Led uit: systeem ingeschakeld;
Led aan: systeem uitgeschakeld.
BELANGRIJK
110)Als de accu vervangen moet worden,
neem dan altijd contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde type
(HEAVY DUTY) en met dezelfde
specificaties.
BELANGRIJK
37)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
De functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem.
Het systeem inschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “aan”.
De activering van het apparaat wordt
aangegeven door een groen symbool die
samen verschijnt met de laatst
ingestelde snelheid.
PROGRAMMERING SNELHEIDSGRENS
Om deze functie te gebruiken moeten in
het hoofdmenu achtereenvolgens de
items “Instellingen”, “Veiligheid” en
"Speed Limiter - Instellen" worden
geselecteerd.
Door de Rotary Pad te blijven laten
draaien, neemt de snelheid met 5 km/u.
Toe, van een minimum van 30 km/u tot
een maximum van 180 km/u.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem uitschakelen
Om toegang te krijgen tot de functie
moeten in het hoofdmenu de volgende
items in volgorde worden geselecteerd:
"Instellingen", "Veiligheid",
“Snelheidsbegrenzer” and “uit”.
Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dit geval
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
10707126S0001EM
116
STARTEN EN RIJDEN
wordt losgelaten, daarna wordt de
nieuwe snelheid opgeslagen.
Gas geven bij inhalen
Trap het gaspedaal in: wanneer dit wordt
losgelaten zal het voertuig geleidelijk
terugkeren naar de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Het systeem bewaart de
opgeslagen snelheid ook bij het bergop
en bergaf rijden. Een geringe variatie in
de snelheid op lichte hellingen is volledig
normaal.
DE SNELHEID WEER OPROEPEN
Bij versies met automatische
versnellingsbak in de automatische
modus D (Drive - automatisch), om de
eerder ingestelde snelheid op te roepen,
de knop RES fig. 108 indrukken en
loslaten.
Bij versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick (sequentiële
modus), om de eerder ingestelde snelheid
op te roepen, accelereren tot deze
snelheid wordt benaderd en de knop RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in te
trappen wordt de elektronische
Cruise-Control opgeslagen zonder dat de
snelheid gewist wordt.
De Cruise-Control kan ook wordenuitgeschakeld door de elektrische
parkeerrem in te schakelen of door het
remsysteem te gebruiken (door bijv.
gebruik van het ESC-systeem).
In de volgende gevallen wordt de
opgeslagen snelheid gewist:
het drukken op de aan/uit-knop of het
uitschakelen van de motor;
als zich een storing in de elektronische
Cruise-Control voordoet.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
De Cruise-Control wordt uitgeschakeld
door het indrukken van activering/
deactiveringsknop of door de
startinrichting op STOP te zetten.
BELANGRIJK
111)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
112)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
113)De Cruise-Control kan gevaarlijk zijn
als het systeem geen constante snelheid kan
handhaven. In bepaalde omstandigheden
kan de snelheid overmatig zijn, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over het
voertuig en ongevallen. Gebruik het systeem
niet in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
PARKEERSENSORENSYSTEEM
(indien aanwezig)
114)
38) 39) 40)
VERSIES MET 4 SENSOREN
De parkeersensoren in de achterste
bumper fig. 109 detecteren de
aanwezigheid van obstakels en
waarschuwen de bestuurder erover via
een geluidssignaal en, waar voorzien,
visuele indicaties op het
instrumentenpaneeldisplay.
Inschakelen/uitschakelen
Om het systeem buiten werking te stellen
op knop fig. 110 drukken.
De led in de knop licht op of niet wanneer
het systeem van aan naar uit schakelt (en
omgekeerd).
10907176S0001EM
118
STARTEN EN RIJDEN
ALARMKNIPPERLICHTEN
CONTROLE
48)
Druk op de knop fig. 118 om de
gevarenwaarschuwingslichten in of uit te
schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten werken,
knipperen de controlelampjes
en.
Wanneer u van het voertuig weg moet om
hulp te zoeken, blijven de
gevarenwaarschuwingslichten knipperen,
ook al staat de startinrichting in de
STOP-stand.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld door
de wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
De Alarmknipperlichten zijn ingeschakeld
en waarschuwingslampjes
en
verschijnen op het
instrumentenpaneel in het geval van
remmen voor een noodgeval en volgens
de modus geselecteerd door de “Alfa
DNA™” kiesschakelaar.
Wanneer de “Alfa DNA™” kiesschakelaar
in stand "n" of "a" staat, is de inschakeling
van de activeringsdrempel van de
alarmknipperlichten hoger, aan de andere
kant is de gevoeligheid van de activering
in stand "d" lager dan die in de "n" en "a"
modi.
De lichten gaan automatisch uit wanneer
het noodremmen ophoudt.
BELANGRIJK
48)Een langdurig gebruik van de
gevarenwaarschuwingslampjes kan ervoor
zorgen dat de accu leeg raakt.
EEN LAMP VERVANGEN
119) 120) 121)
49)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
BELANGRIJK In sommige specifieke
klimaatcondities zoals lage temperatuur,
vochtigheid of na het wassen van de auto,
kan er zich een dunne condenslaag
vormen op de interne oppervlakken van
de achterlichten en de koplampen. Dit
fenomeen verdwijnt na het inschakelen
van de lampen
11808016S0001EM
126
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
122)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een hogere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR
123)Alvorens een zekering te vervangen,
moet gecontroleerd worden of de
startinrichting op STOP staat en of alle
stroomverbruikers uit staan en/of zijn
losgekoppeld.
124)Als een hoofdzekering van een
veiligheidssysteem (airbags, remmen),
transmissiesysteem (motor,
versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
125)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
126)Als een hoofdzekering (MAXI-FUSE,
MEGA-FUSE, MIDI-FUSE) doorbrandt, neem
dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
50)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
51)Als de motorruimte moet worden
gewassen, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motortjes van de
ruitenwissers terechtkomt.
BANDENREPARATIEKIT
BESCHRIJVING
127) 128) 129) 130) 131) 132) 133) 134) 135)
52)
3)
De Bandenreparatiekit bevindt zich in de
bagageruimte, in een speciale houder.
Om toegang te krijgen tot de
Bandenreparatiekit, open de
bagageruimte en til het laadplatform op.
De Bandenreparatiekit bevat ook:
een tank 1 fig. 137 met
afdichtvloeistof, geleverd bij: vulleiding
2 en sticker 3 met daarop het opschrift
"max. 80 km/h", die na reparatie van de
band op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
compressor 4 compleet met
drukmeter en aansluitstukken;
een instructiefolder, die u moet
raadplegen voor een snel en correct
gebruik van de Bandenreparatiekit en die
moet worden overhandigd aan het
personeel dat de band die behandeld is
met afdichtmiddel moet repareren;
een paar beschermende
handschoenen;
enkele adapters voor het oppompen
van verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+50°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
127) 128) 130) 131) 132) 133) 134) 135)
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in.
Breng de tank 1 fig. 138 in met de
afdichtingsvloeistof in de juiste
compressorhouder, en druk hard omlaag.
Draai de ventieldop los, neem de
vulleiding 2 uit en draai de ringmoer op
het ventiel van de band vast;
13708066S0002EM
137
zorg ervoor dat schakelaar 5
fig. 139 van de compressor in stand O
(UIT) staat;
breng de plug in de stekker op de
tunnelconsole, start motor;
start de compressor door de
schakelaar 5 in stand fig. 139 naar stand I
(AAN) te plaatsen;
pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
"Velgen en Banden" (zie hoofdstuk"Technische gegevens"). Controleer de
bandenspanning op de drukmeter 6
fig. 139 doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
als deze na 15 minuten nog steeds
geen minstens 1,8 bar bedraagt, koppel
dan de compressor van het ventiel en het
stopcontact af en verplaats vervolgens
het voertuig ongeveer vijf bandenrondes
naar voren of naar achteren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
als na deze handeling nog steeds geen
1,8 bar (26 psi) wordt verkregen binnen
15 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
stop na ongeveer 8 km, schakel de
elektrische parkeerrem in en controleer
de bandenspanning opnieuw;
als de druk lager is dan 1,8 bar, ga dan
niet terug in de versnelling maar bezoek
een Alfa Romeo dealer;
als een spanning van minstens 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correcte
bandenspanning (bij draaiende motor en
ingeschakelde elektrische parkeerrem),
ga onmiddellijk weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
VERVANGING FLES
AFDICHTINGSMIDDEL
BELANGRIJK Gebruik alleen originele
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij een Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Ga als volgt te werk:
Verwijder de tank 1 fig. 140 en druk op
de loshaakknop 9;
breng de nieuwe tank in en druk deze
hard omlaag.
BELANGRIJK
127)Beschadigingen op de zijkanten van de
band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de Bandenreparatiekit niet als de
band beschadigd is geraakt door het rijden
met een lege band.
13808066S0004EM
13908066S0005EM
14008066S0009EM
138
NOODGEVALLEN
STARTEN MET HULPACCU
136) 137) 138)
Ga als volgt te werk:
schakel alle elektrische apparaten in
het voertuig uit;
schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
bij gebruik van de accu van een ander
voertuig, het voertuig parkeren binnen
het bereik van de kabels die gebruikt
worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting uitgeschakeld is.
BELANGRIJK Indien de hulpaccu
geïnstalleerd is op een ander voertuig,
controleren of er geen onbedoeld
contact is van metalen onderdelen
tussen de twee voertuigen, aangezien dit
kan leiden tot kortsluiting naar massa,
met het risico van ernstig letsel aan
mensen die in de buurt staan.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren van
onderstaande procedure kan leiden tot
ernstige letsel bij mensen of schade aan
het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
54)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
sluit een terminal aan het einde van de
positieve kabel aan vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel naar de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit een negatieve kabeleindterminal
aan op de negatieve (-) pool van de
hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenovergestelde uiteinde van de
negatieve (-) kabel naar het aardepunt (-)
op het voertuig met de lege accu;
start de motor van de auto met een
hulpaccu, laat deze enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met lege accu. In het geval
dat een draagbare accu wordt gebruikt,
wacht enkele secondenna het voltooien
van de aansluiting, voordat u het voertuig
start.
Kabels loskoppelen
Zodra de motor is gestart, verwijder de
aansluitingskabels in omgekeerde
volgorde, zoals hieronder getoond:
sluit de negatieve kabel eindterminal
(-) af van het aardepunt (-) van de auto
met lege accu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
negatieve (-) pool van de hulpaccu;
sluit de terminal aan op het
tegenoverliggende uiteinde van de
positieve (+) kabel van de positieve (+)
pool van de hulpaccu;
sluit de terminal af aan het einde van
de positieve kabel vanaf de afstands-
positieve pool (+) van de auto met lege
accu.
BELANGRIJK
136)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor verwondingen.
Sjaals, dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
137)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
138)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst brandbaar
en explosief is. Houd ze daarom uit de buurt
van vlammen of apparaten die vonken
kunnen afgeven.
141
BELANGRIJK
53)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
54)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De afgegeven
vonk kan explosie van de accu tot gevolg
hebben en ernstige schade veroorzaken.
Gebruik alleen het specifieke massapunt;
gebruik geen andere blootgestelde metalen
onderdelen.
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
139)
Afhankelijk van het type en het geweld
van de botsing, bepaalt de regeleenheid
van de ORC-beschermingssystemen voor
inzittenden of de airbags en de voorste
veiligheidsgordelaanspanners moeten
worden geactiveerd en of de stroom
onmiddellijk moet worden gestopt in de
batterijen om pompen te voeden en naar
apparatuur dat de motor bedient. De
kracht van de accu wordt onderbroken
door de pyrotechnische zekering "over te
slaan" geplaatst op de zekeringenkast
naast de positieve pool van de accu.
Wanneer de zekering wordt
"overgeslagen", blijven alleen sommige
diensten, noodzakelijk voor de veiligheid
van het voertuig (bijv.
portiervergrendeling,
antidiefstalapparaat, etc.), gevoed.
BELANGRIJK Controleer na de aanrijding
het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
BELANGRIJK Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
139)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
142
NOODGEVALLEN
pak de sleepoog van zijn plaats in de
bagageruimte en zorgvuldig reinigen van
de schroefdraad behuizing op het
voertuig alvorens het te gebruiken;
draai sleepoog van het voertuig op zijn
plaats gedurende ongeveer
11 windingen.
BELANGRIJK De grootste werkhoek van
de kabel om te bevestigen aan het
sleepoog mag de 15° niet overschrijden,
zoals getoond in fig. 147.
BELANGRIJK
140)Beweeg de startinrichting naar ON en
dan naar STOP, zonder het portier te openen.
141)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele kabels
en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.
14608136S0003EM14708136S0002EM
144
NOODGEVALLEN