EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
doorlopende diagnose uit op
onderdelen die bij de uitstoot van
uitlaatgassen betrokken zijn.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder met een brandend lampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een bericht op het multifunctionele
display (voor bepaalde versies/
markten)), wanneer de toestand van
deze onderdelen verslechtert (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het doel van het EOBD-systeem is:
❒de werking van het systeem
controleren;
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig;
❒de noodzaak aangeven om
beschadigde onderdelen te
vervangen.Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na eliminatie van de
storing, zal het Fiat Servicenetwerk het
systeem volledig controleren, tests
verrichten op de proefbank en zo nodig
een proefrit over langere afstand
maken.
PARKEERSENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 132 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt.
132F1A0134
100
WEGWIJS IN UW AUTO
GELUIDSSIGNAAL
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidssignaal geactiveerd.
Het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen het voertuig en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.STORINGSMELDINGEN
Alle storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
op
het instrumentenpaneel of door het
verschijnen van het pictogram
op
het display en het bericht op het
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten)
WERKING MET
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
17)
86)
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.Wanneer speciale reinigingsapparaten
worden gebruikt, zoals stoomreinigers
of hogedrukreinigers, reinig dan de
sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
❒Breng geen stickers op de sensoren
aan.
❒Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven
of onder de sensoren kunnen
bevinden.
❒Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen voor of achter
het voertuig auto niet gedetecteerd
worden en kunnen zo schade aan
het voertuig veroorzaken of zelf
beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te
wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de
sensoren.
101
Beschrijving van het
systeem
Het voertuig is uitgerust met een
UREUM-inspuitsysteem en een
katalysator voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de
emissienormen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieselemissies
wordt voldaan en dat het lage
brandstofverbruik, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven.
Raadpleeg voor meldingen en
waarschuwingen van het systeem
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel" en "Lampjes en
berichten".
Opmerkingen
❒Wanneer u het voertuig stopt, zou u
een duidelijk klikgeluid onder het
voertuig uit kunnen horen komen, dat
afkomstig is van het UREUM-
inspuitsysteem. Dit is normaal.
❒De pomp van het UREUM-
inspuitsysteem blijft korte tijd nadat
de motor is afgezet werken om
het circuit te ontluchten. Dit is
normaal en u kunt het geluid nog van
onder het voertuig horen komen.
.
AUTORADIO
(voor bepaalde versies/markten)
Zie voor de werking van de autoradio
het supplement dat bij dit
Instructieboek is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
(voor bepaalde versies/markten)
Het systeem bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio;
❒voedingskabels speakers voor;
❒voedingskabel antenne;
❒2 tweeters A in de voorportieren (elk
max. 30 W) fig. 136;
❒2 mid-woofer luidsprekers B in de
voorportieren (165 mm diameter,
elk max. 40 W) fig. 137;
❒2 full-range luidsprekers aan de
achterzijden (elk max. 40 W) (voor
Panorama versies);
❒antennekabel radio;
❒antenne.De autoradio moet geïnstalleerd
worden op de plaats van het middelste
opbergvak, waar u de bedrading zult
aantreffen.
90)
136F1A0139
137F1A0140
107
In geval van verlies of beschadiging van
de brandstoftankdop, zorg ervoor dat
de vervangende dop geschikt is voor
het voertuig.
Draai de vergrendeldop van de
brandstoftank vuller aan totdat u een
"klik" hoort. Dit geluid geeft aan dat de
vergrendeldop van de brandstoftank
vuller goed is vastgedraaid.
Voor versies / marketen indien van
toepassing, draai de contactsleutel met
de klok mee totdat deze niet verder
kan. Het is niet noodzakelijk om extra
kracht op de contactsleutel uit te
oefenen voor het vastdraaien van de
brandstoftankdop. Alleen wanneer de
vergrendeldop goed is vastgedraaid, zal
het mogelijk zijn om de contactsleutel
uit de vergrendeldop te verwijderen.
Na elke tank bijvulling, zorg ervoor dat
de brandstoftankdop stevig is
vastgedraaid.
BELANGRIJK
❒Wanneer het brandstoftankpistool
"klikt" of de toevoer onderbreekt,
is de tank bijna vol aen je kunt twee
extra bovenkant vullingen uitvoeren
na de automatisch toevoer.
92) 93) 94)
Bijvullen additief voor Diesel
Emissie AdBlue (UREUM)
96)
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met het
brandstofvulpistool:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
❒open de deur naar brandstof A fig.
141 en dan losdraaien en de
vergrendeldop C verwijderen fig. 141
van de vulopening van UREUM;
❒plaats het brandstofvulpistool voor
het bijvullen van UREUM in de
vulopening;
❒onmiddellijk stoppen met het vullen
van de UREUM tank indien het één
van de volgende gevallen weergeeft:
- Indien AdBlue wordt gemorst buiten
de vulopening, het gebied goed
schoonmaken en ga verder met het
vullen;
- Indien tijdens het vullen het
brandstofvulpistool klikt, betekent dit
dat de UREUM tank vol is. Ga niet
verder met de vervanging, om morsen
van AdBlue te voorkomen (UREUM).❒Wanneer u klaar bent met bijvullen,
opnieuw de vergrendeldop C
plaatsen fig. 141 op de UREUM
vulopening,deze rechtsom te draaien
totdat deze niet verder kan;
❒draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig
om de motor te starten);
❒wacht op het signaal op het
instrumentenpaneel om uit te
schakelen alvorens het voertuig te
verplaatsen, het
waarschuwingslampje kan blijven
branden voor een paar seconden tot
een halve minuut. In het geval van
het starten van de motor en
voortbeweging van het voertuig, het
waarschuwingsteken zal voor een
langere periode van tijd blijven
branden, maar er zijn geen
problemen voor de motor
functionaliteit. Indien het bijvullen
wordt gedaan met een lege UREUM
tank, moet u twee minuten wachten
voordat het voertuig start.
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met een
bijvulfles:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
111
❒open de deur naar brandstof A fig.
141 en dan losdraaien en de
vergrendeldop C verwijderen fig. 141
van de vulopening van UREUM;
❒schroef de bijvulfles AdBlue (UREUM)
in de vulopening totdat het niet
verder kan (fig. 142, ref. 1);❒door te drukken op de bodem van de
vulfles druk op de vulbuis, tde
veiligheidsklep van de bijvulfles
ontgrendelt en start met het
bijvullen(fig. 142 ref. 2);
❒indien tijdens het bijvullen het niveau
van AdBlue in de bijvulfles niet daalt,
betekent dit dat de tank volledig is
bijgevuld, vervolgens trek de bijvulfles
naar u toe, om zodoende de
veiligheidsklep te sluiten en schroef
de bodem van de bijvulfles los (fig.
142, ref. 3);
❒na het verwijderen van de bijvulfles,
opnieuw de vergrendeldop C
plaatsen fig. 141 op de UREUM
vulopening,deze rechtsom te draaien
totdat deze niet verder kan;
❒draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig
om de motor te starten);❒wacht op het signaal op het
instrumentenpaneel om uit te
schakelen alvorens het voertuig te
verplaatsen, het
waarschuwingslampje kan blijven
branden voor een paar seconden tot
een halve minuut. In het geval van
het starten van de motor en
voortbeweging van het voertuig, het
waarschuwingsteken zal voor een
langere periode van tijd blijven
branden, maar er zijn geen
problemen voor de motor
functionaliteit;
❒Indien het bijvullen wordt gedaan met
een lege UREUM tank, moet u twee
minuten wachten voordat het
voertuig start;
OpmerkingDe rijomstandigheden
(hoogte, snelheid van het voertuig,
gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
UREUM die door het voertuig gebruikt.
Om het additief voor Diesel Emissie
(UREUM) correct te gebruiken, zie ook
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in
de "Technische gegevens".
142F1A5005
112
WEGWIJS IN UW AUTO
Aangezien dit filter roetdeeltjes opvangt,
moet het regelmatig geregenereerd
(gereinigd) worden door de roetdeeltjes
te verbranden.
De regeneratie wordt automatisch
geregeld door de elektronische
motorregeleenheid afhankelijk van de
toestand van het roetfilter en de
gebruiksomstandigheden van het
voertuig.
Tijdens de regeneratie van het roetfilter
kan het volgende optreden: een
beperkte toename van het
motortoerental, inschakeling van de
ventilator, een beperkte toename van
de rookvorming en hoge
uitlaatgastemperaturen.
Dit is normaal en heeft geen negatieve
invloed op de rijeigenschappen van
het voertuig en op het milieu. Als het
betreffende bericht wordt weergegeven,
raadpleeg dan de paragraaf "Lampjes
en berichten".
BELANGRIJK
97) Het dieselroetfilter (DPF)
ontwikkelt tijdens zijn normale
werking zeer hoge temperaturen.
Parkeer het voertuig niet op licht
ontvlambaar materiaal (gras,
droge bladeren, dennennaalden
enz.): brandgevaar.
116
WEGWIJS IN UW AUTO
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ...............118
DISPLAY ........................................122
TRIP COMPUTER ...........................131
LAMPJES EN BERICHTEN .............134
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 135
- STORING EBD ................................. 136
- STORING AIRBAG ........................... 136
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 137
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 138
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 138
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 139
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 139
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 140
- STORING
..................... 140
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 141
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 143
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM ................ 144
- STORING ABS ................................. 144
-BRANDSTOFRESERVE ..................... 145
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 146
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 146
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 147
- MISTACHTERLICHTEN .................... 147
- INDICATIE AANVULLENDE
STORING ........................................... 148-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 149
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 150
-DRIVING ADVISOR ........................... 151
- TPMS ............................................... 152
- DIMLICHT ........................................ 153
- FOLLOW ME HOME ........................ 153
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 153
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 154
-MISTLAMPEN VOOR ........................ 154
- CRUISE-CONTROL .......................... 154
-SNELHEIDSBEGRENZER ................. 155
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 155
- GROOTLICHT .................................. 155
-"UP" FUNCTIE .................................. 156
-STORING BUITENLICHTEN .............. 157
-STORING REMLICHTEN ................... 157
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 158
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 158
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 158
-GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
................................... 158
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ....................... 159
-STORING PARKEERSENSOR ........... 159
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 159
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 159
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 160
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM ................... 160
-STORING START&STOP ................... 160
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 161
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 161
117
STUURBEKRACHTIGING
ONDERHOUD
INSTRUMENTENPANEEL.
Versies met multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
143F1A0356
118
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL