Page 9 of 191
Kort en bondig7Stoelverstelling
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te be‐ wegen om na te gaan of deze op zijnplaats zit.
Stoelpositie 3 34, stoelverstelling
3 35.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Stoelpositie 3 34, stoelverstelling
3 35.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel hogeromlaag:stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Stoelpositie 3 34, stoelverstelling
3 35.
Page 10 of 191
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendeling indrukken, hoogte ver‐
stellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 33.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 34, veiligheidsgor‐
dels 3 43, airbagsysteem 3 46.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Verstel de hendel aan de onderkant
om verblinding te verminderen.
Binnenspiegel 3 29.
Page 11 of 191
Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kan‐
telen.
Elektrische verstellen
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Bolle buitenspiegels 3 27, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel ontgrendelen, stuurwiel ver‐
stellen, hendel vastklikken en ver‐
grendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 46, contactslot‐
standen 3 110.
Page 13 of 191

Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...108
2 Zijdelingse luchtroosters .....107
3 Lichtschakelaar ....................96
Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht .............................. 98
4 Instrumenten ........................ 72
Driver Information Centre ...... 87
5 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voorruit,
wis-/wasinstallatie
achterruit .............................. 68
Dagteller terugzetten ............73
6 Middelste luchtroosters ......107
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................58
8 Koplampverstelling ............... 97
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............87
Tripcomputer ......................... 94
Instrumentenverlichting .........99
Alarmknipperlichten ..............97Mistlampen ........................... 98
Mistachterlicht ......................98
Verwarmbare achterruit ........31
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 28
9 Passagiersairbag .................50
10 Handschoenenkastje ...........59
11 Verwarming en ventilatie ....103
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........105
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................116
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................117
13 Contactslot met stuurslot ...110
14 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 67
15 Claxon .................................. 67
Bestuurdersairbag ...............50
16 Stuurwiel instellen ................67
17 Cruisecontrol ......................125
18 Zekeringenkast ...................15019Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 136
Page 35 of 191

Stoelen, veiligheidssystemen33Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 33
Voorstoelen .................................. 34
Stoelpositie ................................ 34
Stoelverstelling .......................... 35
Rugleuning neerklappen ...........36
Armsteun ................................... 38
Verwarming ............................... 38
Achterbank ................................... 39
Zitplaatsen tweede zitrij .............39
Zitplaatsen derde zitrij ...............40
Veiligheidsgordels .......................43
Driepuntsgordel ......................... 44
Airbagsysteem ............................. 46
Frontaal airbagsysteem .............50
Zijdelings airbagsysteem ...........51
Airbag deactiveren ....................51
Kinderveiligheidssystemen ..........53
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 54
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......57
Top-Tether-bevestigingsogen ..57Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendeling indrukken, hoogte ver‐
stellen en vastklikken.
Page 37 of 191

Stoelen, veiligheidssystemen35● Met schouders zo ver mogelijktegen de rugleuning zitten. De
hoek van de rugleuning dusdanig instellen dat u het stuurwiel met
licht gebogen armen kunt vast‐
pakken. Bij het verdraaien van
het stuurwiel, contact blijven hou‐ den tussen schouders en rugleu‐
ning. De rugleuning niet te ver la‐ ten achteroverhellen. De aanbe‐volen maximale hellingshoek be‐ draagt ca. 25°.
● Stuurwiel instellen 3 67.
● De zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐
zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. De dijen
moeten licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Hoofdsteun instellen 3 33.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 44.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling
Rijd alleen met goed vastgeklikte
stoelen en rugleuningen.9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Berg nooit voorwerpen onder de
stoelen op, behalve in het opberg‐
vak onder de passagiersstoel
3 59.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te be‐ wegen om na te gaan of deze op zijnplaats zit.
Page 39 of 191

Stoelen, veiligheidssystemen37Schuif de passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren, opdat deze
tijdens het neerklappen het instru‐
mentenbord niet raakt.
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen omlaag
duwen alvorens de rugleuning neer
te klappen.
Zorg dat niets belet dat de rugleu‐
ning neerklapt, bijv. zonneklep, handschoenenkastje.Aan de ontgrendelingshefbomen (1)
trekken, de rugleuning helemaal naar voren klappen en de hefbomen losla‐
ten. Druk dan de rugleuning verder
helemaal vlak.
Trek aan de flap (2) onderaan de rug‐ leuning en druk daarbij de rugleuning
zo ver mogelijk omlaag.
Bij sommige versies zit er één ont‐
grendelingshefboom aan de binnen‐
kant van de passagiersstoel voor.
Trek aan de ontgrendelingshefboom,
klap de rugleuning geheel naar voren, laat de hefboom los en druk de rug‐
leuning helemaal vlak omlaag. Bij
sommige versies zit er geen flap on‐
deraan de rugleuning.
Let op
Zithoek bij naar voren geklapte rug‐ leuning niet met handwiel verstellen.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 51.
9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
Rugleuning passagiersstoel voor
opklappen
Trek om de stoel weer rechtop te zet‐ ten aan de flap onderaan de rugleu‐
ning en trek de rugleuning tegelijker‐
tijd zo ver mogelijk omhoog.
Page 48 of 191

46Stoelen, veiligheidssystemenDemonteren
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordels van
achterbank
De veiligheidsgordel van de middel‐
ste zitplaats achterin kan alleen uit
het oprolmechanisme worden getrok‐ ken als de rugleuning in de achterstestand staat.
Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐ lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.
Let op
Afhankelijk van de ernst van een
botsing worden het brandstofsys‐
teem en de motor omwille van de
veiligheid wellicht geblokkeerd resp.
uitgeschakeld. Brandstofblokkeer‐
systeem terugzetten; zie "Berichten
brandstofsysteem" 3 93.
Let op
Voor de vervangingsdatums van de onderdelen van het airbagsysteem
verwijzen wij u naar het etiket in het
handschoenenkastje. Neem voor
het vervangen van de onderdelen
van het airbagsysteem contact op
met een werkplaats.