BELANGRIJK
20)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt.
ELEKTRISCH SCHUIFDAK
(indien aanwezig)
21)
Het elektrische schuifdak bestaat uit
twee glazen panelen (het voorste is
beweegbaar en het achterste is een vast
paneel) en is voorzien van twee
handmatig te bedienen zonneschermen.
De bediening van het schuifdak werkt
alleen met de startinrichting in de stand
AV V.
OPENEN
Druk op knop 1 fig. 37 bij het
symbool: op het dak volledig te
openen.
11)
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop 1 te drukken.
SLUITEN
Trek, bij volledig geopend stand, aan knop
1 naast het
symbool: het dak wordt
volledig gesloten.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop 1 te drukken.
SCHARNIEROPENING
Om het dak in scharnierstand te zetten,
de specifieke knop 2 fig. 37 indrukken en
weer loslaten.
Dit type scharnieropening kan
geactiveerd worden ongeacht de stand
van het schuifdak. Als het dak in gesloten
stand staat, wordt het door het indrukken
van de knop automatisch geopend in
scharnierstand. Als het reeds geopend is,
moet de knop ingedrukt gehouden
worden tot het dak de scharnierstand
bereikt heeft.
Als knop 2 tijdens de automatische
beweging van het dak nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de beweging gestopt.
BEWEGING ZONNESCHERMEN
De zonneschermen worden elektrisch bediend.
Druk op knop 3 fig. 37symbool: op
het dak volledig te openen.
Druk op knop 3
symbool: om het dak
volledig te openen.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop 3 te drukken.
3704186S0001EM
35
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten van
het dak een eventueel obstakel kan
herkennen: wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging en
wordt de beweging van het dak
onmiddellijk omgedraaid.
INITIALISATIEPROCEDURE
Automatische bediening van het
schuifdak moet opnieuw geinitialiseerd
worden in geval van foutieve bediening
van het schuifdak.
Ga als volgt te werk:
druk op knop 1 naast hetsymbool
om het dak in volledig gesloten stand te
zetten;
zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
draai de startinrichting naar AVV;
houd knop 1 minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
druk knop 1 binnen 5 seconden in: het
dak zal een volledige openings- en
sluitingscyclus uitvoeren (om aan te
geven dat de initialisatieprocedure
correct is uitgevoerd). Als dit niet
gebeurt, moet de procedure vanaf het
begin herhaald worden.
BELANGRIJK
21)Zorg ervoor dat u de sleutel meeneemt
als u het voertuig verlaat, om te voorkomen
dat onverwachtse bediening van het
schuifdak gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers. Oneigenlijk
gebruik van het schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het bedienen
altijd of iemand kan worden verwond door
het bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.
BELANGRIJK
11)Open het schuifdak niet als er een
imperiaal of dwarsstangen gemonteerd zijn.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs
op ligt: risico op beschadiging.
MOTORKAP
OPENEN
22) 23)
Ga als volgt te werk:
trek aan de ontgrendelingshendel in
het interieur, fig. 38;
ga naar de buitenkant van het voertuig
en plaats uzelf tegenover het rooster;
Til de motorkap lichtjes op van rechts
naar links als aangeduid op de pijl op de
ontgrendelingsinrichting, fig. 39;
3804196S0001EM
36
KENNISMAKING MET DE AUTO
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in ON wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart.
De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd.
Neem in elk geval de wettelijke voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
14)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een continu
brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot overmatige
uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het geheugen
opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge snelheid en zonder
te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met continu brandend lampje kan tot schade leiden. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn.
Laat het gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje.
Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
14)Als, wanneer de startinrichting op ON wordt gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden continu blijft
branden of gaat knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
53
Groene controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Functie "Follow me" ingeschakeld
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de startinrichting in de
stand STOP werd gezet.
MISTLAMPEN VOOR
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de rechter
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
AUTOMATISCH GROOTLICHt (op 3.5" TFT-display)
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
Blauwe controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHt (op 3.5" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
55
Symbool Wat het betekent
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het symbool gaat branden wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in het reservoir niet
onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de
dop open, vul koelvloeistof bij en controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op
de aanwezigheid van vloeistoflekken. Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk als het symbool gaat branden
wanneer de motor weer gestart wordt.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het rijden hoge prestaties worden
gevraagd):minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng het voertuig tot stilstand. Stop gedurende 2 of 3 minuten met
lopende motor en geef een beetje gas om de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit.
Controleer of het koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
PORTIER OPEN
Het symbool gaat branden als een of meer portieren niet volledig gesloten zijn. Bij geopende portieren en als de auto rijdt klinkt
er een geluidssignaal.
Sluit de portieren goed.
MOTORKAP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat aan wanneer de motorkap niet goed gesloten is, samen met het pictogram, een afbeelding van het voertuig met
een open motorkap verschijnt op het display.
Bij geopende motorkap en rijdend voertuig klinkt er een geluidssignaal.
Sluit de motorkap goed.
ACHTERKLEP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat aan wanneer de achterklep niet goed gesloten is, samen met het pictogram, een afbeelding van het voertuig
met een open achterklep verschijnt op het display.
Bij geopende klep en rijdend voertuig klinkt er een geluidssignaal.
Sluit de klep goed.
57
Symbool Wat het betekent
VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies)
Wanneer het waarschuwingslampje gaat branden naar de stand ON wordt gezet, en het dooft als de voorgloeibougies de vereiste
temperatuur hebben bereikt. De motor kan worden gestart zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij gemiddelde of hoge buitentemperatuur blijft het lampje zeer kort bijna onwaarneembaar branden.
STORING VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies)
Het waarschuwingslampje knippert om aan te geven dat er een storing in het voorgloeisysteem is.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat branden als de sensor van het motoroliepeil een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING SENSOR MOTOROLIEPEIL
Het symbool gaat branden als de sensor van het motoroliepeil een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING FORWARD COLLISION WARNING (FCW)
Het symbool gaat branden als er een storing van het Forward Collision Warninb-systeem is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
START & STOP EVO SYSTEEMSTORING
Dit symbool verschijnt om een storing van het Stop & Start Evo-systeem aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de storing op te lossen.
STORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van automatische ruitenwisser is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de automatische dimlichthoogteregeling is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING BLIND SPOT ASSIST-SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Blind Spot Monitoring-systeem.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Groene symbolen
Symbool Wat het betekent
DIMLICHT (op 7" TFT display)
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt ingeschakeld.
START & STOP HANDELING
Het waarschuwingslampje gaat branden in geval van Start & Stop Evo-systeeminterventie (de motor afzetten).
Wanneer de motor weer gestart is, gaat het waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren om de motor weer te starten
paragraaf "Start & Stop Evo" in het hoofdstuk "Starten en rijden").
CRUISE-CONTROL
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het Cruise-Control systeem wordt geactiveerd.
Blauwe symbolen
Symbool Wat het betekent
AUTOMATISCH GROOTLICHT (op 7" TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het automatisch grootlicht wordt ingeschakeld.
GROOTLICHT (op 7" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
FORWARD COLLISION WARNING
SYSTEEM (FCW)
54) 55) 56) 57) 58) 59)
19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27)
Dit is een rijhulpsysteem dat bestaat uit
een radar die zich achter de voorbumper
bevindt fig. 68 en een camera die zich op
het middelste deel van de voorruit
bevindt fig. 69.
In het geval van een dreigende botsinggrijpt het systeem in door de auto
automatisch af te remmen om een
botsing te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
Het systeem geeft akoestische en
visuele meldingen aan de bestuurder
door middel van weergave van speciale
berichten op het scherm van het
instrumentenpaneel.
Het systeem kan licht remmen om de
bestuurder te waarschuwen als een
mogelijke frontale aanrijding
gedetecteerd wordt (beperkte
remwerking). De meldingen en het lichte
remmen zijn bedoeld om de bestuurder
tijdig te laten reageren, om een mogelijke
aanrijding te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
In situaties met risico op een botsing, als
het systeem geen interventie van de
bestuurder detecteert, zorgt het voor
automatische remwerking om de auto af
te remmen en de gevolgen van een
potentieel ongeval af te zwakken
(automatische remwerking). Als
gedetecteerd wordt dat de druk die de
bestuurder op het gaspedaal uitoefent
onvoldoende is, kan het systeem
ingrijpen om de reactie van het
remsysteem te verbeteren, zodat de
snelheid van het voertuig verder wordt
verlaagd (extra assistentie tijdens de
remfase).Het systeem treedt automatisch in
werking in het geval van een imminente
aanrijding of botsing tegen een
overstekende voetganger (snelheid
onder de 50 km/h).
BELANGRIJK Nadat de auto is gestopt
kunnen de remklauwen uit veiligheid circa
2 seconden geblokkeerd blijven. Zorg
ervoor dat u het rempedaal intrapt als de
auto iets vooruit mocht rijden.
Inschakelen/uitschakelen
Het Forward Collision Warning-systeem
kan uitgeschakeld worden (en weer
worden ingeschakeld) via het
Connect-systeem. Om deze functie te
gebruiken moeten in het hoofdmenu
achtereenvolgens de items “Instellingen”,
“Veiligheid”, “Forward Collision Warning”
en "Status" worden geselecteerd.
Het systeem kan alleen worden
uitgeschakeld met de startinrichting in
stand AAN.
BELANGRIJK De status van het systeem
kan alleen worden gewijzigd bij stilstaand
voertuig.
Inschakelen/uitschakelen
Het Forward Collision Warning-systeem
wordt geactiveerd wanneer de motor
wordt gestart onafhankelijk van wat op
het Connect-systeem wordt getoond.
Na uitschakeling zal het systeem de
6806016S0003EM
6906016S0004EM
74
VEILIGHEID