74Navigatie
Het activeren en deactiveren van dy‐
namische routebegeleiding en criteria
voor het berekenen van de route ge‐
beurt in het menu ROUTEOPTIES,
zie hoofdstuk "Begeleiding" 3 67.
De dynamische routebegeleiding
werkt alleen bij ontvangst van ver‐
keersinformatie, afkomstig van het
RDS-TMC-verkeersinformatiesys‐
teem.
De door het Infotainmentsysteem be‐
rekende eventuele vertraging we‐
gens een verkeersknelpunt is geba‐
seerd op de data die het systeem van de op dat moment ingestelde RDS-
TMC-zender ontvangt. De daadwer‐
kelijke vertraging kan afwijken van de
berekende vertraging.
Kaarten
Alle kaartgegevens die nodig zijn
voor het navigatiesysteem, zijn opge‐
slagen op een SD Card bij het info‐
tainmentsysteem.
Kaart SD Card
De SD Card-lezer van het infotain‐
mentsysteem kan alleen de speciaal
voor het navigatiesysteem van de
auto geleverde kaart lezen. De SD
Card-lezer kan geen andere SD
Cards lezen.
Vanwege de productiedatum van de
kaartgegevens op de SD Card ont‐
breken wellicht sommige nieuwe we‐
gen of zijn sommige namen en wegen
anders dan degene welke ten tijde
van publicatie van de kaartgegevens
in gebruik waren.
Neem voor extra SD Cards of een
nieuwe versie van de kaartgegevens contact op met uw Opel Service Part‐ ner.SD Card voor kaart vervangen, zie
onderstaand.
Belangrijke informatie over werken
met de SD CardVoorzichtig
Probeer nooit een gescheurde,
vervormde of met plakband gere‐
pareerde SD Card te gebruiken.
Als u dat toch doet, kan de appa‐
ratuur beschadigd raken.
■ Ga voorzichtig met de SD Card om.
Raak de metalen contacten nooit
aan.
■ Gebruik geen conventioneel reini‐ gingsmiddel, benzine, verdunner of
antistatische spray.
■ Reinig de SD Card uitsluitend met een zachte doek.
■ Verbuig de SD Card niet. Gebruik geen verbogen of gescheurde SD
Card.
■ Plak geen stickers en schrijf niets op het oppervlak ervan.
Inleiding141met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Alarmnummer bellen
Vorm het noodnummer (vb. 112).
De verbinding met de alarmcentrale
wordt tot stand gebracht.
Geef het servicepersoneel antwoord
op de eventuele vragen.
Beëindiging van het gesprek
met het alarmnummer
Selecteer het Ophangen-menupunt.
of:
Druk de p-knop in.9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Inleiding Zodra er tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem via de te‐
lefoonspecifieke adapter of via Blue‐
tooth™ een verbinding opgebouwd
is, kunt u een groot aantal functies
van de mobiele telefoon ook via het
Infotainmentsysteem bedienen.
U kunt via het Infotainmentsysteem
met de in de mobiele telefoon opge‐
slagen telefoonnummers bijv. een
verbinding tot stand brengen of de te‐
lefoonnummers wijzigen.
In de regel blijft het ook mogelijk om
de bediening via de mobiele telefoon
te doen, bijv. gesprekken aannemen
of het regelen van het volume.
Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem over‐
gedragen. Dit kan afhankelijk van het
merk telefoon enige tijd in beslag ne‐
men. Gedurende deze periode kunt u de mobiele telefoon slechts beperkt
via het Infotainmentsysteem gebrui‐
ken.
Sommige telefoons ondersteunen
niet alle functies van de Mobiele tele‐
foon portal. Dientengevolge werken deze specifieke telefoons wellicht an‐ ders dan zoals beschreven in de func‐
tiebeschrijving in de handleiding. Zie
de instructies op de telefoonspeci‐
fieke adapter voor nadere informatie.
Inkomende telefoontjes die tijdens
het plaatsen van de telefoon in de
adapter binnenkomen of gevoerd
worden, blijven in stand en worden
via de handsfree installatie doorge‐
geven, zodra de mobiele telefoon in
de adapter zit.