Instrumenten en bedieningsorganen77
Brandt bij een draaiende motorStoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet geladen. Motorkoeling wordt mo‐
gelijk onderbroken. De rembekrachti‐ ger werkt eventueel niet meer. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.Remsysteem
R brandt rood.
Licht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 134.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt bij een storing in de vacuüm‐ rembekrachtiger, bij het intrappen
voelt het rempedaal hard aan. Het
remsysteem blijft werken, maar de
bekrachtiging neemt af. Ook hebt u bij
het sturen wellicht aanzienlijk meer
kracht nodig.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 116.
Slijtage van remblokken
F brandt geel.
De reblokken voor zijn versleten, on‐
middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als tijdens de rit gaat
branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Antiblokkeersysteem 3 116.
Transmissie
s brandt rood.
Brandt bij een storing in de transmis‐
sie.
116Rijden en bedieningRemmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u het rempedaal stevig intrapt. Hiervooris aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de
reis te vervolgen, de hulp van een werkplaats inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 77.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 77.
Storing9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem Handbediende handrem
Handrem altijd zonder indrukken van
de ontgrendelingsknop stevig aan‐
trekken, op op- of aflopende hellingen
altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de ont‐
grendelingsknop indrukken en de
hendel helemaal omlaagzetten.
166Service en onderhoud
Selecteer de juiste motorolie op basis
van de kwaliteit en de viscositeit
3 168.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeit
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de juiste viscositeitswaarde 3 168.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde anti-vries. De hulp van een
werkplaats inroepen.Het systeem is af fabriek afgevuld
met koelvloeistof voor optimale cor‐
rosiebescherming en vorstbescher‐
ming tot een temperatuur van ca.
-28 °C. In noordelijke landen met ex‐
treem lage temperaturen biedt de af
fabriek bijgevulde koelvloeistof vor‐
stbescherming tot ca. -37 °C. Deze
concentratie dient het gehele jaar in
stand te worden gehouden.
Extra koelvloeistofadditieven die be‐
doeld zijn om extra corrosiebesten‐
digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven
wordt niet aanvaard.
Rem- en koppelingsvloeistof
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
178TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............165, 168
Aanduidingen op banden ..........147
Aanhangerkoppeling ..................127
Aanhanger trekken ....................127
Aansteker .................................... 68
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 129
Accu ........................................... 134
Achterdeuren ............................... 23
Achterklep..................................... 25
Achterlichten .............................. 139
Achterruitverwarming ................... 31
Achterste zijruiten ........................31
Achteruitrijlichten .........................95
Afmetingen auto ........................173
Afstand tot volgende onderhoudsbeurt .......................82
Airbag activeren............................ 82 Airbag deactiveren ................46, 82
Airbag-deactivering ...................... 76
Airbag en gordelspanners ...........76
Airbaglabel.................................... 41
Airbagsysteem ............................. 41
Airconditioning ............................. 99
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 103
Akoestische geluidssignalen ........88Alarmknipperlichten .....................93
Algemene informatie .................. 127
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 104
Andere auto slepen ...................160
Antiblokkeersysteem .................116
Antiblokkeersysteem (ABS) .........77
Anti-slipregelaar (ASR) ...............117
Armsteun ...................................... 35
Asbakken ..................................... 68
ASR (anti-slipregelaar) ...............117
Autoclose ...................................... 82
Autogegevens ............................ 168
Autokrik....................................... 146 Automatisch blokkering brandstof ........................... 89, 106
Automatisch vergrendelen ............82
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 159
Auto stallen ................................. 129
B
Bagageruimte ........................ 25, 56
Bagageruimte-afdekking .............58
Bagageruimteverlichting ...............96
Bandenreparatieset ...................151
Bandenspanning .......................147
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 79, 148
Bandenspanningswaarden ........175