
ALARMSYSTEEM
(indien aanwezig)
Activering van het alarm leidt tot een
geluidssignaal en het knipperen van de
richtingaanwijzers.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm is marktgebonden en kan
dus per land verschillen.
INSCHAKELEN VAN HET ALARM
Richt bij gesloten portieren, motorkap en
achterklep en met de startinrichting in de
stand STOP, de elektronische sleutel op
het voertuig en druk op de toets en laat
de toets los
.
Behalve bij sommige versies voor
specifieke markten, produceert het
systeem een visueel en geluidssignaal en
wordt de portiervergrendeling
geactiveerd.
Met het alarm ingeschakeld, knipperen
de waarschuwingslampjes op de panelen
van de handgrepen van de voorportieren
fig. 4.
UITSCHAKELEN VAN HET ALARM
Druk op deknop.
BELANGRIJK Wanneer de portieren met
de metalen baard van de sleutel centraal
worden ontgrendeld, wordt het alarm
niet uitgeschakeld.
BUITEN WERKING STELLEN VAN HET
ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te
stellen (bijv. als het voertuig lang niet
wordt gebruikt), de portieren afsluiten
door de metalen baard van de sleutel met
afstandsbediening in het slot om te
draaien.
PORTIEREN
PORTIEREN VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN BINNENUIT
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
Als alle portieren goed gesloten zijn
worden ze automatisch vergrendeld
zodra het voertuig de snelheid van ong.
20 km/h overschrijdt (functie "Auto
relock" ingeschakeld).
Druk op knop
op het paneel van het
bestuurdersportier fig. 5 of op het
passagiersportier om de portieren te
vergrendelen.
Druk bij vergrendelde portieren op knop
om ze te ontgrendelen.
404046S0001EM
504056S0001EM
14
KENNISMAKING MET DE AUTO

eerder beschreven vergrendelingswijze
de binnenhandgreep van een
achterportier wordt bediend, lukt het niet
om het portier te openen en wordt alleen
het ontgrendelingssysteem opnieuw
uitgelijnd. Het portier kan alleen worden
geopend met de buitenhandgreep. De
centrale
vergrendeling/ontgrendelingsknoppen
van de portieren worden niet
uitgeschakeld wanneer de
noodvergrendeling is ingeschakeld.
BELANGRIJK
6)Als het Power Lock systeem is
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk
om de portieren vanuit het interieur te
openen. Controleer daarom, voordat de auto
wordt verlaten, of er niemand meer in de
auto aanwezig is.
7)Laat kinderen NOOIT zonder toezicht
achter in de auto, laat staan dat u de auto
verlaat met ontgrendelde portieren op een
plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor
kinderen. Kinderen kunnen zich ernstig of
zelfs dodelijk verwonden. Zorg er ook voor
dat kinderen de elektrische parkeerrem, het
rempedaal of de pook van de
versnellingsbak niet per ongeluk kunnen
bedienen.
8)Gebruik dit systeem altijd wanneer er
kinderen worden vervoerd. Controleer na
inschakeling van het kinderslot bij beide
achterportieren of het slot daadwerkelijk is
ingeschakeld door aan de handgreep aan de
binnenzijde van de portieren te trekken.
BELANGRIJK
2)Verzeker u ervan de sleutel mee te nemen
nadat een portier of de achterklep is
vergrendeld, om te voorkomen dat de sleutel
zelf in het voertuig wordt vergeten. Als de
sleutel binnen is opgesloten, kan hij alleen
teruggekregen worden met de bijgeleverde
tweede sleutel.
3)De werking van het herkenningssysteem
is afhankelijk van verschillende factoren,
zoals bijvoorbeeld elke interferentie van
elektromagnetische golven van externe
bronnen (bijv. mobiele telefoons), de
laadtoestand van de batterij in de
elektronische sleutel en de aanwezigheid van
metalen voorwerpen in de buurt van de
sleutel of het voertuig. In die gevallen is het
nog steeds mogelijk de portieren te
ontgrendelen met behulp van de metalen
baard in de elektronische sleutel (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
STOELEN
VOORSTOELEN MET HANDMATIGE
VERSTELLING
9)
4)
Afstelling in de lengte
Til hendel 1 fig. 13 omhoog en duw de
stoel naar voren of naar achteren.
10)
BELANGRIJK Voer de verstelling uit
terwijl u op de betreffende stoel zit
(bestuurderszijde of passagierszijde).
Hoogteregeling
Verzet hendel 2 fig. 13 omhoog of
omlaag om de gewenste hoogte in te
stellen.
1304066S0001EM
18
KENNISMAKING MET DE AUTO

ACTIEVE
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Het voertuig kan voorzien zijn van de
volgende actieve
veiligheidsvoorzieningen:
ABS (antiblokkering van de wielen);
DTC (Regeling aandrijflijn);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
TC (Traction Control) (Tractieregeling);
PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
HSA (Hill Starting Assist)
(Ondersteuning bij wegrijden op een
helling);
AST (Alfa™ Steering Torque);
ATV (Alfa™ Active Torque Vectoring).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
ABS (Anti-lock Braking System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het remmen
wanneer de wielen dreigen te blokkeren
tijdens paniekremmen of onder slechteadhesiecondities, waarbij blokkering
vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van de
remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Inwerkingtreding van het systeem
De ABS uitgerust op dit voertuig is
voorzien van de "Brake-by-wire"-functie
(Remsysteem - IBS). Wanneer dit
systeem wordt de rempedaalbesturing
gegeven door het intrappen van het
rempedaal niet hydraulisch maar
elektronisch overgebracht, daarom is de
lichte pulsatie die gevoeld kon worden op
het pedaal bij het traditionele systeem,
niet langer voelbaar.
30) 31) 32) 33) 34) 35)
DTC-SYSTEEM (Regeling aandrijflijn)(indien aanwezig)
Sommige versies van dit voertuig zijn
uitgerust met een vierwielaandrijving
(AWD), geactiveerd op aanvraag, die u
een optimale rijmanier geven voor
ontelbare rijcondities enwegoppervlakken. Het systeem
reduceert slippen van de banden tot een
minimum, herverdeelt automatisch het
koppel naar de voorste en achterste
wielen, waar nodig.
Om brandstofbesparing tot een
maximum te verhogen, gaat het voertuig
met AWD automatisch over op
achtervierwielaandrijving (RWD)
wanneer de weg en de
milieuomstandigheden zodanig zijn dat
de banden daardoor niet gaan slippen.
Wanneer de weg en de
milieuomstandigheden betere tractie
vereisen, gaat het voertuig automatisch
in de AWD-modus.
36)
De rijmodus, RWD of AWD, wordt
getoond op het
instrumentenpaneeldisplay.
BELANGRIJK Als het storingssymbool
van het systeem inschakelt na het
starten van de motor of tijdens het rijden,
betekent dit dat het AWD-systeem niet
goed werkt. Het waarschuwingsbericht
activeert vaak, het wordt aanbevolen om
de onderhoudswerkzaamheden te
verrichten.
37)
68
VEILIGHEID

BESTURINGSEENHEID ONDER OPSTAPTREDE PASSAGIERSSTOEL
FUNCTIEZEKERINGAMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F3325
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F3425
Voeding voo Connectsysteem,
Klimaatregeling, Alarm, Elektrisch
inklappen buitenspiegel, EOBD-systeem, USB-aansluiting F36
15
Safe Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde - voor
sommige versies/markten), Portiersontgrendeling, Centrale
vergrendeling F38
20
13508036S0013EM
134
NOODGEVALLEN
20-4-2016 3:51 Pagina 134

Portieren en vergrendelingen
Om toegang te krijgen tot de functie
"Portieren en vergrendelingen", deze
selecteren door te draaien aan de
Roterende Knop en te drukken op de
Roterende knop om hem te activeren. De
volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd wanneer deze modus is
geselecteerd:
Portiervergrendeling tijdens rijden;
Alle portieren ontgrendelen bij
uitstappen;
Passive Entry;
Portierontgrendeling bij instappen;
Claxon w/Starten op Afstand (voor
bepaalde versies/markten)
Claxon bij sluiten;
Auto relock;
Instellingen herstellen.
Instrumentenpaneel
Om toegang te krijgen tot de functie
"Instrumentenpaneel", deze selecteren
door te draaien aan de Roterende Knop
en te drukken op de Roterende knop om
hem te activeren. De volgende
instellingen kunnen worden gewijzigd
wanneer deze modus is geselecteerd:
Waarschuwingszoemervolume;
Trip B;
Telefoon herhalen;
Audio herhalen;
Nav herhalen;
Instellingen herstellen.Infotainment
Om toegang te krijgen tot de functie
"Infotainment", deze selecteren door te
draaien aan de Roterende Knop en te
drukken op de Roterende knop om hem
te activeren. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd wanneer deze
modus is geselecteerd:
Scherm Uit;
Splitscreen (voor bepaalde
versies/markten);
Audio;
Bluetooth®;
Radio;
Media;
Telefoon;
Navigatie (voor bepaalde
versies/markten);
Apps.
Systeem
Om toegang te krijgen tot de functie
"Systeem", deze selecteren door te
draaien aan de Roterende Knop en te
drukken op de Roterende knop om hem
te activeren. De volgende instellingen
kunnen worden gewijzigd wanneer deze
modus is geselecteerd:
Automatische start;
Vertraging uitschakelen;
Software updaten;
Update van kaarten;
Persoonl. gegevens wissen;
Instellingen herstellen.
TOEPASSINGEN
TOEPASSINGEN-modus kan worden
geactiveerd vanuit het hoofdmenu
(MENU-knop) door aan de Roterende
knop te draaien en erop te drukken.
Op het display wordt de volgende
informatie weergegeven:
"Mijn auto": laat u een reeks informatie
zien gekoppeld aan de autostatus;
"Efficiënt rijden": deze laat u wat
rijstijlparameters zien;
"Gebruik en onderhoud": laat u de
gebruikshandleiding van de auto
raadplegen.
16611126S0004EM
192
MULTIMEDIA