Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...108
2 Zijdelingse luchtroosters .....107
3 Lichtschakelaar ....................96
Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht .............................. 98
4 Instrumenten ........................ 72
Driver Information Centre ...... 87
5 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voorruit,
wis-/wasinstallatie
achterruit .............................. 68
Dagteller terugzetten ............73
6 Middelste luchtroosters ......107
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................58
8 Koplampverstelling ............... 97
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............87
Tripcomputer ......................... 94
Instrumentenverlichting .........99
Alarmknipperlichten ..............97Mistlampen ........................... 98
Mistachterlicht ......................98
Verwarmbare achterruit ........31
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 28
9 Passagiersairbag .................50
10 Handschoenenkastje ...........59
11 Verwarming en ventilatie ....103
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........105
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................116
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................117
13 Contactslot met stuurslot ...110
14 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 67
15 Claxon .................................. 67
Bestuurdersairbag ...............50
16 Stuurwiel instellen ................67
17 Cruisecontrol ......................125
18 Zekeringenkast ...................15019Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 136
66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Claxon ....................................... 67
Wis-/wasinstallatie voorruit ........68
Wis-/wasinstallatie achterruit .....68
Koplampsproeiers .....................69
Buitentemperatuur .....................69
Klok ........................................... 69
Elektrische aansluitingen ...........71
Aansteker .................................. 72
Asbakken ................................... 72
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................72
Instrumentengroep ....................72
Snelheidsmeter ......................... 72
Kilometerteller ........................... 73
Dagteller .................................... 73
Toerenteller ............................... 73
Brandstofmeter .......................... 73
Brandstofkeuzeschakelaar ........74
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 75
Service-display .......................... 75Versnellingsbakdisplay ..............76
Controlelampen ......................... 76
Generieke waarschuwing ..........78
Richtingaanwijzer ......................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........79
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Storingsindicatielamp ................80
Remsysteem ............................. 81
Slijtage van remblokken ............81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
Transmissie ............................... 81
Opschakelen ............................. 82
Hellingrem ................................. 82
Ultrasoonparkeerhulp ................82
Elektronische stabiliteitsregeling ....................82
Koelvloeistoftemperatuur ...........83
Voorverwarming ........................83
Roetfilter .................................... 83
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 84
Motoroliedruk ............................. 84
Motorolie verversen ...................85
Motoroliepeil laag ......................85
Te laag brandstofpeil .................85
Brandstoffilter aftappen .............86
Startbeveiliging .......................... 86
Stop-startsysteem .....................86Rijverlichting.............................. 86
Grootlicht ................................... 86
Mistlamp .................................... 86
Mistachterlicht ........................... 86
Cruise control ............................ 87
Portier open ............................... 87
Informatiedisplays ........................87
Driver Information Center ..........87
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................93
Berichten brandstofsysteem ......93
Tripcomputer ................................ 94
78Instrumenten en bedieningsorganenControlelampje in de dakconsole
Airbag deactiveren 3 51, 3 80.
Overzicht
9Generieke waarschuwing
3 78ORichtingaanwijzer 3 79XGordelverklikker 3 79vAirbags en gordelspanners
3 79*Airbag deactiveren 3 80pLaadsysteem 3 80ZStoringsindicatielamp 3 80RRemsysteem 3 81FSlijtage van remblokken
3 81uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 81sTransmissie 3 81[ ÒOpschakelen 3 82ZHellingrem 3 82rUltrasoonparkeerhulp 3 82RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 82$Koelvloeistoftemperatuur
3 83!Voorverwarmen 3 83%Roetfilter 3 83wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 84IMotoroliedruk 3 84, Motor‐
olie verversen 3 85SMotoroliepeil laag 3 85$Te laag brandstofpeil 3 85UBrandstoffilter aftappen
3 86dStartbeveiliging 3 86ÆStop-startsysteem 3 868Buitenverlichting 3 86µStoring rijverlichting 3 86CGrootlicht 3 86>Mistlamp 3 86rMistachterlicht 3 86mCruise control 3 87(Portier open 3 87
Generieke waarschuwing
9 brandt geel.
Afhankelijk van de modelvariant kan
controlelamp 9 afzonderlijk of in com‐
binatie met Æ 3 86, t 3 86, Z
3 82 of r 3 82 branden.
Als 9 in combinatie met I 3 85
brandt: motor onmiddellijk afzetten en de hulp van een werkplaats inroepen.
Bij een storing in controlelamp v voor
airbags en gordelspanners 3 79
licht 9 op.
Instrumenten en bedieningsorganen87Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 98.
Cruise control
m brandt groen.
Het systeem wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van de versie kan er een
bericht op het Driver Information Cen‐
ter (DIC) 3 87 verschijnen.
Cruise control 3 125.
Portier open
( brandt rood.
Brandt bij geopende portieren of een
geopende motorkap of achterklep.
Afhankelijk van de versie kan er een
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center (DIC) 3 87 ver‐
schijnen.
Wanneer de auto gaat rijden, klinkt er
ook een geluidssignaal.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center (DIC)
zit in de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller. Er
zijn twee versies verkrijgbaar, een
standaardversie
en een multifunctionele versie met
meer aanpasbare instellingen.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen tussen onderweg en stilstand
van de auto. Sommige opties zijn al‐
leen onderweg beschikbaar.
Afhankelijk van de versie kunnen de
volgende punten op het display ver‐
schijnen:
● kilometerteller, dagteller 3 73
● klok 3 69
● buitentemperatuur 3 69, 3 94
● koplampverstelling 3 97
● versnellingsbakdisplay 3 117
Rijden en bediening109Rijden en bedieningRijtips......................................... 109
Controle over de auto ..............109
Sturen ...................................... 110
Starten en bediening .................110
Nieuwe auto inrijden ................110
Contactslotstanden ..................110
Motor starten ........................... 111
Motor afzetten ......................... 111
Uitrol-brandstofafsluiter ...........112
Stop/Start-systeem ..................112
Parkeren .................................. 114
Uitlaatgassen ............................. 115
Roetfilter .................................. 115
Katalysator .............................. 116
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 116
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 117
Versnellingsbakdisplay ............117
Motor starten ........................... 117
Keuzehendel ........................... 118
Handgeschakelde modus ........119
Elektronische rijprogramma's ..120
Storing ..................................... 120Remmen.................................... 121
Antiblokkeersysteem ...............121
Handrem .................................. 122
Remassistentie ........................122
Hellingrem ............................... 122
Rijregelsystemen .......................123
Traction Control .......................123
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 124
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 125
Cruise control .......................... 125
Parkeerhulp ............................. 126
Brandstof ................................... 128
Brandstof voor benzinemotoren .....................128
Brandstof voor dieselmotoren . 128
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 129
Tanken .................................... 129
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 131
Trekhaak .................................... 132
Algemene informatie ...............132
Rijgedrag en aanhangertips ....132
Aanhanger trekken ..................133Rijtips
Controle over de autoNooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd
tijdens Autostop)
Veel systemen werken dan niet meer (bijv. rembekrachtiger, stuurbekrach‐
tiging). Als u op deze manier rijdt,
brengt u uzelf en anderen in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop, maar er is een gecontro‐
leerde vermindering in de stuurbe‐
krachtiging en de voertuigsnelheid is
verlaagd.
Stop/Start-systeem 3 112.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te kun‐
nen bedienen geen matten onder de
pedalen leggen.
Rijden en bediening125Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
meer dan ongeveer 30 km/u opslaan
en handhaven. Bij het op- en afrijden
van hellingen zijn afwijkingen van de
opgeslagen snelheid mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelamp m 3 87.
Inschakelen
Draai het uiteinde van de hendel in de stand ON; controlelampje m op de in‐
strumentengroep licht op. Afhankelijk
van de versie verschijnt er wellicht
ook een bericht op het Driver Infor‐
mation Center (DIC) 3 87.
Inschakelen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en duw de hendel omhoog ( +): de hui‐
dige snelheid wordt opgeslagen en
vastgehouden. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen Duw de hendel na het activeren van
de cruise control omhoog ( +) of duw
de hendel meerdere malen kort om‐
hoog ( +): de snelheid neemt voortdu‐
rend of in kleine stapjes toe.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door de hendel omhoog ( +) te duwen.
126Rijden en bedieningSnelheid verlagenDuw de hendel na het activeren van
de cruise control omlaag ( -) of duw de
hendel meerdere malen kort omlaag
( -): de snelheid neemt voortdurend of
in kleine stapjes af.
Uitschakelen
Automatisch uitschakelen: ● rijsnelheid onder ong. 30 km/u
● het rempedaal wordt ingetrapt
● het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt
● het Traction Control-systeem/de anti-slipregelaar (ASR) of de
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) werkt
Opgeslagen snelheid hervatten
= bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken. De opgeslagen
snelheid wordt nu overgenomen.Uitschakelen
Draai het uiteinde van de hendel in de stand OFF; controlelampje m dooft.
De opslagen snelheid wordt gewist.
Bij het uitschakelen van het contact
wordt ook de opgeslagen snelheid
gewist.
Parkeerhulp
De parkeerhulp meet de afstand tus‐
sen uw auto en eventuele obstakels,
wat het parkeren vergemakkelijkt, en
geeft geluidssignalen. De bestuurder
is en blijft echter verantwoordelijk bij
het parkeren.
Het systeem bestaat uit vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Controlelamp r 3 82.
Werking van het systeem
Bij het inschakelen van de achteruit‐
versnelling wordt de parkeerhulp au‐
tomatisch ingeschakeld.
De pieptonen volgen elkaar sneller op
naarmate de afstand tot het obstakel
afneemt. Bij een afstand van minder
dan 30 cm klinkt er een ononderbro‐
ken pieptoon die meteen stopt wan‐
neer de afstand groter wordt.
Storing
In geval van een systeemstoring
brandt r en verschijnt er een be‐
richt op het Driver Information Center (DIC) 3 87.
185Bedieningsorganen......................67
Bekerhouders .............................. 59
Bekleding .................................... 168
Belading ........................... 36, 39, 40
Beladingsinformatie .....................65
Berichten brandstofsysteem. 93, 111
Beslagen lampglazen ..................99
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 125
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting .................99, 147
Bolle vorm .................................... 27
Boordgereedschap .....................152
Brandstof .................................... 128
Brandstofblokkeersysteem ..78,
93, 111
Brandstoffilter aftappen ...............86
Brandstofkeuzeschakelaar ..........74
Brandstofmeter ............................ 73
Brandstoftank ............................. 180
Brandstofverbruik .........................87
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 131
Brandstof voor benzinemotoren 128
Brandstof voor dieselmotoren ...128
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 129
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................69
Buitenverlichting ........................... 96C
Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 67
CNG............................................ 180
Conformiteitsverklaring ...............182
Contactslotstanden ....................110
Controlelampen ......................72, 76
Controle over de auto ................109
Controles .................................... 136
Cruise control ...................... 87, 125
D Dagrijlicht ................................ 87, 97
Dagteller ...................................... 73
Dakbalken..................................... 60 Dakbelasting ................................. 65
Dakconsole .................................. 59
Dakdrager .................................... 64
Dakdragers ................................... 65
Datum ........................................... 87
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 145
DIC ............................................... 87
Diefstalvergrendeling ....................21
Dimlicht of grootlicht .....................96
Driepuntsgordel ........................... 44
Driver Information Center .............87E
Ecomodus (E) ............................. 120
Elektrisch bediende ruiten ...........29
Elektrische aansluitingen .............71
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 148
Elektronische rijprogramma's ....120
Elektronische stabiliteitsregeling ..82
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ................................ 82, 124
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............105
ESC (elektronische stabiliteits‐ regeling) .................................. 124
Event Data Recorders (EDR) .....182
F
Frontaal airbagsysteem ...............50
G
Geautomatiseerde versnellingsbak ......................117
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignaal .............................. 87
Geluidssignaal gordelverklikker ....87
Geluidssignaal maximumsnelheid 87
Geluidssignalen ........................... 93
Generieke waarschuwing 78, 93 , 111
Gereedschap ............................. 152
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4