Page 292 of 729

4191
Kenmerken van uw auto
Aanwijzingen voor gebruik
airconditioning
Open de ruiten een tijdje wanneer deauto tijdens warm weer in de volle zon
geparkeerd is geweest, zodat de
warme lucht naar buiten kan.
Om het beslaan van de ruiten tijdens regenachtig weer te verminderen, kunt
u de vochtigheidsgraad in het interieur
terugbrengen door de airconditioning
in te schakelen.
Tijdens de werking van de aircondi- tioning ziet u het motortoerental zo nu
en dan iets veranderen wanneer de
aircocompressor inschakelt. Dit is een
normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem.
Schakel de airconditioning iedere maand enkele minuten in om hetsysteem in een optimale staat tehouden. Na gebruik van de airconditioning kan
onder de rechterzijde van de auto een
plas heldere vloeistof gelekt zijn. Dit is
een normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem.
Als de stand RECIRCULATIE wordt gebruikt wanneer het airconditionings-
systeem ingeschakeld is, wordt wel
een maximaal koeleffect bereikt, maar
kan het gebruik van deze stand
gedurende een langere tijd ertoe
leiden dat de lucht in het interieur muf
wordt.
Tijdens de werking van de aircondi- tioning ziet u het motortoerental zo nu
en dan iets veranderen wanneer de
aircocompressor inschakelt. Dit is een
normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem. Interieurfilter
Het interieurfilter, dat achter het
dashboardkastje is gemonteerd, filtert de
lucht die via het verwarmings- enairconditioningssysteem naar het
interieur wordt gevoerd. Als het filter in de
loop van de tijd verstopt raakt door stof
en andere verontreinigingen, neemt de
luchttoevoer via de uitstroomopeningen
af en kan de voorruit aan de binnenzijdebeslaan, ook al is de stand
BUITENLUCHT gekozen. Als dat het
geval is, adviseren we u het interieurfilter
te laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
1LDA5047
Buitenlucht
Gerecirculeerde lucht
Interieurfilter Aanjager
erdamper
Kachelradiateur
Page 299 of 729
Kenmerken van uw auto
198
4
Opbergvak middenconsole
Druk de hendel in en til het deksel
omhoog om het opbergvak in demiddenconsole te openen. Dashboardkastje
De klep van het dashboardkastje kan
met een sleutel vergrendeld en
ontgrendeld worden (1).
Druk om het dashboardkastje te openen op de knop (2) en het dashboardkastjegaat automatisch open (3).
Sluit het dashboardkastje na gebruik.
OPBERGVAK
WAARSCHUWING - Brandbare materialen
Bewaar geen aanstekers of andere
brandbare of explosieve materialen
in de auto. Deze kunnen ontploffen
of vlam vatten wanneer de auto
gedurende lange tijd blootgesteld
staat aan hoge temperaturen.
OPMERKING
Laat geen waardevolle spullen achter in de opbergvakken, om
diefstal te voorkomen.
Houd de deksels van de opbergvakken tijdens het rijdengesloten. Plaats niet te veel
voorwerpen in de opbergvakken om te voorkomen dat de dekselsniet gesloten kunnen worden.
ODMECO2033
ODMECO2032
■ Type A
■Type BODM042304
Page 300 of 729
4199
Kenmerken van uw auto
Koelbox (indien van toepassing)
U kunt blikjes frisdrank en andere zaken
koelen in het dashboardkastje.
1. Schakel de airconditioning in.
2. Schuif het hendeltje (1) van deuitstroomopening in het dashboard- kastje in de stand open.
3. Sluit de uitstroomopening met het hendeltje (1) als de koelbox niet wordt
gebruikt.
✽✽ AANWIJZING
Als voorwerpen in de koelbox de
ventilatie blokkeren, wordt de efficiëntie
van het koelen van de koelbox
verminderd.
WAARSCHUWING
Leg geen bederfelijke etenswaren
in de koelbox, want deze kan
mogelijk niet de vereiste lagetemperatuur behouden die
noodzakelijk is om deze
etenswaren vers te houden.WAARSCHUWING
Houd het dashboardkastje tijdens
het rijden altijd gesloten om de
kans op letsel in geval van eenaanrijding of bij plotseling remmente verminderen.
OPMERKING
Bewaar geen etenswaren gedurende langere tijd in het
dashboardkastje.
ODM042306
Page 541 of 729

593
Rijden met uw auto
Het systeem signaleert de rijstrook met
de sensor op de voorruit en waarschuwt
u wanneer de auto de rijstrook verlaat.LANE DEPARTURE WARNING SYSTEM (LDWS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056029
ODM052048
WAARSCHUWING
Het LDWS helpt de bestuurder niet bij het veranderen van
rijstrook. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd de
verkeerssituatie te controleren.
Geef geen ruk aan het stuurwiel wanneer het LDWS u waarschuwt
dat de auto de rijstrook verlaat.
Als de sensor de rijstrook niet kan signaleren of als de
rijsnelheid niet hoger is dan 60
km/h, dan waarschuwt het LDWS
u niet, zelfs als de auto de
rijstrook verlaat.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft, als hij is voorzien vaneen coating of als er een
accessoire op is bevestigd,
functioneert het LDWS mogelijkniet goed.
Laat geen water of andere vloeistoffen op de LDWS-sensor
terechtkomen.
Verwijder de onderdelen van de sensor niet en stel de sensor niet
bloot aan krachtige schokken.
(Vervolg)(Vervolg)
Plaats geen voorwerpen op hetdashboard die lichtstralen reflecteren.
Controleer altijd de verkeerssituatie, omdat u de
waarschuwingszoemer mogelijk
niet hoort doordat het
audiosysteem is ingeschakeld of
door geluiden van buitenaf.
Page 544 of 729
Rijden met uw auto
96
5
De rijstrook zeer breed of smal is.
De rijstrookmarkering beschadigd of
onduidelijk is.
De schaduw van de middenberm op de rijstrookmarkering valt.
Er een markering is die lijkt op een rijstrookmarkering.
Er een verhoogde rijstrookafbakening is.
De afstand tot de voorligger erg klein is of de voorligger de rijstrookmarkering aan het zicht onttrekt.
De auto hevig schudt.
Het aantal rijstroken toeneemt of afneemt of de rijstrookmarkeringen elkaar op een gecompliceerde manier
kruisen.
U voorwerpen op het dashboard plaatst.
U tegen de zon in rijdt.
U langs wegwerkzaamheden rijdt.
Er zijn aan één van de zijden (links/rechts) meer dan twee
rijstrookmarkeringen.
Page 577 of 729
Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt.
ODM042242
ODM042243
■Type A
■Type B
Page 642 of 729
727
Onderhoud
INTERIEURFILTER (INDIEN VAN TOEPASSING)
Controle filter
Als er veelvuldig met de auto gereden
wordt in druk stadsverkeer of een stoffige
omgeving, moet het filter vaker worden
gecontroleerd en indien nodig worden
vervangen. Als u als eigenaar het filter
zelf wilt vervangen, volg danonderstaande procedure en let eropgeen andere onderdelen tebeschadigen.
Vervang het filter overeenkomstig het onderhoudsschema. Filter vervangen
1. Open het dashboardkastje en
verwijder de steunbeugel (1). 2. Verwijder terwijl het dashboardkastje
geopend is de aanslagstukken aan beide zijden.
ODM072015
ODM072014
Page 696 of 729
781
Onderhoud
Lamp interieurverlichting
vervangen
1. Wrik de lens met een platteschroevendraaier voorzichtig los uit het
huis van de interieurverlichting.
2. Trek de lamp naar buiten.
3. Steek een nieuwe lamp in de fitting.
4. Breng de lipjes van de lens in lijn met de uitsparingen in het huis van de
interieurverlichting en klik de lens vast.
WAARSCHUWING
Controleer, voordat u de lamp gaat
vervangen, of toets OFF is
ingedrukt om te voorkomen dat u
zich brandt of een schok krijgt.
OPMERKING
Zorg dat de lens, het lipje van de lens en de kunststof behuizing niet vuil worden of beschadigd raken.
■ Kaartleeslampje vóór
OXM079044/ODM072041/ODM072043
■Lamp dashboardkastje (indien van toepassing)
■Bagageruimteverlichting (indien van toepassing)
■Verlichting zonneklep■ Interieurverlichting
ODM072040/ODM072042/ODM072052