Page 57 of 211

Op het display verschijnt ook de
volgende informatie:
❒meer dan één band leeg: het
samen met een
waarschuwingsbericht.
Als het systeem de spanningswaarde
van een of meer banden niet herkent,
toont het display streepjes "– –"Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
RESETPROCEDURE
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
❒elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
❒wanneer ook slechts een wiel
verwisseld wordt;
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de procedure RESET uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR gedraaid, het
Setupmenu openen (zie beschrijving
onder paragraaf “Menuopties” in dit
hoofdstuk).
Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op display het bericht "Reset
opgeslagen" wat aangeeft dat het
inleren is gestart.
WERKINGSCONDITIES
48), 49), 50), 51), 52), 53)
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
61AB0A0123
62AB0A0217
53
een of
display toont “KO” naast de banden
fig. 62
Page 58 of 211

In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van sneeuwkettingen, gebruik
van verschillende banden per as) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna vast branden; tegelijkertijd
wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
aangegeven na het afzetten en opnieuw
starten van de motor, als de correcte
werkingscondities niet hersteld worden.
BELANGRIJK
48) Als het systeem een
spanningsafname van een
bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van
alle vier de banden te controleren.
49) Het iTPMS ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning elke maand te
controleren en mag niet
beschouwd worden als een
systeem dat het onderhoud of de
veiligheid vervangt.
50) De bandenspanning moet bij
koude banden gecontroleerd
worden. Als de bandenspanning
om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
spanningswaarde. Controleer
de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.51) Het iTPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
52) Het systeem waarschuwt alleen
dat de bandenspanning laag is:
het is niet in staat om de banden
op te blazen.
53) Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofverbruik,
verlaagt de duur van het loopvlak
en kan het vermogen om de auto
op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
54
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 59 of 211

EOBD-SYSTEEM
Het EOBD (European On Board
Diagnosis) voert een voortdurende
diagnose uit op die componenten van
de auto die te maken hebben met
de uitlaatgasemissie. Bovendien
waarschuwt het systeem de bestuurder
door het inschakelen van een
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel samen met het
verschijnen van een speciaal bericht op
het display, wanneer deze
componenten niet langer in uitstekende
staat verkeren (zie hoofdstuk "Lampjes
en berichten").
Het doel van het EOBD-systeem is:
❒de efficiëntie van het systeem
controleren
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig
❒de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.
Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen.BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen zal het Abarth
Servicenetwerk zorgen voor een
complete controle van het systeem,
tests verrichten op een proefbank en zo
nodig, een proefrit maken die ook
lange afstandsritten kan omvatten.
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
(voor bepaalde versies/markten)
WERKING
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor.
Met de elektrische stuurbekrachtiging
kan de bestuurder de benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
regelen op basis van de
rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete
werking van de stuurbekrachtiging
reeds na 1-2 seconden beschikbaar.
Wanneer de SPORT functie wordt
ingeschakeld (zie paragraaf
“Bedieningselementen” in dit
hoofdstuk), wordt ook de elektrische
stuurbekrachtiging aangepast waardoor
een verhoogde stuurgevoeligheid
wordt ingesteld.
54) 55)
55
Page 60 of 211

BELANGRIJK De benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
kan toenemen bij langdurige
parkeermanoeuvres; dit is een normaal
verschijnsel om te voorkomen dat de
motor voor de stuurbekrachtiging
oververhit kan raken. In dergelijke
gevallen zijn dus geen reparaties
vereist. Wanneer de auto een volgende
keer weer wordt gebruikt, zal de
stuurbekrachtiging weer normaal
functioneren.
BELANGRIJK
54) After-market werkzaamheden
waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom
betrokken zijn (bv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten
strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar
brengen waardoor de auto niet
meer aan de typegoedkeuring
voldoet.55) Zet altijd de motor uit en
verwijder de sleutel uit het
contactslot om het stuurslot in te
schakelen alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te
voeren. Dit is met name belangrijk
wanneer de wielen van de auto
de grond niet raken. Als dit niet
mogelijk is (bijv. als de
contactsleutel in de stand MAR
moet staan of als de motor moet
draaien), moet de hoofdzekering
van de elektrische
stuurbekrachtiging worden
verwijderd.
RADIO
Lees voor de bediening van de radio
met CD/MP3 speler (voor bepaalde
versies/markten), het supplement dat
bij dit Instructieboek is gevoegd.
RADIO
Het volledige systeem bestaat uit:
❒twee 165 mm diameter 40 W
mid-woofer luidsprekers, op
de voorportieren
❒twee 38 mm diameter 30 W tweeter
luidsprekers, in de voorstijlen
❒twee 165 mm diameter 40 W full
range luidsprekers, in de zijpanelen
achter
❒een antenne op het dak van het
voertuig
❒radio met CD MP3-speler (voor de
kenmerken en werking wordt
verwezen naar het supplement
"Radio" dat bij het instructieboek is
gevoegd).
Indien het een Hi-Fi-systeem betreft
(waar aanwezig):
❒twee 165 mm diameter 60 W
mid-woofer luidsprekers
❒twee 40 W tweeter luidsprekers in de
voorstijlen
56
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 61 of 211

❒twee 40 W max. full range
luidsprekers, in de zijpanelen achter
❒een 60 W subwoofer onder de
rechter voorstoel
❒een 4x30 W versterker in het rechter
zijpaneel
❒een antenne op het dak
❒radio met CD MP3-speler (voor de
kenmerken en werking wordt
verwezen naar het supplement
"Radio" dat bij het instructieboek is
gevoegd).OPTIONELE
ACCESSORIES
Als na aanschaf van het voertuig
besloten wordt elektrische accessoires
te monteren die constante elektrische
voeding nodig hebben (radio,
satellietbewaking diefstalalarm enz.) of
accessoires die veel stroom verbruiken,
contact opnemen met het Abarth
Servicenetwerk. Het gespecialiseerde
personeel kan de meest geschikte
apparatuur uit het assortiment
Lineaccessori Abarth aanbevelen, het
totale stroomverbruik beoordelen en
controleren of de elektrische installatie
van de auto hierop berekend is en of
het noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
56)
INSTALLATIE VAN
ELEKTRISCHE/
ELEKTRONISCHE
APPARATEN
Elektrische/elektronische apparaten die
na aanschaf van de auto door de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten van het volgende merkteken
zijn voorzien:Fiat Group Automobiles S.p.A.
autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde
dat deze door een gespecialiseerd
bedrijf op vakkundige wijze en
overeenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van
systemen waarbij de kenmerken van
de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs door de bevoegde
instanties ingenomen worden. Dit kan
ook de ongeldigheid van de garantie
met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging
of die direct of indirect hierop terug te
voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst
elke aansprakelijkheid af voor schade
die het gevolg is van montage van
accessoires die niet door Fiat Group
Automobiles S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de
verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.
63DISPOSITIVI-ELETTRONICI
57
Page 62 of 211

RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons,
CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag
alleen in het voertuig worden gebruikt
met een aparte antenne die op het dak
is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze
apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) kan storingen in de
elektronische systemen van de auto
veroorzaken. Dit kan de veiligheid
in gevaar brengen en een potentieel
gevaar voor de gezondheid van de
passagiers opleveren.
Tevens kan de zend- en
ontvangstkwaliteit beperkt worden door
het afschermingseffect van de
carrosserie. Voor wat betreft het
gebruik van mobiele telefoons (GSM,
GPRS, UMTS) met het officiële
EU-keurmerk, wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzingen van de fabrikant
van de mobiele telefoon.
BELANGRIJK
56) Let op bij het monteren van
aanvullende spoilers of niet-
standaard lichtmetalen velgen:
daardoor kan de ventilatie van de
remmen namelijk beperkt worden,
wat invloed heeft op de efficiëntie
van de remmen bij bruusk,
herhaaldelijk remmen of op lange
afdalingen. Let erop dat de slag
van de pedalen nergens door
wordt belemmerd (matten, enz.).
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
Parkeersensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 64 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.
64AB0A0125
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 63 of 211

GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er zich een obstakel
achter de auto bevindt, klinkt er een
geluidssignaal met een frequentie
die varieert op basis van de afstand van
het obstakel ten opzichte van de
bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen de auto en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen de auto en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒is constant als de afstand tussen de
auto en het obstakel onveranderd
blijft. Als deze situatie de sensoren
aan de zijkant betreft, zal het signaal
na ongeveer 3 seconden stoppen
om, bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 65 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave
op het instrumentenpaneel. Het
systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in een of meer plaatsen in
overeenstemming met de afstand tot
het obstakel en de plaats hiervan ten
opzichte van het voertuig.
Als er een obstakel gedetecteerd is in
het gebied midden achter, dan worden
op het display alle bogen in dat gebied
aangegeven, tot de boog die
overeenkomt met de plaats van het
obstakel zelf. Het signaal is
vergelijkbaar voor obstakels in het
gebied rechts- of linksachter. De boog
die overeenkomt met de plaats van
het obstakel knippert.De kleur op het display is afhankelijk
van de afstand tot en de plaats van het
obstakel. Het voertuig bevindt zich
vlakbij het obstakel wanneer op het
display een enkele constante boog
wordt weergegeven en er een continu
geluidssignaal klinkt. Wanneer er
meerdere obstakels zijn, wordt het
dichtstbijzijnde naderende obstakel
aangegeven.
STORINGSMELDINGEN
Storingen van parkeersensoren, indien
aanwezig, worden aangegeven
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld door het aangaan van het
symbool
op het
instrumentenpaneel en er verschijnt een
bericht op het display (zie paragraaf
“Lampjes en berichten”).
11)
65AB0A0128
59
Page 64 of 211

WERKING MET
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
de auto wordt gestoken. De sensoren
worden automatisch ingeschakeld
zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
57)
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van de
auto niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeersysteem
beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te
wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de
sensoren.❒De sensoren kunnen een onbestaand
voorwerp (echogeluid) wegens
mechanische geluiden detecteren,
bijvoorbeeld tijdens het wassen van
de auto, in geval van regen (sterke
wind), hagel.
❒De door de sensoren verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd
worden door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem of
pneumatische hamers) in de buurt
van de auto.
❒De werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door de positie van
de sensoren, bijvoorbeeld wegens
een verandering in de geometrie
(door slijtage van de schokdempers,
wielophanging) of als de banden
verwisseld worden, de auto te zwaar
beladen is, of speciale afstellingen
worden uitgevoerd die de auto lager
zetten.❒De aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger beïnvloedt de
juiste werking van de
parkeersensoren. Als een vaste
trekhaak is gemonteerd, kunnen de
parkeersensoren niet worden
gebruikt. Als de klant een
afneembare trekhaak wenst te
monteren, moet die van het subframe
zijn losgekoppeld wanneer de
aanhanger niet wordt getrokken om
inschakeling van de sensoren te
voorkomen.
❒Breng geen stickers op de sensoren
aan.
60
WEGWIJS IN UW AUTO