Cd-speler121Cd-spelerAlgemene aanwijzingen.............121
Gebruik ...................................... 122Algemene aanwijzingen
Met deze module kunt u standaard
verkrijgbare cd's van 12 cm beluiste‐
ren. Cd's van 8 cm kunnen alleen met een adapter worden beluisterd.Voorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single-cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en het afspeelmecha‐
nisme zwaar beschadigen. Een
kostbare vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
■ Het formaat van de CD moet ISO 9660 niveau 1, niveau 2 of JO‐
LIET zijn. Voor alle anderen forma‐
ten kunnen wij geen optimale af‐
speelbaarheid garanderen.
■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de
audio-cd-standaard, worden moge‐
lijk niet correct of zelfs helemaal
niet afgespeeld.
■ Met het Infotainment-systeem kunt u ook CD's met MP3-muziekbe‐standen en Mixed-Mode-CD's af‐
spelen.
■ Zelfgebrande CD-R’s en CD-RW’s zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde CD’s. Ga op een correcte
manier met de CD’s om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande CD-R’s
en CD-RW’s. Zie hieronder.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's wor‐
den mogelijk niet correct of zelfs
helemaal niet afgespeeld. In derge‐
lijke gevallen is er geen sprake van
defecte apparatuur.
■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's
geen vingerafdrukken op de cd's
komen.
■ Berg CD’s onmiddellijk na het uit‐ nemen uit de CD-speler op in de
betreffende hoes om ze tegen be‐
schadiging en vuil te beschermen.
122Cd-speler
■Vuil en vloeistof op de CD’s kunnen
de lens van de CD-speler binnen in
het apparaat verontreinigen en sto‐ ringen veroorzaken.
■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐
rect zonlicht.
■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op gegevens die op eenMP3-CD zijn opgeslagen:
Wanneer u albums en tracks een
naam geeft, mag u geen umlauts of speciale tekens gebruiken.
Toepasbare afspeellijstextensies:
"m3u" of "pls".
Wanneer u de MP3-bestanden
vanuit audiobestanden genereert
(codeert), moet u een bitrate van
max. 256 kbit/s gebruiken.
Om MP3-bestanden te gebruiken in
het Infotainmentsysteem moeten de MP3-bestanden de bestandsex‐ tensie .mp3 hebben.■ Op één CD kunnen in totaal 65535 afspeelbare tracks worden opge‐
slagen. Het is niet mogelijk om bij‐
komende tracks af te spelen.
■ Op een MP3-CD kunt u maximaal 253 albums bewaren om met het
Infotainmentsysteem te gebruiken.
De albums kunnen afzonderlijk worden geselecteerd met het Info‐
tainmentsysteem.
Gebruik
Plaatsen van een CD
Plaats de cd in de cd-sleuf.
De CD wordt automatisch naar bin‐
nen getrokken.
Houd de CD niet tegen of help niet wanneer de CD naar binnen getrok‐
ken wordt.
Bovenaan het display verschijnt CD
in voor audio-cd's. Bij mp3 cd's ver‐
schijnt ook nog MP3 en bij tekst-cd's
de naam van de cd.CD-weergave
Schakel als volgt van een andere au‐
diomodus of de radiomodus over
naar de CD-modus:
Er wordt een cd geplaatst.
Druk eenmaal of meerdere malen op
de toets MEDIA totdat het menu CD
verschijnt.
U luistert nu naar de cd.
Afhankelijk van het type cd ziet u ver‐
schillende cd-informatie in het CD-
menu. Tekstinformatie verschijnt al‐
leen als Titel tonen in het Extra's -
menu wordt ingeschakeld, zie "Cd-
tekst activeren/deactiveren" onder‐
staand.
126AUX-ingangAUX-ingangAlgemene aanwijzingen.............126
Gebruik ...................................... 126Algemene aanwijzingen
De aansluiting bevindt zich bij de mid‐ delste console.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is mogelijk om bijvoorbeeld een
draagbare cd-speler met een
3,5 mm-stekker aan te sluiten op de
AUX-ingang.
Gebruik
Druk een of meerdere malen op de
MEDIA -toets om de AUX-modus in te
schakelen.
Het audiosignaal van een aangeslo‐
ten audiobron klinkt nu via de luid‐
sprekers van het infotainmentsys‐
teem.
U kunt het volume aanpassen via de
knop m en via de draaischijf o op
het stuurwiel.
Volume aanpassen aan de vereisten
van de aangesloten audiobron:
3 107.
USB-poort127USB-poortAlgemene aanwijzingen.............127
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ..................................... 128Algemene aanwijzingen
De aansluiting bevindt zich bij de mid‐
delste console.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB-
aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort kunnen diverse functies van de bo‐venstaande apparaten worden be‐
diend via de bedieningsorganen en
menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives en iPods worden onder‐
steund door het Infotainmentsys‐
teem.
Opmerkingen ■ De op de USB-poort aangesloten externe apparaten moeten voldoen
aan de USB Mass Storage Class-
specificatie (USB MSC).
■ Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens USB-
specificatie V 2.0. Maximale onder‐
steunde snelheid: 12 Mbit/s.
■ Alleen apparaten met een FAT16/ FAT32-bestandssysteem wordenondersteund.
■ Alleen de eerste partitie op een aangesloten USB-drive wordt door
het systeem herkend.
De grootte van die partitie mag niet meer zijn dan 250 GB. Groteregrootten (tot 1000 GB) kunnen wor‐ den ondersteund maar dat wordt
niet gegarandeerd.
■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
130TrefwoordenlijstAActiveren van de CD-speler........ 122
Afspelen van een cd starten .......122
Algemene aanwijzingen ............
.......................... 94, 121, 126, 127
AM .............................................. 109
Antidiefstalfunctie ........................95
AS ............................................... 113
Autostore-lijsten .......................... 113
AUX-ingang contactdoos ............................. 126
gebruik .................................... 126
B Balance....................................... 106
Bass............................................ 106
Bediening ..................................... 99
C
Cd extra's ................................... 122
CD, invoeren............................... 122
CD-speler gebruiken................... 122
Cd-tekst ...................................... 122
CD, uitwerpen ............................. 122
D
DAB .................................... 109, 118
DAB-menu .................................. 118
DAB-radiotekst ........................... 118
De AUX-ingang gebruiken ..........126De USB-poort gebruiken ............127
Digital Audio Broadcasting .........118
E Ensemble.................................... 118
Extern in ..................................... 107
F
Fader .......................................... 106
FM .............................................. 109
G
Gebruik ....................... 109, 122, 126
Gebruiker .................................... 106
Geluidsinstellingen .....................106
H
Handmatig zender zoeken .........109
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen .............................. 99
Hoofdscherm ................................ 99
I
Infotainmentsysteem gebruiken ...99
Inschakelautomaat .......................99
K
Klankinstellingen ........................106
134InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............134
Verbinding .................................. 137
Bluetooth-verbinding ..................138
Noodoproep ............................... 140
Bediening ................................... 141
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur ..................145Algemene aanwijzingen
De Mobiele telefoon portal biedt de mogelijkheid om de telefoongesprek‐
ken van de mobiele telefoon via een
microfoon en luidspreker in de auto te
voeren en om de belangrijkste func‐
ties van de mobiele telefoon via het
Infotainmentsysteem van de auto te
bedienen.
De Mobiele telefoon portal werkt via
de afstandsbediening op het stuur, een spraakherkenningssysteem en
een combiknop op de radio. De me‐
nugestuurde functies en status ver‐
schijnen op het infodisplay.
De weergave van de belangrijkste in‐ houd van het telefoondisplay op het
Info display zorgt voor een overzich‐
telijke en comfortabele bediening.
De mobiele telefoon dient in een voor het specifieke telefoontype bedoelde
adapter te worden vastgeklikt en via
een buitenantenne te worden ge‐
bruikt.Bij een actieve telefoonverbinding
wordt het radiogeluid uitgeschakeld.
Na beëindigen van de telefoonverbin‐
ding wordt het radiogeluid weer inge‐
schakeld.
Algemene aanwijzingen ten
aanzien van deze
Gebruiksaanwijzing
Gedetailleerde functiebeschrijvingen
van uw Infotainmentsysteem vindt u
in de gebruiksaanwijzing van uw In‐
fotainmentsysteem.
Informatie over telefoonspecifieke
adapters voor de mobiele telefoon is
verkrijgbaar bij uw Opel Partner.
Niet alle functies van het mobiele te‐
lefoonportaal worden door elke tele‐
foon ondersteund. De functionaliteit
van de telefoon hangt af van de ge‐
bruikte mobiele telefoon en de net‐
werkexploitant. Voor nadere informa‐
tie verwijzen wij u naar de gebruiks‐
aanwijzing van de mobiele telefoon,
de instructies voor de telefoonspeci‐
fieke adapter en de netwerkexploi‐
tant.
Inleiding1359Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan de kant en bedien het infotain‐
ment-systeem terwijl u stilstaat.
Bediening van de mobiele
telefoon Mobiele telefoons beïnvloeden uw
omgeving. Daarom gelden er be‐
paalde veiligheidsregels en regelin‐ gen. Ga voorafgaand aan het gebruik
van de telefoonfunctie na welke rege‐ lingen van toepassing zijn.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth™
De Mobiele telefoon portal onder‐
steunt Bluetooth™ Handsfree Profile
V. 1.5 en is gespecificeerd volgens
Bluetooth™ Special Interest Group
(SIG).
Nadere informatie over de specifica‐
tie vindt u op Internet onder
http://qualweb.bluetooth.org. De
Bluetooth™ kwalificeringscode van
de Mobiele telefoon portal luidt
B02237.
Om veiligheidsredenen dient bij het
combineren van de apparaten een
minimaal 4-cijferige en toevallig ge‐
kozen PIN-code te worden gebruikt.
Conformiteitsverklaring
Wij verklaren bij deze dat de Mobiele
telefoon protal voldoet aan de basis‐
vereisten en andere geldende bepa‐
lingen van de richtlijn 1999/5/EC.
Het spraakherkenningssysteem bedienen
Gebruik de spraakherkenningsfunc‐
tie niet in noodgevallen. Uw stem kan
in stresssituaties zo anders klinken
dat deze niet meer voldoende wordt
herkend. De gewenste verbinding
kan hierdoor wellicht niet snel genoeg tot stand gebracht worden.
Basisplaat voor de
telefoonhouder
Houd de contacten van de basisplaat
vrij van stof en vuil.
Opladen van de telefoon
Zodra de Mobiele telefoon portal in‐
geschakeld is en de telefoon in de
specifieke adapter voor het betref‐
fende model is vastgeklikt, worden de
accu's van de telefoon opgeladen.
136Inleiding
Bedieningselementen
De Mobiele telefoon portal werkt via
een afstandsbediening op het stuur,
een spraakherkenningssysteem en
een combiknop op de radio.
Zodra de Mobiele telefoon portal in‐
geschakeld is en de mobiele telefoon aangemeld is, verschijnt de startpa‐
gina op het display.
De selectie van de functies in de kop‐ regel en de verdere bediening wordtonderstaand beschreven:
Stuurwielafstandsbediening1Draaischijf
Draaien: menuopties en comman‐
do's selecteren
Indrukken: een keuze bevestigen
(OK)2q -toets
Indrukken: Spraakherkennings‐
systeem selecteren/uitschakelen
3 1473p -toets
Indrukken: Oproep ontvangen of afsluiten of directe toegang tot
bellijst4o Draaien: volume aanpassen
Infotainmentsysteem met combiknop
bedienen
Zie "Bedieningselementen op instru‐
mentenbord" in de handleiding van
het betreffende Infotainmentsysteem.
Het mobiele telefoonportaal kan daar‐
naast ook met het spraakherkenning‐
systeem worden bediend 3 147.