20Inleiding
Helderheid
Helderheid van het display wijzigen:
zet Helderheid op Zeer helder ,
Helder , Midden , Donker of Zeer
donker .Displaymodus
Display aanpassen aan het huidige omgevingslicht: zet Beeldschermmo‐
dus op Dag , Nacht of Automatisch .
Bij de optie Automatisch wordt de dis‐
playmodus automatisch aangepast
aan het externe omgevingslicht.Schuifrichting
Schuifrichting voor selectie van me‐
nuopties via de multifunctionele knop
aanpassen: zet Scroll-richting op
[ of ].
De taal aanpassen
De menuteksten op het display van
het infotainmentsysteem zijn beschik‐ baar in diverse talen.
Bij het wijzigen van de taal van de
menuteksten verandert de taal van de gesproken opdrachten mee.
Het menu TAAL opvragen: selecteer
de menuoptie Taal (Language) .Selecteer de gewenste taal voor de
menuteksten.
Touchklikken activeren of
deactiveren
Als de menuoptie Klik bij aanraken in
het menu SYSTEEMINSTELLIN‐
GEN op Aan staat, wordt elke tik op
een knop op het scherm of menuoptie vergezeld van een klikkend geluid.
Systeemgeluiden activeren of
deactiveren
Als de menuoptie Functietonen in het
menu SYSTEEMINSTELLINGEN op
Aan staat, worden de volgende han‐
delingen van de gebruiker of het sys‐
teem vergezeld van een pieptoon:
■ Radio: een zender opslaan via een
van de zenderknoppen 1...6.
■ Cd-speler: snel vooruit of achteruit spoelen activeren.
■ Navigatie: spraakbegeleiding via de knop Info op het kaartscherm
activeren of deactiveren.
24Radio
Druk op de knop FM-lijst op het
scherm om de lijst weer te geven.
De lijstvermelding van de momenteel afgespeelde FM-zender is rood ge‐
markeerd.
Als een zender is opgeslagen onder
een van de zenderknoppen 1...6, ver‐
schijnen de aanduiding van het be‐
treffende golfbereik en het nummer
van de knop in de lijst, bijv. FM1-P3.
Selecteer de lijstvermelding van de te
beluisteren FM-zender.
Let op
De dualtuner van het Infotainment‐
systeem werkt de FM-zenderlijst op
de achtergrond continu bij.
Dat zorgt ervoor dat bijv.de zender‐
lijst tijdens een langere snelwegrit
altijd de ontvangbare FM-zenders in het actuele ontvangstgebied bevat.
Omdat de automatische update een
bepaalde tijd nodig heeft, staan bij
een snelle verandering van het ont‐
vangstgebied eventueel niet meteen alle ontvangbare zenders op de zen‐
derlijst ter beschikking.
Zendertoetsen 1...6 In elk golfbereik (AM, FM1 en FM2)
kunnen zes radiozenders worden op‐ geslagen onder de zenderknoppen
1...6.Een zender opslaan
1. Selecteer het gewenste frequen‐ tiebereik.
2. Stem af op de gewenste zender of
selecteer deze uit de lijst FM-zen‐
ders.
3. Houd een van de zenderknoppen ingedrukt totdat u een pieptoon
hoort.
Het bijbehorende knopnummer,
bijv. P3, verschijnt naast de aan‐
duiding van het golfbereik op de
bovenste regel van het menu.
De momenteel ontvangen radiozen‐
der is opgeslagen en kan voortaan via
de zenderknop worden opgevraagd.
Let op
Als er bij het opslaan van een zender
geen pieptoon klinkt, zijn de sys‐
teemgeluiden gedeactiveerd. Sys‐
teemgeluiden activeren 3 12.
Een zender oproepen
Selecteer het gewenste golfbereik en
druk vervolgens kort op een zender‐
knop om de betreffende radiozender
op te vragen.
Radio25Radio Data System (RDS)
RDS is een systeem waarbij geco‐
deerde digitale informatie bij de regu‐ liere FM-radioprogramma's wordt
meegezonden. RDS levert extra in‐
formatie, zoals de naam van de zen‐
der, verkeersberichten en radiotekst.
RDS regionaal-modus Soms zenden RDS-zenders op ver‐
schillende frequenties programma's
uit die regionaal van elkaar verschil‐
len.
Het infotainmentsysteem stemt altijd
af op de best ontvangbare frequentie
van de momenteel beluisterde RDS-
zender.
Als de RDS regionaal -modus geacti‐
veerd is, zoekt het systeem alleen
naar frequenties van de momenteel
ontvangen RDS-zender met het‐
zelfde regionale programma.
Als de RDS regionaal -modus ge‐
deactiveerd is, zoekt het systeem ook naar frequenties van de momenteel
ontvangen RDS-zender met andere
regionale programma's.RDS regionaal-modus activeren of
deactiveren
Druk op de toets SETUP en selecteer
vervolgens de knop Radio-
instellingen op het scherm.
Het RADIO-INSTELLINGEN -menu
verschijnt.
Zet RDS regionaal op Aan of Uit.
Verkeersberichten (TA) De TA-functie is beschikbaar in elke
bedrijfsmodus (bijv. FM-radio-, cd- of
navigatiemodus) behalve in de AM-
radiomodus.
Als de TA-functie geactiveerd is en
het infotainmentsysteem een ver‐
keersbericht van een RDS-zender
ontvangt, wordt de momenteel ac‐
tieve audiobron onderbroken.
Er verschijnt een melding en er wordt een gesproken mededeling verzon‐
den.
Tijdens de gesproken mededeling
kunt u het volume wijzigen door aan
de m-knop te draaien.
U kunt het verkeersbericht afbreken
met de knop Annuleren op het
scherm.
Na het afronden of annuleren van het verkeersbericht gaat het volume weer automatisch terug naar de oorspron‐
kelijke stand.
26Radio
Let op
Als er een andere gebruiksmodus
dan de radiomodus geselecteerd is
(bijv. cd- of navigatiemodus), blijft de
radio op de achtergrond actief.
Als de laatst geselecteerde radio‐
zender geen verkeersberichten uit‐
zendt, stemt het infotainmentsys‐ teem automatisch af op een radio‐
zender die verkeersberichten uit‐
zendt (zelfs als AM al als golfbereik
geselecteerd was).
Zo kunt u altijd belangrijke regiospe‐ cifieke verkeersberichten ontvan‐
gen, ongeacht de geselecteerde be‐
drijfsmodus.
Verkeersberichten activeren of
deactiveren
Selecteer de knop TA op het scherm
om de ontvangst van verkeersberich‐ ten te activeren of te deactiveren.
Na het activeren van de ontvangst
van verkeersberichten staat TA in de
bovenste regel van alle hoofdmenu's.
Als er geen verkeersberichten kun‐
nen worden ontvangen, is TA door‐
gekruist.Let op
De knop TA op het scherm is be‐
schikbaar in alle audiohoofdmenu's
(bijv. menu FM1 of CD ) en in het
menu VERKEERSBERICHTEN .
In het menu VERKEERSBERICH‐
TEN is de knop TA op het scherm
niet selecteerbaar als u het volume
geheel uitschakelt.
Alleen naar verkeersberichten
luisteren
Activeer verkeersberichten en scha‐
kel het volume van het infotainment‐
systeem geheel uit.
Cd-speler27Cd-spelerAlgemene aanwijzingen...............27
Gebruik ........................................ 28Algemene aanwijzingen
De cd-speler van het infotainment‐
systeem kan audio-cd's en mp3/
wma-cd's afspelen.Voorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single- cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en het afspeelmecha‐
nisme zwaar beschadigen. Een
kostbare vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
Belangrijke informatie over
audio- en mp3/wma-cd's ■ De volgende CD-formaten kunnen worden gebruikt:
Cd, cd-r en cd-rw.
■ De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO9660 niveau 1, niveau 2 (Ro‐
meo, Joliet).
Het is mogelijk dat MP3- en WMA-
bestanden die in een ander formaat
zijn geschreven dan hierboven ver‐
meld niet correct worden afge‐
speeld en dat hun bestands- en
mapnamen niet correct worden
weergegeven.
■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de
audio-cd-standaard, worden moge‐
lijk niet correct of zelfs helemaal
niet afgespeeld.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbespeelde
cd's. Ga op een correcte manier
met de cd's om. Dit geldt vooral
voor zelfgebrande cd-r's en cd-rw's;
zie hieronder.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's wor‐
den mogelijk niet correct of zelfs
helemaal niet afgespeeld.
■ Bij Mixed-Mode-CD’s (met een combinatie van audio en data,
bijv. MP3) worden alleen de audio‐
tracks herkend en afgespeeld.
■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's
geen vingerafdrukken op de cd's
komen.
32AUX-ingangAUX-ingangAlgemene aanwijzingen...............32
Gebruik ........................................ 32Algemene aanwijzingen
In de middenconsole bevindt zich een AUX-poort voor het aansluiten van
externe audiobronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is mogelijk om bijvoorbeeld een
draagbare cd-speler met een
3,5 mm-stekker aan te sluiten op de
AUX-ingang.
GebruikDruk een of meerdere malen op de
MEDIA -toets om de AUX-modus in te
schakelen.
Het audiosignaal van een aangeslo‐
ten audiobron klinkt nu via de luid‐
sprekers van het infotainmentsys‐
teem.
U kunt het volume aanpassen via de
knop m en via de draaischijf o op
het stuurwiel.
Volume aanpassen aan de vereisten
van de aangesloten audiobron: 3 12.
USB-poort33USB-poortAlgemene aanwijzingen...............33
Opgeslagen audiobestanden afspelen ....................................... 34Algemene aanwijzingen
In de middenconsole bevindt zich een
USB-aansluiting voor het aansluiten
van externe audiogegevensbronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB- aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het bo‐ venvermelde apparaat via de knop‐
pen en menu's van het Infotainment‐
systeem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, SD Cards of iPods wor‐
den ondersteund door het infotain‐
mentsysteem.
Opmerkingen ■ De op de USB-poort aangesloten externe apparaten moeten voldoen
aan de USB Mass Storage Class-
specificatie (USB MSC).
■ Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens USB-
specificatie V 2.0. Maximale onder‐ steunde snelheid: 12 Mbit/s.
■ Alleen apparaten met een FAT16/ FAT32-bestandssysteem worden
ondersteund.
■ Vaste-schijfstations (HDD) worden niet ondersteund.
■ USB-hubs worden niet onder‐ steund.
36Streaming audio via BluetoothStreaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................36
Bediening ..................................... 36Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten dieA2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile), versie 1.2 of hoger, on‐ dersteunen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐
leen de volumeregeling via het in‐
fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐
raat op het infotainmentsysteem vertrouwd met de gebruiksaanwij‐
zing voor Bluetooth-functies.Bediening
Voorwaarden
Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerd
zijn 3 78.
■ De Bluetooth-functie van de ex‐ terne Bluetooth-audiobron moet
geactiveerd zijn (zie gebruiksaan‐
wijzing van het apparaat).
■ Afhankelijk van de externe Blue‐ tooth-audiobron moet dit apparaat
wellicht op "zichtbaar" staan (zie
gebruiksaanwijzing van het appa‐
raat).
■ De externe Bluetooth-audiobron moet met het infotainmentsysteem
gekoppeld en verbonden zijn
3 78.