ACCU
De auto is voorzien van een
onderhoudsarme accu: onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft er
niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De accu moet echter wel regelmatig
door het Fiat Servicenetwerk of door
gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu bevindt zich in de
passagiersruimte, vóór de pedalen.
Verwijder het beschermdeksel voor
toegang tot de accu.
194) 195)
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
52) 53)
196) 197)
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische
uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de negatieve accukabel
los middels de daarvoor bestemde
klem;
❒Trek de accuklemmen stevig aan.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren).
Als het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand
van de auto” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
256
ONDERHOUD EN ZORG
4)
BELANGRIJK
4) Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu.
Laat de accu vervangen door een
dealer van het Fiat
Servicenetwerk, waar deze op
milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke
twee weken de bandenspanning van
de banden en het ruimtebesparend
reservewiel. Deze controle moet bij
koude banden worden uitgevoerd.
Het is normaal dat de spanning tijdens
het rijden toeneemt. Zie voor de
correcte bandenspanning de paragraaf
“Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot
abnormale slijtage van de banden fig.
247:
Anormale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
Bte lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: overmatige slijtage
in het midden van het loopvlak;
Banden moeten vervangen worden
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
198) 199) 200) 201)
BELANGRIJKE
INFORMATIE
❒Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en optrekken met piepende
banden. Vermijd botsingen tegen
stoepranden, kuilen of andere
hindernissen. Lang rijden op een
slecht wegdek kan de banden
beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige
slijtage op het loopvlak. Neem zo
nodig contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
247F1A0240
258
ONDERHOUD EN ZORG
❒stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om
beschadiging van de band, de velg,
de wielophanging en de
stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd
personeel controleren als ze langer
dan 6 jaar onder de auto zijn
gemonteerd. Vergeet ook niet het
reservewiel zorgvuldig te laten
controleren;
❒monteer in geval van vervanging altijd
nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel worden
vervangen;
❒om een gelijkmatige slijtage van voor-
en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting
niet wordt omgekeerd.BELANGRIJK Controleer bij het
vervangen van een band of de
TPMS-sensor voor
bandenspanningcontrole ook van de
vorige velg is afgenomen, samen met
het ventiel.
BELANGRIJK
198) Onthoud dat de wegligging van
het voertuig in grote mate van een
juiste bandenspanning afhankelijk
is.
199) Als de spanning te laag is, raakt
de band oververhit, met mogelijke
ernstige beschadiging als gevolg.
200) Verwissel de banden niet
kruiselings, door ze van de
rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen.
201) Voer bij lichtmetalen velgen
nooit spuitwerkzaamheden uit die
een temperatuur vereisen boven
150°C. Dit kan de mechanische
eigenschappen van de wielen
in gevaar brengen.
RUBBER SLANGEN
Houd voor wat betreft de rubber
slangen van het rem- en
brandstoftoevoersysteem zorgvuldig
het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk
aan.
Ozon, hoge temperaturen en een
langdurig gebrek aan vloeistof in het
systeem zorgen ervoor dat de slangen
uitdrogen en scheuren, met mogelijke
lekkage als gevolg. Daarom zijn
zorgvuldige controles noodzakelijk.
259
RUITENWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig met
speciale producten schoon; wij raden
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen wanneer
het rubber vervormd of versleten is. Het
is in elk geval raadzaam de
wisserbladen ongeveer jaarlijks te
vervangen.
Met enkele eenvoudige
voorzorgsmaatregelen kan de
beschadiging van het wisserblad
worden gereduceerd:
❒bij temperaturen onder het vriespunt
moet men controleren of het
wisserblad niet aan de ruit
vastgevroren is. Gebruik zo nodig
een antivriesmiddel om de wissers vrij
te maken;
❒verwijder sneeuw van de ruit: dit
voorkomt schade aan de
wisserbladen en beschermt de
ruitenwissermotor tegen
oververhitting;
❒gebruik de ruitenwissers/
achterruitwisser nooit op een droge
ruit.
202)
Wisserbladen voorruit
vervangen
54)
Ga als volgt te werk:
❒hef de wisserarm op, druk op het
lipje A fig. 248 van de springveer
en verwijder het wisserblad van de
arm;
❒monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
❒breng de wisserarm voorzichtig tegen
de ruit.RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier fig. 249
Als de ruitensproeiers niet goed
werken, controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie “Niveaus controleren” in dit
hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
De sproeistralen kunnen gericht worden
door de sproeiers met een platte
schroevendraaier af te stellen.
De sproeistralen moeten op circa een
derde van de bovenrand van de ruit
worden gericht.
248F1A0241
249F1A0242
260
ONDERHOUD EN ZORG
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
De lak heeft behalve een esthetische
functie ook een beschermende functie
van het plaatwerk.
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen. Voor het bijwerken mogen
uitsluitend originele lakproducten
worden gebruikt (zie “Plaatje met
informatie over de carrosserielak” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van
het gebruik van de auto en van de
omgeving.
Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de
auto vaker te wassen in gebieden met
sterke luchtverontreiniging of bij het
rijden over wegen met strooizout.
Ga als volgt te werk om het voertuig
correct te wassen:
❒maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
en spoel de spons regelmatig uit;❒spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Ga als volgt te werk om het voertuig
correct te wassen in een wastunnel:
❒verwijder de antenne van het dak om
beschadiging ervan te voorkomen;
❒het voertuig moet gewassen worden
met water toegevoegd aan een
reinigingsoplossing;
❒spoel goed af met schoon water om
zeepresten op de carrosserie en de
minder zichtbare delen te
verwijderen.
55)
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Laat het voertuig na het
wassen een tijdje buiten staan zodat
waterresten kunnen verdampen.
Was het voertuig nooit als het in de zon
heeft gestaan of als de motorkap nog
warm is: de glans van de lak kan
afnemen.De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden. Parkeer het
voertuig zo min mogelijk onder bomen:
de hars die uit de bomen druppelt,
maakt de lak mat en vergroot de kans
op roestvorming.
BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel
en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve
zuren aanwezig zijn.
5)
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen voor ruiten.
Gebruik tevens schone doeken om
krassen en beschadigingen te
voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
262
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol,
benzine of afgeleide producten om het
glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
LEDEREN STUURWIEL/
POOKKNOP/HANDREM
(voor bepaalde versies/markten)
Reinig deze interieurdelen uitsluitend
met neutrale zeep en water. Gebruik
nooit alcohol of producten op basis van
alcohol.
Controleer alvorens een specifiek
product voor interieurreiniging te
gebruiken, of het geen alcohol en/of
stoffen op basis van alcohol bevat.
Wanneer bij het schoonmaken van de
voorruit met speciale producten, het
schoonmaakmiddel voor de ruiten per
ongeluk op het leder van het
stuurwiel/pookknop/handrem
terechtkomt, moeten dit onmiddellijk
worden verwijderd en moet het
betreffende gebied met water en
neutrale zeep worden gewassen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig
bij het gebruik van een
stuurwielblokkering (indien aanwezig)
om beschadiging van de leren
bekleding te voorkomen.
BELANGRIJK
203) Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum of
wasbenzine voor het reinigen van
het interieur van het voertuig.
De elektrostatische lading die
door het wrijven tijdens het
reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
204) Bewaar geen spuitbussen in het
voertuig: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet
blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C.
Wanneer het voertuig in de zon
staat, kan de binnentemperatuur
deze waarde ruim overschrijden.
264
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK
207) Gebruik alleen AdBlue overeenkomstig DIN 70 070 en ISO 22241-1. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het
systeem veroorzaken: tevens zou de uitstoot van uitlaatgassen niet meer voldoen aan de wet.
208) De distributiebedrijven zijn verantwoordelijk voor de naleving van hun product. Neem de voorzorgsmaatregelen van
opslag en onderhoud in acht, teneinde de oorspronkelijke eigenschappen te behouden. De fabrikant van het voertuig
geeft aan geen enkele garantie in geval van storingen en schade te erkennen veroorzaakt aan het voertuig door het
gebruik van ureum (AdBlue) die niet in overeenstemming met regelgeving is.
333
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
Het voertuig is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema te kunnen voldoen. Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de specificaties
van brandstofverbruik en emissies. De kwaliteit van het smeermiddel is van essentieel belang voor de werking en de levensduur
van de motor.
57)
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
Gebruik Kenmerken SpecificatieOriginele vloeistoffen
en smeermiddelenVerversingsinterval
Smeermiddelen voor
dieselmotorenSAE 0W-30ACEA C29,55535-S1SELENIA WR
FORWARD
Contractual Technical
Reference No.
F842.F13Volgens het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema
In noodgevallen kunnen voor het bijvullen, als de hierboven vermelde smeermiddelen niet beschikbaar zijn, producten gebruikt
worden die minimaal voldoen aan de ACEA-specificaties; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet
gegarandeerd.
BELANGRIJK
57) Het gebruik van producten met andere dan de hierboven aangegeven specificaties kan leiden tot beschadiging van
de motor die niet door de garantie wordt gedekt.
334
TECHNISCHE GEGEVENS