170Verzorging van de autoAlle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De sensoren van het TPMS controle‐ ren de spanningswaarden van de
banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Overzicht bandenspanningswaarden 3 202.
Bandenspanningswaarden op
display
U kunt de huidige bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center (DIC) 3 92.
Druk bij een stilstaande auto meer‐
dere malen op de knop op het uit‐
einde van de wisserhendel totdat het
menu Bandenspanningswaarden
verschijnt.
Bandenspanning te laag
Een te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 90 en een bijbeho‐
rend bericht op het DIC.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 202.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op het DIC bij
te werken. Hierbij kan w oplichten.
Verzorging van de auto171Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage
bandenspanning. Bandenspanning
controleren.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met druk‐
sensoren, omdat anders de banden‐
spanning niet wordt weergegeven.
Bovendien zal w dan enkele secon‐
den knipperen en vervolgens blijven
branden, samen met controlelamp F
3 88 en verschijnt er een bijbehorend
bericht op het DIC.
Een reservewiel of tijdelijk wiel is niet uitgerust met druksensoren. Bij der‐
gelijke wielen zal het TPMS niet wer‐
ken. Bij de drie andere wielen blijft het
TPMS wel werken.
Controlelamp w en een bijbehorend
bericht blijven actief totdat de banden op de juiste bandenspanning zijn ge‐
zet.
Driver Information Centre (DIC) 3 92.
Boordinformatie 3 93.Lekke band
Een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt aangegeven
door het oplichten van controlelamp
w samen met C 3 88 en een bijbe‐
horend bericht op het DIC. Zet de
auto stil en schakel de motor uit.
Bandenspanning 3 202, Bandenre‐
paratieset 3 174, Reservewiel
3 178, Wiel verwisselen 3 176.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg lopen de temperatuur en de spanning van de band op.
Bandenspanningswaarden op het eti‐ ket bandenspanningsinformatie en
het overzicht bandenspanningswaar‐
den gelden voor koude banden,
d.w.z. bij 20 °C. Bij elke 10 °C meer neemt de spanning met zo'n 10 kPa
(0,1 bar) toe. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐ leert.De bandenspanningswaarde die u op
het DIC ziet, is de daadwerkelijke
bandenspanning. Bij een afgekoelde
band is deze waarde iets lager, maar
is de band niet lek.
Inleerfunctie
Wanneer de wielen zijn verwisseld,
moet het TPMS opnieuw worden in‐
geleerd.
Selecteer met een stilstaande auto
het menu Bandenspanning op het
DIC door de knop op het uiteinde van de wisserhendel in te drukken. Houd
de knop gedurende ongeveer
172Verzorging van de auto5 seconden ingedrukt om het sys‐
teem opnieuw te laten berekenen. Er
verschijnt een bijbehorend bericht op
het DIC.
Voor het voltooien van de inleerpro‐
cedure moet u wellicht enkele minu‐
ten met een snelheid van meer dan
40 km/u rijden. Het systeem kan tij‐
dens deze tijd alleen beperkte infor‐
matie verstrekken.
Wanneer tijdens het inleren proble‐
men optreden, blijft controlelamp w
branden en wordt een waarschu‐
wingsbericht op het DIC weergege‐
ven.
Driver Information Centre (DIC) 3 92.
Boordinformatie 3 93.
Algemene informatie
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 174.Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
Wanneer de banden zijn verwisseld,
moeten de TPMS-sensoren altijd
door een werkplaats worden gede‐
monteerd en nagekeken.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De locatie hier‐
van is met markeringen op de zijkant
van de band weergegeven.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te ver‐
vangen.
211Lichtschakelaar ............................ 98
Lichtsignaal .................................. 99
Luchtinlaat ................................. 114
Luchtrecirculatie .................105, 181
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....139
Meldingen ..................................... 93
Meters........................................... 82
Mistachterlicht .......91, 98, 101, 161
Mistlamp ...................................... 91
Mistlampen ................... 98, 101, 158
Mistlampen voor ........................101
Modus ECO ................................ 116
Momentsleutel ............................ 167
Motoraanduiding .........................191
Motor afzetten ............................ 121
Motorgegevens .......................... 193
Motor-ID...................................... 191
Motorkap .................................... 149
Motorluchtfilter ............................ 151
Motorolie ............150, 188, 192, 201
Motorolieadditieven ....................188
Motoroliedruk ............................... 90
Motoroliepeil ................................ 94
Motorolieviscositeitsindexen .......188
Motor starten ........................ 17, 120
Muntenhouder .............................. 68N
Neerklapbare rugleuning midden. 69
Nieuwe auto inrijden ..................118
O Obstakeldetectiesystemen .........139
Octaangetal ................................ 193
Olie ............................................. 150
Oliedruk ........................................ 90
Olie, motor .................. 150, 188, 192
Ontwasemen en ontdooien ..........15
Opbergruimte................................ 68
Opbergruimte plafond ..................71
Opbergruimte voor........................ 69
Opbergvak .................................... 70
Opbergvakken .............................. 68
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................68
Opbergvak onder passagiersstoel 70
Opschakelen................................. 89 Opwarmen van de turbomotor ....120
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 181
Parkeerhulp ............................... 139
Parkeerrem - zie Handrem .........132
Parkeren .............................. 18, 124
Park pilot met ultrasoonsensoren 139
Partikelfilter ................................. 125Passagiersstoel middenvoor
neerklappen .............................. 46
Pollenfilter .................................. 114
Portieren ....................................... 30
Portier open ................................. 92
Portiersloten ................................. 24
Profieldiepte ............................... 172
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 206
Regelbare instrumentenverlichting ...........101
Regeling stationair toerental .......121
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 205
Remassistentie .......................... 132
Rem- en koppelingsvloeistof ......188
Remmen ............................ 131, 153
Remsysteem ................................ 88
Remvloeistof .............................. 153
Reservewiel ............................... 178
Reservewielbevestiging ..............167
Richtingaanwijzer ........................86
Richtingaanwijzers ..................... 100
Richtingaanwijzers vooraan ......158
Ritverslag...................................... 94
Roetfilter .................................... 125
Rugleuning neerklappen .............46
Ruimte voor lang materiaal........... 70