Page 121 of 239

Klimaatregeling119KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............119
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................119
Airconditioning ......................... 120
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 121
Hulpverwarming ......................124
Luchtroosters ............................. 124
Verstelbare luchtroosters ........124
Vaste luchtroosters ..................125
Onderhoud ................................. 125
Luchtinlaat ............................... 125
Pollenfilter ................................ 125
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 126
Service .................................... 126Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● luchtverdeling
● temperatuur
● luchtdebiet
● ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 32.
Temperatuur
rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar de hoofdruimteK:naar de voetenruimte en voorruit
Combinatiestanden zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐ torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Ontwasemen en ontdooien ● V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐ heid, de luchtstroom wordt op de
voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
Page 122 of 239

120Klimaatregeling●Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
n:koeling4:luchtrecirculatieKoeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de toets brandt.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐ tentemperatuur iets boven een speci‐fiek niveau ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen. Ge‐
activeerde koeling kan een Autostop
verhinderen.
Stop-startsysteem 3 130.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De LED in de toets brandt.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.9
Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de voorruit aan de buitenkant aandampt,moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling n inschakelen.
● Luchtrecirculatiesysteem 4
aan.
Page 123 of 239

Klimaatregeling121●Luchtverdeelschakelaar M in‐
drukken.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
● V indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor
loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op l wordt
gedrukt of totdat de aanjager uitge‐ schakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor in
een Autostop is, zal de motor auto‐
matisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 130.Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● luchtverdeling
● temperatuur
● luchtdebiet
AUTO:automatische modus4:handmatig bediende lucht‐
recirculatieV:ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 32.
Page 124 of 239

122KlimaatregelingDe ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐ tische modus regelen het luchtdebieten de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt gedurende een paar se‐
conden op het Info-display.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● Druk op AUTO: de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden au‐ tomatisch geregeld.
● Alle luchtroosters openen.
● Druk op n om naar koeling om te
schakelen.
● Gewenste temperatuur instellen.
Temperatuur selecteren
De temperatuur kan naar wens wor‐
den ingesteld.
Wanneer u de minimumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor een maximale koeling.
Wanneer u de maximumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem voor een maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling au‐
tomatisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 130.
De temperatuur kan voor de bestuur‐
ders- en passagierszijde apart wor‐
den afgesteld.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
● V indrukken.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
Page 125 of 239

Klimaatregeling123●Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken; om naar
de automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op l wordt
gedrukt of totdat de aanjager uitge‐ schakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Als l wordt ingedrukt terwijl de aan‐
jager ingeschakeld is en de motor in
een Autostop is, zal de motor auto‐
matisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 130.Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem als volgt met de toetsen en draaiknoppen veranderen. Wan‐
neer u een instelling verandert, wordt de automatische modus gedeacti‐
veerd.
Luchtdebiet Z
De geselecteerde aanjagerstand
wordt door middel van x en een getal
op het display getoond. Als de aanja‐
ger wordt uitgeschakeld, wordt ook
de airconditioning gedeactiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l,
M ,
K
Druk op de desbetreffende knop voor de gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid doordat de LED in
de toets brandt.l:naar voorruit en voorportierrui‐
ten (airconditioning is op de ach‐
tergrond ingeschakeld om te
helpen voorkomen dat ruiten be‐ slaan)M:naar de hoofdruimteK:naar de voetenruimte en voorruit
Combinatie van standen is mogelijk.
Om terug te keren naar de automati‐
sche luchtverdeling: De desbetref‐
fende instelling deactiveren of AUTO
indrukken.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de toets brandt.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een be‐
paalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Page 126 of 239

124KlimaatregelingAls geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen. In‐
geschakelde koeling verhindert mo‐
gelijk een Autostop.
Stop-startsysteem 3 130.
Eco verschijnt op het display wanneer
de koeling wordt uitgeschakeld.
Luchtrecirculatiemodus 4
Druk eenmaal op 4 om de hand‐
matige luchtrecirculatiemodus te ac‐
tiveren.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Airconditioning bij afgezette
motor
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, kan de resterende warmte of
koude in het systeem worden ge‐
bruikt voor klimaatregeling in de pas‐
sagiersruimte.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller op‐
warmt.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is
moet er minimaal een luchtrooster
openstaan.
Open het luchtrooster door het stel‐
wiel rechtsom te draaien. Stel de hoe‐ veelheid lucht bij de roosteruitlaat met
het stelwiel af.
Page 127 of 239
Klimaatregeling125
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Sluit het luchtrooster door het stelwiel linksom te draaien.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog ven‐ tilatieopeningen onder de voorruit en
de zijruiten, alsook in de voeten‐
ruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden.
Bladeren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter
Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Page 128 of 239
126KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐ nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service Om de koeling optimaal te laten wer‐
ken, is het raadzaam het klimaatre‐
gelsysteem jaarlijks, te beginnen
drie jaar na aflevering van de nieuwe
auto, op het volgende te laten contro‐ leren:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest