Page 192 of 379

MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
27) 28)
134)
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel gaan
branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
endoven. Hoe warmer de
motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV
zodra het waarschuwingslampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan de sleutel
naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij het voertuig zijn geleverd.
BELANGRIJK Ga onmiddellijk naar het
Fiat Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel vast blijft branden.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
nooit in de MAR stand bij afgezette
motor.
29)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
30) 31)
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
32) 33)
BELANGRIJK
27) Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van het voertuig te
eisen (bijv. snel accelereren, lange
afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
28) Laat de contactsleutel nooit in
de stand MAR staan als de motor
is afgezet, om te voorkomen dat
de accu leeg raakt door onnodig
stroomverbruik.
188
STARTEN EN RIJDEN
Page 193 of 379

29) Als het waarschuwingslampje
na het starten of tijdens
langdurig "aanzwengelen" 1
minuut knippert, duidt dit op een
defect van de voorgloeibougies.
Als de motor start kan het
voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel
mogelijk contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
30) Onthoud dat de
rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor niet
is gestart; om die reden is meer
kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en
het stuur.
31) Probeer de motor nooit te
starten door het voertuig te
duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Op die
manier kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die
hierdoor onherstelbaar
beschadigd wordt.
32) Even snel gas geven voordat de
motor wordt uitgezet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof en is,
vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.33) In sommige gevallen kan,
wanneer de motor wordt afgezet,
de elektrische ventilator nog
maximaal 120 seconden blijven
werken.
BELANGRIJK
134) Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten
draaien. De motor verbruikt
zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor af en trek de handrem
aan;
❒schakel een versnelling in (de eerste
versnelling als de auto omhoog is
geparkeerd, de achteruit als de auto
omlaag is geparkeerd) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de sleutel niet in het contactslot
om te voorkomen dat de accu leeg
raakt. Verwijder altijd de contactsleutel
als de auto wordt verlaten.
135)
HANDREM
De handrem bevindt zich links van de
bestuurdersstoel fig. 170. Trek de
hendel omhoog om de handrem in te
schakelen en ervoor te zorgen dat
het voertuig niet beweegt.
BELANGRIJK Ga na of het aantal
klikken van de handrem voldoende zijn
om stilstand van het voertuig te
garanderen, vooral op steile hellingen
en met volle belading.
189
Page 194 of 379

BELANGRIJK Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de handrem
te laten afstellen als dit niet het geval
is. Als de slag van de hendel langer
mocht worden, moet contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR, gaat
het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit
te schakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk
op de ontgrendelknop A;
❒houd de knop A ingedrukt en laat de
hendel zakken.
Het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat uit.Trap het rempedaal in terwijl de
handrem wordt uitgeschakeld om te
voorkomen dat het voertuig
onverwachts beweegt.
34)
BELANGRIJK Trek de handrem alleen
aan als het voertuig stilstaat. Wanneer
het voertuig in beweging is, mag de
handrem alleen worden aangetrokken
in geval van een storing in het
hydraulische systeem. Wanneer de
handrem op uitzonderlijke wijze tijdens
het rijden toch moet worden
aangetrokken, is het raadzaam hem
voorzichtig aan te trekken om het
blokkeren van de achterwielen en het
doorslippen van het voertuig te
voorkomen.
BELANGRIJK
135) Laat nooit kinderen zonder
toezicht in het voertuig achter.
Verwijder altijd de contactsleutel
als het voertuig wordt verlaten
en neem deze mee.
BELANGRIJK
34) Indien het voertuig is uitgerust
met zelfnivellerende luchtvering,
moet altijd gecontroleerd worden
of er voldoende ruimte boven
het dak en rond het voertuig
aanwezig is wanneer er
geparkeerd wordt. Het voertuig
zou namelijk automatisch omhoog
(of omlaag) kunnen komen,
afhankelijk van de veranderingen
in belading of temperatuur.
170F1A0162
190
STARTEN EN RIJDEN
Page 209 of 379
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om de
dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden.MOTOR STARTEN ..........................206
EEN WIEL VERVANGEN .................207
SNELLE BANDENREPARATIEKIT
FIX & GO AUTOMATIC ....................213
EEN LAMP VERVANGEN ................217
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................221
LAMP BINNENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................226
ZEKERINGEN VERVANGEN ............227
ACCU OPLADEN ............................238
HET VOERTUIG OPKRIKKEN .........239
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........239
205
Page 210 of 379

MOTOR STARTEN
Ga onmiddellijk naar het Fiat
Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel continu blijft
branden.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
Het is raadzaam om de accu door het
Fiat Servicenetwerk te laten
controleren/vervangen.
145)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten:
❒til het kapje A fig. 177 op om de
plusklem van de accu toegankelijk te
maken.
❒verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu’s met
een startkabel;
❒sluit een andere kabel aan op de
minklem (–) van de hulpaccu en
het massapunt zoals aangegeven in
fig. 178;
❒start de motor;
❒verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het dichtstbijzijnde
Fiat Servicepunt.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden. Op die
manier kan brandstof in de katalysator
terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
177F1A0351
178F1A0352
206
NOODGEVALLEN
Page 221 of 379

BELANGRIJK
44) Als de band door vreemde
voorwerpen lek is gelaakt, kan de
kit gebruikt worden voor
beschadigingen in het loopvlak of
de schouder van de band met
een diameter van maximaal 4 mm.
BELANGRIJK
2) Vervang het busje als de
houdbaarheidsdatum van het
afdichtmiddel is verstreken. Laat
het busje en het afdichtmiddel
niet in het milieu achter. Verwerk
het busje en het afdichtmiddel
overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
45)
168) 169)
❒Als een lamp niet functioneert,
controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de
lamp te vervangen. Om de
zekeringen te vinden wordt verwezen
naar de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk.
❒controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de
lichtbundel van de koplampen;BELANGRIJK De binnenkant van de
koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
veroorzaakt door een lage temperatuur
en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
de koplampen ingeschakeld worden.
De aanwezigheid van druppels in de
koplamp duidt daarentegen op infiltratie
van water. Wendt u zich tot het Fiat
servicenetwerk.
BELANGRIJK
45) Raak alleen het metalen
gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van het
lampglas met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur
van de lamp reduceren. Als het
lampglas per ongeluk toch wordt
aangeraakt, wrijf het dan schoon
met een doekje bevochtigd met
alcohol en laat het vervolgens
drogen.
217
Page 222 of 379
BELANGRIJK
168) Wijzigingen of reparaties aan
het elektrische systeem die niet
correct zijn uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden
met de technische
systeemgegevens, kunnen
storingen veroorzaken die tot
brand kunnen leiden.
169) In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk; als ze breken,
kunnen er glassplinters
wegschieten.
218
NOODGEVALLEN
Page 223 of 379
TYPEN LAMPEN
Het voertuig is uitgerust met verschillende typen gloeilampen:
Volglas lampen:(type A) klemmontage. Trek om te
verwijderen.
Lamp met bajonetsluiting:(type B) druk de lamp ietwat in en
draai hem linksom om hem te verwijderen.
Buislampen:(type C) trek de lamp uit de veercontacten om
hem te verwijderen.
Halogeenlampen:(type D) maak de lamp vrij en trek hem uit
zijn zitting om hem te verwijderen.
Halogeenlampen:(type E) maak de lamp vrij en trek hem uit
zijn zitting om hem te verwijderen.
219