Page 248 of 379

km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 246810
Visueel de conditie controleren van aandrijfriem(en) van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (110 (°)- 130 - 150 - 180
MultiJet versies)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner)(^)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (115 MultiJet versies) (°)) (^)●●●
De toestand van de getande distributieriem controleren (110 (°)-130-150
MultiJet versies)●●
De toestand van de getande distributieriem controleren (115 MultiJet
versies) (°))●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●
Werking Motormanagementsysteem controleren (via diagnose-aansluiting)●●●●●
De reiniging van onderste rails zijschuifdeuren controleren bij uitvoeringen
met zijschuifdeuren (of elke 6 maanden)●●●●●
Het brandstoffilterelement vervangen (dieseluitvoeringen)●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
De aandrijfriem(en) van de hulporganen vervangen (115 MultiJet versies) (°))●●
(°) Versie voor specifieke markten
(^) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van de hulporganen gecontroleerd worden
244
ONDERHOUD EN ZORG
Page 250 of 379

PERIODIEKE
CONTROLES
Vóór een lange reis controleren en
eventueel bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof;
❒remvloeistofniveau;
❒controle en herstel van het additief
niveau voor AdBlue Diesel emissies
(UREUM) (voor bepaalde versies
/markten indien aanwezig);
❒vloeistofniveau ruitensproeier;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, enz..);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen
voor/achter.
Voor een goede werking en onderhoud
van het voertuig, is het raadzaam de
bovenstaande werkzaamheden
regelmatig uit te voeren (het is
raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
en elke 3000 km bij te vullen).
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als vooral een intensief gebruik van het
voertuig wordt gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of
caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
❒de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden
bij lage snelheden of als het voertuig
lang niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
❒visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat,
brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (stofkappen - hoezen -
bussen enz.);❒laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
❒conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
❒Herstel het additief niveau voor
AdBlue Diesel emissies (UREUN)
(voor versies/markten, indien van
toepassing), bij het aangaan van de
lamp of de melding op het
instrumentenpaneel;
❒pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen.
246
ONDERHOUD EN ZORG
Page 252 of 379
110 - 130 - 150 MultiJet versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
240F1A0371
248
ONDERHOUD EN ZORG
Page 254 of 379
180 MultiJet Power versies
A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsolie
47)
185) 186)
242F1A0372
250
ONDERHOUD EN ZORG
Page 256 of 379

STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
193)
3)
51)
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau
staat. Deze controle mag alleen op
een horizontale ondergrond en bij
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht.
Ga als volgt te werk:
❒verwijder het kunststof deksel A fig.
243, door de bevestigingsbouten B
fig. 243 linksom te draaien, om
toegang te krijgen tot de vulopening
van het reservoir;
❒controleer of het niveau op het
MAX-teken op de peilstok staat. De
peilstok is vastgemaakt aan de
dop Ffig. 239 - fig. 240 - fig. 241 -
fig. 242van het reservoir (gebruik voor
de controle bij koude motor het
aangegeven peil op 20°C op
de zijkant van de peilstok).
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager
is dan voorgeschreven, vul dan
uitsluitend bij met een van de
producten uit de tabel “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als
volgt te werk:❒Start de motor en wacht tot het
vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
❒Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
rechts en helemaal naar links.
❒Vul olie bij, totdat het niveau bij het
MAX-teken komt en draai de dop
vast.
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
188) 189)
Om vloeistof toe te voegen:
❒verwijder dop D fig. 239 - fig. 240 -
fig. 241 - fig. 242, door het trekken
van de behouden grip naar buiten;
❒trek de opening van de pijp omhoog
om de telescopische trechter te
verwijderen fig. 244.
BELANGRIJK Controleer, voor het
openen van de dop, dat deze
juist gericht is (zoals aangegeven in fig.
244) om te voorkomen dat hij
beschadigd raakt en interfereert met de
ernaast gelegen mechanische
onderdelen. Draai hem anders tot hij in
de juiste stand staat.
Vul overeenkomstig de volgende
aanwijzingen:Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC 35, in de
volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35
en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20°C,
onverdunde TUTELA PROFESSIONAL
SC 35 vloeistof.
244F1A0396
252
ONDERHOUD EN ZORG
Page 257 of 379

Ga als volgt te werk om de dop te
sluiten:
❒duw de trechter naar binnen tot hij
vast zit;
❒sluit de dop.
190)
REMVLOEISTOF
191) 192)
50)
Draai de dop E fig. 239 - fig. 240 - fig.
241 - fig. 242 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het
maximum niveau staat.
Het niveau in het reservoir mag nooit
boven het MAX-teken komen.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”).
OPMERKING Reinig zorgvuldig de
reservoirdop en het omliggende
oppervlak van de vulopening.
Zorg er goed voor dat er geen
verontreinigingen in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
BELANGRIJK
47) Wees voorzichtig bij het bijvullen
en meng nooit verschillende
soorten vloeistoffen: alle
vloeistoffen zijn specifiek en het
mengen ervan kan het voertuig
ernstig beschadigen.
48) De gebruikte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Het verdient
aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.49) PARAFLU
UPantivries wordt
gebruikt voor het
motorkoelsysteem. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde
kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is
gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen
worden gemengd. Mocht dit toch
gebeuren, start de motor dan in
geen geval en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
50) Vermijd dat remvloeistof, die
uiterst corrosief is, in contact
komt met gelakte zones. Spoel bij
contact onmiddellijk af met water.
51) Houd bij draaiende motor het
stuurwiel niet langer dan 8
opeenvolgende seconden tegen
de eindaanslag gedraaid; dit
veroorzaakt geluid en kan het
systeem beschadigen.
BELANGRIJK
185) Rook nooit als er
werkzaamheden in de
motorruimte worden verricht. Er
kunnen brandbare gassen en
dampen aanwezig zijn en in brand
vliegen.
253
Page 258 of 379

186) Wees bijzonder voorzichtig bij
het werken in de motorruimte
wanneer de motor heet is: gevaar
voor brandwonden. Vergeet niet
dat bij een warme motor de
ventilator onverwacht kan
inschakelen: gevaar voor letsel.
Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
187) Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang, indien nodig, de
dop alleen door een origineel
exemplaar om de werking van het
systeem niet negatief te
beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir
niet los: gevaar voor
brandwonden.
188) Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van
fundamenteel belang voor een
goed zicht.
189) Sommige in de handel
verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
licht ontvlambaar. De motorruimte
bevat warme onderdelen die bij
contact met de vloeistof tot brand
kunnen leiden.190) Maak de dop niet van het
verlengstuk los zonder eerst het
systeem met de ring te hebben
uitgetrokken.
191) Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk
remvloeistof gemorst wordt,
moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen
met water en neutrale zeep.
Vervolgens met veel water
afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
192) Het symbool
op het reservoir
geeft aan dat een synthetische
remvloeistof moet worden
gebruikt, dus geen minerale
remvloeistof. Het gebruik van
minerale vloeistoffen kan de
speciale rubbers in het
remsysteem onherstelbaar
beschadigen.
193) Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de
hete motoronderdelen: de olie is
licht ontvlambaar.
BELANGRIJK
3) Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is
bijzonder laag; als na het bijvullen
binnen korte tijd het niveau weer
moet worden hersteld, dan moet
het systeem op eventuele
lekkages worden gecontroleerd
door het Fiat Servicenetwerk.
254
ONDERHOUD EN ZORG
Page 259 of 379

LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het
Fiat servicenetwerk.
LUCHTFILTER - STOFFIGE
WEGEN
(voor bepaalde versies/markten)
Het luchtfilter voor stoffige omgevingen
is voorzien van een
verstoppingsindicator A fig. 245. Lees
de verstoppingsindicator regelmatig
af (Zie "Geprogrammeerd
Onderhoudsschema" in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).Wanneer de vooringestelde
verstoppingsgraad is bereikt, gaat de
indicator B fig. 246 rood branden,
ook bij uitgeschakelde motor. Om de
indicator te resetten, reinig/vervang het
luchtfilter zoals bij normale versies en
reset de indicator door op de knop
C fig. 246 te drukken.
BELANGRIJK Reinig het filter met een
luchtstraal, gebruik geen water of
vloeibare reinigingsmiddelen.
Aangezien dit luchtfilter speciaal voor
stoffige omgevingen ontworpen is,
is het raadzaam het te laten vervangen
door het Fiat servicenetwerk.POLLENFILTER
Het pollenfilter moet door het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
245F1A0238
246F1A0239
255