Wat het betekent Wat te doen
STORING AUTOMATISME GROOTLICHT
KOPLAMPEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt wanneer er een storing
gedetecteerd wordt in het automatische
inschakelingssysteem van het grootlicht.
KANS OP GLAD WEGDEK
Wanneer de buitentemperatuur 3 °C of lager
bedraagt dan gaat de aanwijzing knipperen om
de bestuurder te waarschuwen voor de mogelijke
aanwezigheid van een glad wegdek.
Dan verschijnt op het display een speciaal bericht
(alleen voor versies met multifunctioneel display).
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het voertuig”).
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
(voor bepaalde versies/markten)
Op het display verschijnt het symbool en een
speciaal bericht naast de waarschuwingen voor
geprogrammeerd onderhoud en dit bericht
verdwijnt na afloop van de vervaltermijn van de
onderhoudsbeurt. Het symbool verdwijnt nadat
de onderhoudswerkzaamheden door het Fiat
Servicenetwerk zijn verricht of na 1000 km voor
de volgende onderhoudsbeurt.
158
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
GORDELSPANNERS
Voor een nog doeltreffender
bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Bij een frontale of
zijdelingse botsing, trekken de
gordelspanners de gordel enige
centimeters aan. Op die manier worden
de inzittenden veel beter op hun plaats
gehouden en wordt de voorwaartse
beweging ingeperkt.
De rolautomaat blokkeert als de
gordelspanner in werking is geweest;
het oprollen van de gordel is niet meer
mogelijk, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door
extreme natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.)
met water en modder in contact
is geweest, dan moet hij absoluut
worden vervangen.
107)
26)
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een krachtbegrenzer
die bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.ALGEMENE
AANWIJZINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet ook de
inzittenden deze voorschriften doen
naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd
om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
154).
108) 109) 110) 111) 112)
166
VEILIGHEID
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
❒zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook steeds als de
gordelspanners werden geactiveerd.
❒Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze
in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve reinigingsmiddelen,
bleekmiddel, verf of andere stoffen
die het weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
❒zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd
als ze droog blijven;
❒vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
107) De gordelspanner kan slechts
één maal gebruikt worden. Nadat
ze in werking zijn getreden
moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen
worden.
108) Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het
bekken (zoals aangegeven in fig.
155) en dus niet over de buik
liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.)
tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
154F1A0148
155F1A0149
156F1A0150
167
139) Als u brandstof in een
reservetank wilt meenemen, moet
dit met inachtneming van de
wettelijke voorschriften gebeuren
door alleen een
typegoedgekeurde tank te
gebruiken die stevig met de
sjorogen is verankerd. Bedenk
echter wel dat op deze manier het
risico op brand bij een ongeval
toeneemt.BRAND-
STOFBESPARING
Hier volgen enkele nuttige tips om
brandstof te besparen en om de
uitstoot van schadelijke emissies van
zowel CO2 als andere vervuilende
stoffen (stikstofoxiden, onverbrande
koolwaterstoffen, fijn stof enz.) zo veel
mogelijk te beperken.
ALGEMENE
OPMERKINGEN
Hier volgt een overzicht van de
voornaamste factoren die het
brandstofverbruik vergroten.
Onderhoud van de auto
Laat controles en afstellingen uitvoeren
in overeenstemming met het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“.
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van het
voertuig (vooral bij rijden in de stad) en
de wieluitlijning beïnvloeden in grote
mate het brandstofverbruik en de
stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of de skidrager
na gebruik. Deze verminderen de
aerodynamica van de auto, wat het
brandstofverbruik negatief beïnvloedt.
Gebruik voor het vervoer van grote
voorwerpen een aanhanger, indien
mogelijk.
Elektrische apparatuur
Gebruik elektrische apparaten alleen
wanneer nodig. De
achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers voor/achter en de
aanjager van het ventilatie-/
verwarmingssysteem nemen veel
stroom op, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot 25% in
stadsverkeer).
193
De trekstang
verwijderen
1. Verwijder de beschermdop van het
slot en duw deze op de greep van
de sleutel. Open het slot met de sleutel.
2. Houd de trekstang stevig vast,
verwijder het vliegwiel in de richting van
de pijl en draai het in de richting van
pijl b tot de aanslag, om het te
verwijderen tot de uitgetrokken stand.
Verwijder vervolgens de trekstang uit de
zittingbuis. Nu kan het vliegwiel
losgemaakt worden; het stopt vanzelf in
de losgemaakte stand.
3. Leg de trekstang op zodanige wijze
in de bagageruimte dat hij niet vuil of
beschadigd kan raken door andere
voorwerpen die vervoerd worden.
4. Plaats de geschikte plug in de
montagepijp.
BELANGRIJK
37) De verwijderbare trekstang met
kogelkop mag uitsluitend
gerepareerd en uit elkaar gehaald
worden door de fabrikant.38) Het bijgeleverde plaatje moet op
een goed zichtbaar punt op het
voertuig worden aangebracht,
dichtbij de montagepijp of in de
bagageruimte.
39) Verwijder regelmatig alle vuil van
de trekstang met kogelkop en van
de montagepijp om een goede
werking van het systeem te
garanderen. De mechanische
onderdelen moeten op de
aangegeven intervallen een
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot
mag uitsluitend behandeld
worden met grafiet.
40) Smeer de koppelingen, glij-
oppervlakken en de kogels
regelmatig met vet zonder hars of
olie. Smering is tevens een extra
bescherming tegen corrosie.
41) Verwijder, wanneer het voertuig
wordt gereinigd met een
stoomreiniger, de trekstang met
kogelkop en zet de speciale plug
op zijn plaats. De plug van de
kogelkop mag nooit behandeld
worden met waterstralen onder
hoge druk.
42) Bij de verwijderbare trekstang
met kogelkop worden twee
sleutels geleverd. Noteer het
sleutelnummer op het slot voor
eventuele nabestelling en bewaar
het.
WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u
adviseren over de meest geschikte
band voor elk gebruik.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen
de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden daarom
uitsluitend tot de omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als winterbanden worden
gebruikt met een maximum toegestane
snelheid die lager is dan de topsnelheid
van het voertuig (plus een marge van
5%), dan moet in de passagiersruimte
een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane
snelheid wanneer met winterbanden
wordt gereden (conform de
EU-richtlijnen).
202
STARTEN EN RIJDEN
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van de auto, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD .................................242
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA ................243
PERIODIEKE CONTROLES .............246
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ...246
NIVEAUS CONTROLEREN..............247
LUCHTFILTER/ POLLENFILTER ......255
ACCU .............................................256
WIELEN EN BANDEN .....................258
RUBBER SLANGEN........................259
RUITENWISSER ..............................260
CARROSSERIE ...............................261
INTERIEUR......................................263
241
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is uiterst belangrijk
voor een lange levensduur van het
voertuig onder optimale
omstandigheden.
Om die reden heeft Fiat een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die, afhankelijk van
de motorversie, elke 48.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Het geprogrammeerde onderhoud is
echter niet volledig toereikend om
de auto in optimale toestand te
houden: zowel in de beginperiode vóór
de servicebeurt bij 48.000 kilometer
als daarna, tussen twee servicebeurten
in, is regelmatig wat extra aandacht
vereist, zoals bijvoorbeeld de
vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen en de
bandenspanning controleren.
BELANGRIJK De servicebeurten van
het Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.Het geprogrammeerde onderhoud
wordt door alle dealers van het Fiat
Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden
uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
klant.
BELANGRIJK Het is raadzaam het Fiat
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Als het voertuig dikwijls gebruikt wordt
voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
onderhoudsbeurten worden
aangehouden.
242
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen●●●●●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers
afstellen●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar
waar aanwezig)●●●●●
Controleren en indien nodig de vloeistofniveaus bijvullen (koelvloeistof, rem-
/ hydraulische koppelingsvloeistof, ruitensproeiervloeistof, batterij en indien
aanwezig, additief voor emissies- UREUM) (!)●●●●●
(!) Het verbruik van additieven voor de emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met LED en het bericht op het
instrumentenpaneel
243