156
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Adviezen
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek
"
kin
derzitjes".
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
u
kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Veiligheid
157
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Airbags
De airbags zijn ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te verbeteren bij ernstige
aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de krachten die vrijkomen bij een
frontale en zijdelingse aanrijding en waaraan
de detectiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen om de veiligheid van
de inzittenden van de auto (uitgezonderd de
middelste passagier achter) te verbeteren.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags mogelijk niet in werking.
De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor een afdoende bescherming
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp
actzone opzij
De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met rookvorming en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
6
Veiligheid
158
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen (A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
159
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Zij-airbags*
Activering
De zij-airbags worden bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant (B) aan
de desbetreffende zijde opgeblazen. De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde
naar de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
StoringDe zij-airbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan het bovenlichaam, tussen de heup
en de schouder.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, laat
het systeem dan zo snel mogelijk
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel en
laat ook geen volwassenen op deze zitplaats
plaatsnemen als het pictogram en het
controlelampje permanent blijven branden.
Laat het systeem controleren door
het CIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als
dit controlelampje knippert.
* Volgens land van bestemming.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
6
Veiligheid
160
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Storing
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel wordt
weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding,
raadpleeg dan het CI
tro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
bi
j een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
bi
j een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij-
airbags niet geactiveerd.
Window-airbags*
De window-airbags verbeteren de veiligheid
van de bestuurder en de passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
bij een ernstige zijdelingse aanrijding en
verkleinen de kans op letsel aan de zijkant van
het hoofd.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en het bovenste gedeelte van het
i n t e r i e u r.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-
airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige aanrijding van opzij binnen (een
gedeelte van) de impactzone aan de zijkant ( B).
De krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken, en
in een horizontaal vlak van de buitenzijde naar de
binnenzijde van de auto zijn gericht.
De hoofdairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
* Volgens land van bestemming.
Veiligheid
161
C5_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
ro
ok niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
be
vestig geen voor werpen of stickers op het stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met
actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
ra
adpleeg de rubriek "Accessoires".
be
vestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
Adviezen
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten...) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
6
Veiligheid
164
C5_nl_Chap07_securite-enfant_ed01-2015
"Met de rug in de rijrichting""Met het gezicht in de rijrichting"
kinderzitje op de passagiersstoel voor*
Controleer of de veiligheidsgordel goed
strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een
standaard of deze goed op de vloer
steunt. Verstel indien nodig de
passagiersstoel.
*
r
a
adpleeg de wetgeving in uw land voordat u
een kinderzitje op deze plaats bevestigt.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt
geplaatst, moet de stoel in de middelste stand
van de verstelling in lengterichting worden
geschoven, en in de hoogste stand en met de
rugleuning rechtop worden gezet.
De frontairbag aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken .Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt
geplaatst, moet de stoel in de middelste stand
van de verstelling in lengterichting worden
geschoven, en in de hoogste stand en met de
rugleuning rechtop worden gezet en mag de
frontairbag aan passagierszijde niet worden
uitgeschakeld. Passagiersstoel in de hoogste stand en in
de middelste stand van de verstelling in
lengterichting.
Veilig vervoeren van kinderen
165
C5_nl_Chap07_securite-enfant_ed01-2015
Airbag aan passagierszijde OFF
Dit voorschrift wordt tevens vermeld op
de waarschuwingssticker aan beide zijden van
de zonneklep aan passagierszijde. Conform
de wettelijke voorschriften vindt u op de
volgende tabellen deze waarschuwing in alle
benodigde talen.
Plaats nooit een kind in een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel als de airbag vóór
aan passagierszijde is ingeschakeld. Het
kind kan in dat geval bij een aanrijding
ernstig en zelfs dodelijk gewond raken.
ra
adpleeg de rubriek "Airbags" voor
meer informatie over het uitschakelen
van de airbag vóór aan passagierszijde.
uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
Deze sticker is op de middenstijl, aan
passagierszijde, aangebracht.
7
Veilig vervoeren van kinderen