Veiligheidssysteem van uw auto
58
3
De airbagmodules voor bevinden zich in het stuurwielkussen, in het
dashboardpaneel voor de voorpassagier
boven het dashboardkastje en/of in het
kniebeschermingspaneel aan
bestuurderszijde. Als de SRSCM
oordeelt dat de kracht waaraan de
voorzijde van de auto wordt blootgesteld
een bepaalde drempelwaarde
overschrijdt, activeert hij automatisch de
airbags vóór. Als de airbags geactiveerd worden,
scheuren de afdekkappen op vooraf
bepaalde plaatsen open als gevolg van
de zich vullende airbags. Als deze
openingen groter worden, kunnen de
airbags geheel gevuld worden.
Een geheel gevulde airbag vertraagt in
combinatie met een juist gedragen
veiligheidsgordel de voorwaartse
beweging van de bestuurder of de
voorpassagier en beperkt zo de kans ophoofdletsel en letsel aan het
bovenlichaam.
Nadat de airbag geheel gevuld is, begint
hij direct weer leeg te lopen, waaroor de
bestuurder weer zicht op de weg krijgt en
hij de auto weer kan besturen ofanderszins kan bedienen.
OHM039104N
Airbag bestuurder (3)
OHM039103N
Airbag bestuurder (2)
OHM039102N
Airbag bestuurder (1)
359
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Het aanvullend veiligheidssys-teem werkt allen als het contact
in stand ON staat. Als het
waarschuwingslampje air bagniet gaat branden of als het ook
blijft branden als er na het in
stand ON zetten van het contact 6
seconden verstreken zijn of de
motor gestart is, of als het gaat
branden tijdens het rijden, werkt
het aanvullend
Veiligheidssysteem niet goed.
Als dit gebeurt adviseren we u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Zet voor het vervangen van een zekering of het losnemen van een
accukabel het contact eerst instand LOCK en verwijder de
contactsleutel. Vervang of
verwijder een zekering die aan
het airbagsysteem gerelateerd isnooit als het contact in stand ON
staat. Het niet opvolgen van deze
waarschuwing zal ertoe leiden
dat het waarschuwingslampje air
bag zal gaan branden.
B240B05L
Airbag voorpassagier
WAARSCHUWING
Plaats geen accessoires (beker- houder, CD-houder, sticker, enz.)
of stickers enz. op het paneel
boven het dashboardkastje in
auto's met een airbag
voorpassagier. Dergelijke
voorwerpen kunnen gevaarlijke
projectielen worden en letsel
veroorzaken wanneer de airbag
voorpassagier geactiveerd wordt.
Plaats een eventuele lucht- verfrisser ook niet in de buurt vanhet instrumentenpaneel of op het
dashboard. Dit kan een gevaarlijk
projectiel worden en letsel
veroorzaken wanneer de airbag
voorpassagier geactiveerd wordt.
WAARSCHUWING
Als de airbag geactiveerd wordt, is er een luide knal hoorbaar en
komt er fijn stof vrij in de auto.
Dit is normaal en niet gevaarlijk -
het fijne poeder wordt gebruikt bij
het vouwen van de airbags. Het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag kan huid- of
oogirritatie veroorzaken en
astmatische klachten bij
daarvoor gevoelige personen
verergeren. Was de huid die in
aanraking gekomen is met het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag altijd af met
handwarm water en een milde
zeepoplossing.
(Vervolg)
Veiligheidssysteem van uw auto
60
3
Airbag bestuurder en
voorpassagier
(indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met een aanvullend
veiligheidssysteem (SRS) en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de
voorpassagier. Dat de auto is uitgerust met dit systeem
blijkt uit de aanwezigheid van de letters
AIR BAG in reliëf op het stuurwielkussen
en/of het kniebeschermingspaneel aanbestuurderszijde en op het
dashboardpaneel voor de voorpassagier
boven het dashboardkastje.
Het aanvullend veiligheidssysteem
bestaat uit airbags die zich bevinden inhet stuurwiel, in het
kniebeschermingspaneel aan
bestuurderszijde onder de stuurkolom en
het dashboardpaneel voor de
voorpassagier boven het
dashboardkastje.
Het doel van de airbag is om de
bestuurder en/of de voorpassagier een
aanvullende bescherming te bieden
naast de bescherming die geboden
wordt door de veiligheidsgordel.
ODM032042
■
Airbag voorpassagier
ODM032040
ODM032041
■Airbag bestuurder
■Knie - airbag bestuurder
361
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Er mogen geen objecten op of inde buurt van de airbags in het
stuurwiel, op hetinstrumentenpaneel of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst omdat dergelijke
voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
Als het waarschuwingslampje van het airbagsysteem tijdens het
rijden gaat branden, we
adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
(Vervolg)WAARSCHUWING
Maak altijd gebruik van de
veiligheidsgordels en, indien van
toepassing, van kinderzitjes -
iedere keer, bij iedere reis en voor
iedereen! De airbags worden met
aanzienlijke kracht in een zeer
korte tijdsspanne gevuld. De
veiligheidsgordel houden de
inzittenden in de juiste positie,
zodat ze optimaal kunnen
profiteren van de airbags. Ook in
een auto met airbags kunnen deinzittenden ernstig letsel oplopen
tijdens het activeren van de airbag
als de inzittenden de gordels niet of
niet op de juiste wijze dragen. Volg
altijd de voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot veiligheidsgordels,
airbags en de veiligheid voor deinzittenden in dit instructieboekje
zorgvuldig op. Om de kans op letsel te beperken
en optimaal te profiteren van het
aanvullend veiligheidssysteem:
Vervoer een kind nooit op de voorstoel in een kinderzitje of op een zitkussen.
(Vervolg)(Vervolg)
Vervoer kinderen altijd op deachterbank met de
veiligheidsgordels om. Dat is de
veiligste plaats voor kinderen vanalle leeftijden.
De airbags vóór en de zijairbags kunnen letsel veroorzaken als de
inzittenden voor niet in de juistepositie zitten.
Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u er wel op moet
letten dat u alle bedieningsorganennog goed kunt bereiken.
Ga niet te dicht op de airbag zitten, dat geldt ook voor uw
voorpassagier, en leun niet
onnodig naar voren. Als u of uw
voorpassagier te dicht op de airbag
zit, kan er door het activeren van de
airbag ernstig letsel ontstaan.
Leun ook niet tegen het portier of de middenconsole - zit altijd zo
rechtop mogelijk.
Vervoer geen passagier op de voorstoel als het controlelampje
airbag UIT brandt omdat dan de
airbag bij een aanrijding niet
geactiveerd wordt.
(Vervolg)
Veiligheidssysteem van uw auto
74
3
(Vervolg)
Als uw auto in te diep water
terechtgekomen is, waardoor de vloerbedekking doorweekt is ofer water op de bodemplaats
staat, probeer dan niet uw auto te
starten; we adviseren u contactop te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.(Vervolg)
Als de airbags geactiveerd zijn,adviseren we u het systeem te
laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
Als onderdelen van het airbagsysteem moeten worden
afgevoerd of als de auto in zijn
geheel moet worden afgevoerd,
moeten bepaalde voorzorgs-
maatregelen met betrekking tot
de veiligheid in acht worden
genomen. Een officiële HYUNDAI-
dealer kent deze voorzorgsmaat-
regelen en kan u de benodigde
informatie verstrekken. Het niet
opvolgen van deze voorzorgs-
maatregelen en procedures
vergroot de kans op persoonlijkletsel.
(Vervolg)WAARSCHUWING
Modificaties aan onderdelen van het aanvullend veiligheidssys-
teem of de bedrading, inclusief
het aanbrengen van stickers, enz.op afdekkappen of modificaties
aan de carrosseriestructuur
kunnen ertoe leiden dat hetsysteem niet goed werkt,
waardoor letsel kan ontstaan.
Reinig de afdekkappen van de airbags alleen met een zachte,
droge doek of met een doek die
bevochtigd is met schoon water.
Oplos- en reinigingsmiddelen
kunnen het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
Er mogen geen objecten op of in de buurt van de airbags in het
stuurwiel, op het instrumenten-
paneel of op het dashboard-
paneel boven het dashboard-
kastje worden geplaatst omdat
dergelijke voorwerpen letsel
kunnen veroorzaken als de
airbags bij een aanrijding
geactiveerd worden.
(Vervolg)
45
Kenmerken van uw auto
Noteer het sleutelnummerHet sleutelnummer is
ingeslagen of gedrukt inhet plaatje met desleutelcode aan uw set
sleutels.
Als u uw sleutels verloren bent,
adviseren we u contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer. Verwijder
het plaatje met de sleutelcode en bewaar
dit op een veilige plaats. Noteer
daarnaast het nummer en bewaar dit op
een veilige plaats buiten de auto. Sleutelfuncties
Wordt gebruikt om de motor te starten.
Wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen en ontgrendelen.
Wordt gebruikt om het dashboardkastje te vergrendelen en
ontgrendelen.
SLEUTELS
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend een originele
HYUNDAI-contactsleutel in uw
auto. Als er een imitatiesleutel
wordt gebruikt, kan het gebeurendat het contactslot na het aanslaan
van de motor niet van stand START
naar stand ON terugkeert. Hierdoor
blijft de startmotor continu draaien
en kan er schade ontstaan aan de
startmotor. Tevens kan er brand
ontstaan als gevolg van over
-verhitting in de bedrading.
WAARSCHUWING - Contactsleutel (Smart Key)
Kinderen alleen in de auto
achterlaten met de contactsleutel
(Smart Key) in de auto is gevaarlijk,
zelfs wanneer de sleutel niet in hetcontact steekt of wanneer de
startknop niet in stand ACC of ONstaat.
Kinderen doen graag volwassenen na en zouden de sleutel in hetcontact kunnen steken of op de
startknop kunnen drukken.
Met de contactsleutel (Smart Key)
is het mogelijk voor kinderen om de
elektrisch bedienbare ruiten teopenen of andere
bedieningsorganen in werking te
stellen. Het is zelfs mogelijk dat ze
de auto in beweging weten te
zetten. Dit kan ernstig lichamelijk
letsel tot gevolg hebben.
Laat kinderen nooit zonder toezicht
achter met de sleutels in de autoterwijl de motor draait.
Kenmerken van uw auto
68
4
Bediening instrumentenpaneelRegelen dashboardverlichting
(indien van toepassing)
De intensiteit van de
dashboardverlichting kan worden
veranderd door de regelknop naar rechts
of links te bewegen als het contact of de
toets ENGINE START/STOP in de stand
ON staat of als de verlichting is
ingeschakeld. Er zijn 20 standen voor de
lichtintensiteit: 1 (MIN) ~ 20 (MAX)
Wanneer u de regelknop van de dashboardverlichting naar rechts (+) of
naar links (-) gedraaid houdt, wordt de
lichtintensiteit traploos geregeld.
Als de lichtintensiteit het maximale of minimale niveau bereikt, klinkt eengeluidssignaal.
ODM042056
WAARSCHUWING
Stel het instrumentenpaneel nooit
af tijdens het rijden. Hierdoor kunt
u de controle over de auto verliezen
waardoor een ongeluk met ernstig
letsel of schade het gevolg kan zijn.
ODM046621L/ODM046620L
■
Type A
■Type B
Kenmerken van uw auto
148
4
Stand parkeerlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
parkeerlicht staat, branden de
achterlichten, het parkeerlicht, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting.
Stand dimlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
dimlicht staat, branden de koplampen, de
achterlichten, het parkeerlicht, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting.
✽✽
AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen
schakelen moet het contact in stand ON
staan.
ODMECO2010
ODMECO2011
■
Type A
■ Type B
ODMECO2008
ODMECO2009
■
Type A
■ Type B