Page 105 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen103Displayinstellingen● Menu startpagina :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.
● Optie achterruitrijcamerasys‐
teem :
Druk hierop om de opties van de
achteruitrijcamera aan te passen 3 150.
● Display Uit :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.
● Kaartinstellingen :
Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-
systeem.Voertuig instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Ver‐
andert de aanjagersnelheidsre‐
geling. De gewijzigde instelling
wordt actief nadat het contact uit
en opnieuw aan wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Acti‐
veert of deactiveert de koelingwanneer het contact wordt inge‐
schakeld of hanteert de laatst ge‐ kozen instelling.
Automatische ontwaseming : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming :
Voor automatisch inschakelen
van de achterruitverwarming.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Ac‐
tiveert of deactiveert automati‐
sche inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert
of deactiveert de uitstapverlich‐
ting en wijzigt de duur ervan.
● Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐ dat het contact werd uitgezet. Ac‐
tiveert of deactiveert de automa‐
tische portiervergrendelingsfunc‐
tie nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelfunctie.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ver‐
grendelen.
Page 106 of 239

104Instrumenten en bedieningsorganenFeedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert
het alarmknipperlichtsignaal bij
het ontgrendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische hervergrendeling
na het ontgrendelen zonder de
auto te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellin‐
gen.OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten ver‐
krijgbaar. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐ gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement,
een werkend elektrisch systeem van
de auto, mobiele service en een
GPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.
Afhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services be‐
schikbaar:
● Noodhulpdiensten en ondersteu‐
ning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot● Smartphone app
● Bediening op afstand, d.w.z. lo‐ catie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing
van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Voertuigdiagnose
● Bestemming downloaden
Let op
Na tien dagen zonder een contact‐ cyclus wordt de OnStar-module van
de auto uitgeschakeld. Functies
waarvoor een dataverbinding vereist
is, zijn na het inschakelen van het
contact weer beschikbaar.
Page 107 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen105OnStar knoppen
Let op
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
de OnStar knoppen ook in de ach‐
teruitkijkspiegel geïntegreerd zijn.
Privacyknop
Houd j ingedrukt tot u een bericht
hoort om het doorgeven van de voer‐ tuiglocatie te activeren of deactive‐
ren.
Druk op j om een oproep met een
adviseur te beantwoorden of beëindi‐ gen.
Druk op j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
Serviceknop
Druk op Z om contact met een advi‐
seur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide adviseur.
Status-LED
Groen: Het systeem is gereed.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Systeem staat in standby-modus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Doorgeven van
voertuiglocatie is gedeactiveerd.
OnStar-services
Algemene services
Druk als u informatie nodig hebt over
bijv. openingstijden, markante punten
en bestemmingen of als u hulp nodig
hebt bij bijv. pech onderweg, eenlekke band of een lege brandstoftank op Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi hot‐
spots is niet voor alle markten ver‐
krijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Page 108 of 239

106Instrumenten en bedieningsorganenEen mobiel toestel met de Wi-Fi Hot‐
spot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern be‐
dienen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende le‐ vensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het ban‐
denspanningscontrolesysteem)
controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐
bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van Apple's App
Store of Google Play Store.
Afstandsbediening
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
adviseur te bellen. Deze kan danvanaf zijn locatie specifieke autofunc‐
ties aansturen. U vindt het betref‐
fende OnStar-telefoonnummer op de landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Geef als de auto gestolen is de dief‐
stal door aan de autoriteiten en vraag hulp van de OnStar-service Hulp bij
gestolen voertuig. Neem telefonisch
contact op met een adviseur. U vindt
het betreffende OnStar-telefoonnum‐
mer op de landspecifieke website.
OnStar kan u helpen bij het zoeken
naar en bergen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐ tiveerd, wordt er een bericht naar On‐
Star gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Page 109 of 239

Instrumenten en bedieningsorganen107Startblokkering
OnStar kan met externe signalen het
starten van de auto blokkeren wan‐
neer het contact is afgezet.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als de auto boordinformatie laat zien, op
Z te drukken om contact op te nemen
met een adviseur. U kunt hem vragen een realtime diagnose uit te voeren
om de oorzaak van het probleem na
te gaan. Afhankelijk van de resultaten
biedt de adviseur meer ondersteu‐
ning.
Diagnoserapport
De auto stuurt automatisch diagnose‐ gegevens naar OnStar. U en uw ga‐rage ontvangen maandelijks per e-
mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, ABS, en anderegrote systemen. Ook bevat het infor‐
matie over mogelijke onderhouds‐
punten en de bandenspanning (al‐
leen als er een bandenspanningscon‐
trolesysteem is).
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.
Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en beschrijf de bestemming of het
markante punt.
De adviseur kan elk adres en elke
nuttige plaats opzoeken en deze naar
het ingebouwde navigatiesysteem
verzenden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een adviseur belt.Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een ac‐
count waar alle gegevens in zijn op‐
geslagen. Druk op Z en spreek met
een adviseur of log in bij uw account
als u accountinformatie wilt verande‐
ren.
Als de OnStar-service voor een an‐
dere auto moet worden gebruikt, druk dan op Z en vraag of de account op
de nieuwe auto kan worden overge‐
dragen.
Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt af‐
gevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de On‐
Star-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Een be‐
richt op het Info-Display geeft door
dat deze informatie is verzonden.
Page 110 of 239
108Instrumenten en bedieningsorganenAls u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer be‐
schikbaar.
Let op
OnStar wordt in een noodsituatie al‐
tijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-up‐
dates uitvoeren, zonder dat zij u daar‐ over van tevoren inlichten of om uw
toestemming vragen. Deze updates
verbeteren of behouden de veiligheid
en beveiliging of de werking van uw
voertuig.Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Page 111 of 239

Verlichting109VerlichtingRijverlichting.............................. 109
Lichtschakelaar .......................109
Automatische verlichting .........110
Grootlicht ................................. 110
Lichtsignaal ............................. 111
Koplampverstelling ..................111
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 111
Dagrijlicht ................................. 112
Adaptief rijlicht (AFL) ...............112
Alarmknipperlichten .................114
Richtingaanwijzers ..................115
Mistlampen voor ......................115
Mistachterlicht ......................... 115
Achteruitrijlichten .....................115
Beslagen lampglazen ..............116
Binnenverlichting .......................116
Regelbare instrumentenverlichting .........116
Leeslampen ............................. 117
Verlichting handschoenenkastje ..............117
Verlichting zonneklep ..............117
Verlichtingsfuncties ....................117
Instapverlichting ......................117Uitstapverlichting .....................118
Ontlaadbeveiliging accu ..........118Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Controlelamp 8 3 88.
Page 112 of 239
110VerlichtingLichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting: de
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm:activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8:zijmarkeringslichten9:dimlichtAchterlichten
De achterlichten branden samen met
het dimlicht en de zijmarkeringslich‐
ten.
Automatische verlichting
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem automa‐
tisch tussen het dagrijlicht en het dim‐ licht, afhankelijk van het omgevings‐
licht.
Dagrijlicht 3 112.
Automatische
koplampinschakeling
Bij weinig licht wordt het dimlicht in‐
geschakeld.
Tunneldetectie
Bij het ingaan van een tunnel wordt
het dimlicht ingeschakeld.
Adaptief rijlicht (AFL) 3 112.
Grootlicht
Omschakelen van dimlicht naar
grootlicht door de hendel van u af te
duwen.