52Stoelen, veiligheidssystemen- of -
van Bag passagier ingeschakeld
naar Bag passagier uiteschakeld
(multifunctionele versie).
4. Druk op SETq om de selectie te
bevestigen. Afhankelijk van de
versie verschijnt er een bevesti‐
gingsbericht op het display.
5. Druk op R of S om Ja te selecte‐
ren.
6. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van het deactiveren en om
automatisch naar het vorige
scherm van het display te gaan.Airbags voor de passagier voorin zijn gedeactiveerd en gaan niet af bij een
aanrijding. Controlelampje * brandt
voortdurend in de dakconsole. U kunt
een kinderzitje aanbrengen in over‐
eenstemming met de tabel
Inbouwposities
kinderveiligheidssystemen 3 54.9 Gevaar
Kans op dodelijk letsel voor een
kind in een kinderzitje op de pas‐
sagiersstoel met geactiveerde air‐ bag.
Kans op dodelijk letsel voor een
volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde airbag.
Zolang de controlelamp * niet
brandt, zal het airbagsysteem van de passagiersstoel afgaan in geval van
een aanrijding.
Indien controlelampen * en v tege‐
lijkertijd branden, zit er een storing in het systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier ver‐
voerd worden. Roep onmiddellijk de
hulp van een werkplaats in.
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl het contact is uitgescha‐
keld. De status blijft actief tot de vol‐
gende verandering.
Controlelampje v voor airbag en gor‐
delspanners 3 79.
Controlelamp * voor airbag-deacti‐
vering 3 80.
Passagiersairbagsysteem voor op‐
nieuw activeren - zie Driver Informa‐
tion Center (DIC) 3 87.
74Instrumenten en bedieningsorganenTijdens het rijden op aardgas scha‐
kelt het systeem automatisch over op rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 74. Brandstofkeuze‐
schakelaar 3 129.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp $.
Let op
Het symbool k naast Y geeft aan
dat de tankklep links op de auto zit.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
De naald wijst naar 0 en controlelamp
$ knippert ter indicatie van een sto‐
ring in het systeem. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Controlelampje te laag brandstofpeil $ 3 85.CNG-brandstofmeter
Bij het rijden op aardgas geven de
vier verticale balkjes naast CNG het
methaanpeil in de cilinders aan.
Naarmate het brandstofpeil daalt,
verdwijnen de balkjes op de CNG- brandstofmeter.
CNG en het ene resterende blakje
knipperen als het methaanpeil in de cilinders laag is.
Tanken 3 129.
Brandstofkeuzeschakelaar
Met Y in de middenconsole schakelt
u tussen benzine en aardgas. De LED 1 -status toont de huidige werkings‐
modus.
1 uit:rijden op aardgas1 brandt:rijden op benzine
Als bij het rijden op aardgas controle‐
lampje Y op het Driver Information
Center (DIC) 3 87 oplicht, zijn de
aardgastanks leeg en schakelt de
auto automatisch over op het rijden
op benzine.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 129, bijtanken 3 129.
Rijden en bediening129Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐doet aan EN 590 of soortgelijk,kan leiden tot een verminderd mo‐ torvermogen, meer slijtage of mo‐
torschade en kan van invloed zijn
op de garantie.
Gebruik geen scheepsdieseloliën,
lichte stookoliën, Aquazole en soort‐
gelijke diesel-water emulsies. Het is
niet toegestaan om dieseloliën aan te lengen met brandstoffen voor benzi‐nemotoren.
Brandstof voor het rijden op aardgas
Aardgas met een methaangehalte
van ong. 78–99 % gebruiken. L-gas
(Low) bevat ong. 78–87 % en H-gas
(High) bevat ong. 87–99 %. Er kan
ook biogas met hetzelfde methaan‐
gehalte worden gebruikt mits het che‐ misch geraffineerd en ontzwaveld
werd.
Alleen aardgas of biogas gebruiken
dat voldoet aan DIN 51624.
Geen vloeibaar gas of LPG-autogas
gebruiken.
Brandstofkeuzeschakelaar
Met Y in de middenconsole schakelt
u tussen benzine en aardgas. De LED 1 -status toont de huidige werkings‐
modus.
1 uit:rijden op aardgas1 brandt:rijden op benzine
Zodra de aardgastanks leeg zijn,
schakelt het systeem over op ben‐
zine. Controlelamp Y brandt op het
Driver Information Center (DIC) 3 87
totdat het contact wordt uitgescha‐
keld.
Bij rijden op benzine rekeningen hou‐
den met een gering verlies van ver‐
mogen en draaimoment. Daarom rij‐
stijl (bijv. bij inhaalmanoeuvres) en
belasting van de auto (bijv. door een
aanhanger) overeenkomstig aanpas‐
sen.
De benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelamp § op‐
licht en daarna bijtanken. Dit is nodig
om de voor het rijden op benzine ver‐
eiste systeemfunctie en brandstof‐
kwaliteit te handhaven.
De auto regelmatig voltanken om cor‐ rosie in de tank tegen te gaan.
Tanken De tankklep zit achteraan aan de lin‐
kerzijde van de auto.
185Bedieningsorganen......................67
Bekerhouders .............................. 59
Bekleding .................................... 168
Belading ........................... 36, 39, 40
Beladingsinformatie .....................65
Berichten brandstofsysteem. 93, 111
Beslagen lampglazen ..................99
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 125
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting .................99, 147
Bolle vorm .................................... 27
Boordgereedschap .....................152
Brandstof .................................... 128
Brandstofblokkeersysteem ..78,
93, 111
Brandstoffilter aftappen ...............86
Brandstofkeuzeschakelaar ..........74
Brandstofmeter ............................ 73
Brandstoftank ............................. 180
Brandstofverbruik .........................87
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 131
Brandstof voor benzinemotoren 128
Brandstof voor dieselmotoren ...128
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 129
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................69
Buitenverlichting ........................... 96C
Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 67
CNG............................................ 180
Conformiteitsverklaring ...............182
Contactslotstanden ....................110
Controlelampen ......................72, 76
Controle over de auto ................109
Controles .................................... 136
Cruise control ...................... 87, 125
D Dagrijlicht ................................ 87, 97
Dagteller ...................................... 73
Dakbalken..................................... 60 Dakbelasting ................................. 65
Dakconsole .................................. 59
Dakdrager .................................... 64
Dakdragers ................................... 65
Datum ........................................... 87
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 145
DIC ............................................... 87
Diefstalvergrendeling ....................21
Dimlicht of grootlicht .....................96
Driepuntsgordel ........................... 44
Driver Information Center .............87E
Ecomodus (E) ............................. 120
Elektrisch bediende ruiten ...........29
Elektrische aansluitingen .............71
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 148
Elektronische rijprogramma's ....120
Elektronische stabiliteitsregeling ..82
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ................................ 82, 124
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............105
ESC (elektronische stabiliteits‐ regeling) .................................. 124
Event Data Recorders (EDR) .....182
F
Frontaal airbagsysteem ...............50
G
Geautomatiseerde versnellingsbak ......................117
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignaal .............................. 87
Geluidssignaal gordelverklikker ....87
Geluidssignaal maximumsnelheid 87
Geluidssignalen ........................... 93
Generieke waarschuwing 78, 93 , 111
Gereedschap ............................. 152
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4