwijzers “”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1 234
56
BN3-9-D0.book 2 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 18 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU11447
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.OPMERKING
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-43 nadere instructies ver-meld.
DAU11535
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-8 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU4527A
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12313
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op eenongeval.1. “RESET”-toets
2. “SELECT 1”-toets
3. “SELECT 2”-toets
4. Klok/stopwatch
5. Snelheidsmeter
6. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve
123
4
5
6
BN3-9-D0.book 3 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 19 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-4
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
OPMERKING
Het multifunctioneel display kan in de
basismodus of in de meetmodus gezet
worden.
Ritteller A wordt automatisch terugge-
steld op nul bij het wisselen van de ba-
sismodus naar de meetmodus ofomgekeerd.
Basismodus:
een snelheidsmeter
een kilometerteller
twee rittellers
een ritteller brandstofreserve
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
Meetmodus:
een snelheidsmeter
een ritteller voor afstandscompensatie
een stopwatch
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT 1”,
“SELECT 2” en “RESET”-toetsen ge-
bruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten op
het multifunctionele display en verdwij-
nen dan weer om het elektrisch circuit
te testen.
Voor Verenigd Koninkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlen-
weergave van de snelheidsmeter en
kilometerteller/ritteller houdt u de “SE-
LECT 2”-toets ingedrukt totdat de een-heid verandert.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan. Basismodus
Kilometerteller- en rittellermodus
De kilometerteller toont de totale afstand die
door de machine is afgelegd.
De rittellers (A en B) tonen de afgelegde af-
stand sinds ze voor het laatst werden terug-
gesteld, en de brandsto
freserve-ritteller “F”
toont de afgelegde afstand sinds het waar-
schuwingslampje brandstofniveau is gaan
branden.OPMERKING
De kilometerteller wordt vergrendeld
bij 99999.
De rittellers worden teruggesteld naar
0.0 en blijven tellen nadat 999.9 is be-reikt.
Druk tijdens normaal bedrijf op de “SELECT
2”-toets om de weergave te wisselen tussen
de kilometertellermodus en de rittellermodi
A en B in de onderstaande volgorde:
kilometerteller ritteller A ritteller B
kilometerteller
1. Lampje stopwatch “ ”
2. Lampje ritteller A “ ”/ritteller voor afstandscompensatie “ ”
3. Lampje ritteller B “ ”
1
3
2
BN3-9-D0.book 4 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 20 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-5
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
OPMERKINGAls u ritteller A selecteert, gaat controle-
lampje “ ” branden, en als u ritteller B se-lecteert, gaat controlelampje “ ” branden.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-2), wisselt de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “F” en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dit geval wordt door het indrukken van de
toets “SELECT 2” in de onderstaande volg-
orde gewisseld tussen de diverse weerga-
ven van rittellers en kilometerteller:
brandstofreserve-ritteller “F”
kilometer-
teller ritteller A ritteller B brandstof-
reserve-ritteller “F”
OPMERKINGHet waarschuwingslampje brandstofreser-
ve is mogelijk niet nauwkeurig tijdens
off-roadritten, omdat het gemeten brand-
stofniveau varieert met de bewegingen enhellingshoeken van het voertuig.
Als het waarschuwings lampje brandstofre-
serve gaat branden terwijl u in de meetmo-
dus rijdt, wissel dan naar basismodus en
druk op de toets “SELECT 2” om de brand-
stofreserve-ritteller te laten weergeven.OPMERKINGOm van de meetmodus naar de basismo-
dus te wisselen dienen de stopwatch en de
ritteller voor afstandscompensatie stopge-zet te worden. Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT
2” te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Als u de brandstofreserve-ritteller “F” niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch terugges
teld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
OPMERKINGDe weergave kan niet worden teruggewis-
seld naar de brandstofreserve-ritteller “F”
nadat de brandstofreserve-ritteller “F” is te-ruggesteld.
KlokDe klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
1. Lampje ritteller A “ ”
1. Lampje ritteller B “ ”
11
1. Ritteller brandstofreserve “F”
1
BN3-9-D0.book 5 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 21 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-6
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
De klok wordt weergegeven als de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid.
De klok instellen1. Houd de toets “SELECT 1” minstens twee seconden ingedrukt.
2. Druk zodra de urenaanduiding begint te knipperen op één van de selectie-
toetsen om de uren in te stellen.
3. Druk op de “RESET”-toets en de minu- tenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op één van de selectietoetsen
om de minuten in te stellen.
5. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat de secondenaanduiding knipperen.
6. Druk op één van de selectietoetsen om de seconden op nul te stellen.
7. Houd de toets “RESET” minstens twee
seconden ingedrukt, en laat hem daar-
na los om de klok te starten.OPMERKING
Bij het op tijd zetten van de klok ver-
hoogt u de cijfers d oor op toets “SE-
LECT 1” te drukken en verlaagt u de
cijfers door op toets “SELECT 2” te
drukken. Door deze toetsen ingedrukt
te houden verhoogt of verlaagt u de cij-
fers doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
Als u niet binnen 30 seconden op de
“RESET”-toets drukt, wordt de klok niet op tijd gezet en keert hij terug naar
de vorige tijd.
Wisselen van de basismodus naar de
meetmodus
Selecteer de kilometerteller en houd de
toetsen “SELECT 1” en “SELECT 2” min-
stens twee seconden lang gelijktijdig inge-
drukt om te wisselen naar de meetmodus.
Wisselen van de meetmodus naar de
basismodus
OPMERKINGDe stopwatch moet stopgezet worden voorhet wisselen naar de basismodus. 1. Controleer of de stopwatch niet loopt. Als de stopwatch loopt, zet hem dan
stop door de toetsen “SELECT 1” en
“SELECT 2” gelijktijdig in te drukken.
2. Houd de toetsen “SELECT 1” en “SE-
LECT 2” minstens twee seconden lang
gelijktijdig ingedrukt om te wisselen
naar de basismodus.
Meetmodus (voor de stopwatch)
Wanneer de meetmodus geselecteerd is,
wordt de stopwatch weergegeven en kan
deze handmatig of automatisch gestart wor-
den. Handmatig starten
Handmatig starten is de standaardinstelling
van de stopwatch. Lampje “ ” van de stop-
watch en lampje “ ” van de ritteller voor af-
standscompensatie gaan knipperen.
1. Druk op de “RESET”-toets om de stop- watch te starten.
2. Druk gelijktijdig op de toetsen “SE- LECT 1” en “SELECT 2” om de stop-
watch stop te zetten.
3. Om de stopwatch te laten doorlopen, drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
Stel de stopwatch terug op nul door de
toets “RESET” minstens twee secon-
den lang ingedrukt te houden.OPMERKINGDe stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 2 en 3 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-
BN3-9-D0.book 6 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 22 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-7
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
pen.
Automatisch starten1. Houd de toets “SELECT 1” minstens twee seconden lang ingedrukt om au-
tomatisch starten in te stellen.OPMERKINGWanneer de stopwatch op automatisch
starten ingesteld is, dan gaan lampje “ ”
van de stopwatch en lampje “ ” van de rit-
teller voor afstandsc ompensatie knipperen
en bewegen de cijfers op het display vanlinks naar rechts.
2. Zodra het voertuig in beweging komt, begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen “SE-
LECT 1” en “SELECT 2” om de stop-
watch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen, drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
OPMERKINGDe stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 3 en 4 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-pen.
Meetmodus (om de ri
tteller voor af-
standscompensatie te kalibreren)
De ritteller voor afstandscompensatie is be-
doeld om nauwkeuriger rittellerwaarden te
verkrijgen tijdens enduroritten. Door de tel-
ler te kalibreren volgens de afstanden die
op de enduroroutekaart gespecificeerd zijn,
kunt u zich als berijder beter vertrouwd ma-
ken met de route. Daarnaast kan kalibratie
van de teller nodig zijn wanneer u banden,
velgen, kettingwielen etc. gebruikt van an-
dere maten dan de originele. Voor meer in-
formatie over het gebruik van deze ritteller
kunt u terecht bij uw plaatselijke
Yamaha-dealer.
Kalibreer de ritteller voor afstandscompen-
satie als volgt.
Om de weergegeven waarde te verhogen,
drukt u op de toets “SELECT 1”. Om de
weergegeven waarde te verlagen, drukt u
op de toets “SELECT 2”. Door deze toetsen
ingedrukt te houden, verhoogt of verlaagt u de waarde doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
OPMERKINGKalibratie van de ritteller voor afstandscom-
pensatie is ook moge
lijk wanneer de stop-watch loopt.
De ritteller voor afstandscompensatie
of de ritteller voor afstandscompensa-
tie samen met de stopwatch terugstel-
len op nulOPMERKINGU kunt alleen de ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor afstandscom-
pensatie samen met de stopwatchterugstellen op nul.
Ritteller voor afstandscompensatie terug-stellen op nul1. Controleer of de stopwatch loopt.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen- satie terug op nul door de toets “RE-
SET” minstens twee seconden lang
ingedrukt te houden.
De ritteller voor afstandscompensatie sa-men met de stopwatch terugstellen op nul1. Zet de stopwatch stop.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
BN3-9-D0.book 7 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 23 of 98
Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-8
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
satie en de stopwatch terug op nul
door de toets “RESET” minstens twee
seconden lang ingedrukt te houden.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Weergave foutcode
1
1. Dimlichtschakelaar “ / ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
31
2
BN3-9-D0.book 8 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Page 24 of 98

Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-9
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te gev en. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om de
motor direct uit te schakelen in een noodge-
val, zoals wanneer de machine omslaat of
als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12822
KoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem.
(Zie pagina 3-19.)1. Koppelingshendel
1
BN3-9-D0.book 9 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分