Inleiding137Verbinding
De verbinding tussen mobiele tele‐
foon en Infotainmentsysteem kan tot
stand worden gebracht via:
■ een telefoonspecifieke adapter
■ Bluetooth™-verbinding, voor zover de mobiele telefoon en de Mobiele
telefoon portal deze functie onder‐
steunen
Voor het aanmaken van een verbin‐
ding moet de Mobiele telefoon portal
ingeschakeld en de mobiele telefoon
aangemeld zijn. Het mobiele tele‐
foonportaal schakelt zichzelf in en uit
via de accu. Als de accu uitgescha‐
keld is, kunt u de mobiele telefoon via het Infotainmentsysteem in- en uit‐
schakelen. Als de accu uitgeschakeld
is, werkt het systeem maximaal één uur.
Bij veel mobiele telefoons werkt de
adapter alleen als een oplaadstation.
In dit verband moet de verbinding
worden aangemaakt via Bluetooth™
3 138.Informatie over de beschikbare adap‐
ters voor uw specifieke mobiele tele‐
foon is verkrijgbaar bij uw Opel Part‐
ner.
Voor informatie over de Bluetooth™-
functie van uw mobiele telefoon,
raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw mobiele telefoon.
Vastklikken van de
telefoonspecifieke adapter in de basisplaat
Elke adapter wordt geleverd met spe‐cifieke montage-instructies voor het
product. Lees voorafgaand aan het
monteren van de adapter de speci‐
fieke montage-instructies in de hand‐
leiding.
Bevestig de adapter op de basisplaat
Controleer of de contacten goed ver‐ bonden zijn. Bij het erin schuiven van
de adapter moet u een klikkend geluid horen
Druk op de ontgrendelingstoets op de
basisplaat om hem eraf te pakken.
Mobiele telefoon in de
telefoonspecifieke adapter
plaatsen
Inleiding139
4. Zorg ervoor dat de Bluetooth™van demobiele telefoon geacti‐
veerd is en dat de telefoon op
"zichtbaar" is ingesteld.
5. Selecteer het Zoeken starten -me‐
nupunt.
Tijdens het zoeken naar Blue‐
tooth™ -apparaten verschijnt de
displayweergave worden
gezocht... .
Na afronding van het zoekproces
worden de gevonden Bluetooth™
-apparaten in het menu Gev.
app. vermeld.
6. Selecteer de gewenste mobiele
telefoon.
Bij het tot stand brengen van de
verbinding verschijnt het bericht
Bezig met verbinden... op het dis‐
play.
Op het display van de mobiele te‐
lefoon verschijnt "Voer uw Blue‐
tooth PIN in" of een soortgelijke
vraag.
7. Voer nu via het toetsenveld van de mobiele telefoon dezelfde
Bluetooth™ PIN-code in als bij het
Infotainmentsysteem en bevestig
deze met OK.
Op het display van de mobiele te‐ lefoon verschijnt de mededeling
"Apparaat aan de lijst van bek. ap‐
paraten toevoegen?" of een ver‐
gelijkbaar bericht.
8. Bevestig via het toetsenveld van de mobiele telefoon door op OK te
drukken.
Na het tot stand komen van een ver‐
binding verschijnt het bericht is
toegevoegd aan de verbonden
apparaten op het display.
De verbinding tussen de mobiele te‐ lefoon en het Infotainmentsysteem istot stand gebracht.Aan deze lijst kunnen max. vijf appa‐
raten worden toegevoegd.
Verbinding verwijderen 1. Selecteer in het menu Bluetooth ™ de optie Bekende
app. .
Op het display verschijnt het
menu Bekende app. .
2. Selecteer de gewenste mobiele
telefoon.
Op het display verschijnt het
menu Bluetooth ™.
140Inleiding
3. Deactiveer Verbinden.
De mededeling Verbroken! ver‐
schijnt op het scherm, vervolgens
verschijnt weer het menu
Bluetooth ™.
4. Kies Verwijderen .
De mededeling Verwijderd! ver‐
schijnt op het scherm, vervolgens
verschijnt weer het menu
Bluetooth ™.
UHP zichtbaar
Door het activeren van deze functie is de Mobiele telefoon portal zichtbaar
voor andere Bluetooth™-apparaten.
Zo kunt u bijv. een Bluetooth™-ver‐
binding van de mobiele telefoon naar de Mobiele telefoon portal tot stand
brengen.
1. Selecteer in het menu Bluetooth ™ de optie UHP zichtb. .
De Mobiele telefoon portal is de
eerstkomende 3 minuten zicht‐ baar voor andere apparaten.
2. Start de zoekfunctie van de mo‐ biele telefoon naar Bluetooth™ -
apparaten, zie de gebruiksaanwij‐
zing van de mobiele telefoon.
Op het display van de mobiele te‐ lefoon verschijnt "App. ontdekt:
UHP".
3. Start de verbindingsfunctie van de
mobiele telefoon (raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de mo‐
biele telefoon).
4. Voer Bluetooth PIN in het Infotain‐
mentsysteem in.
5. Voer de "Bluetooth PIN" op de mobiele telefoon in.
De Bluetooth™-verbinding tussen de
mobiele telefoon en het Infotainment‐ systeem is tot stand gebracht.
Handsfree Een telefoonverbinding is actief.
Draai aan het kartelwieltje.Er wordt een contextmenu geopend.
Activeer Handsfree . Het geluid wordt
via de luidsprekers van de auto ge‐ leid.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
Inleiding141met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Alarmnummer bellen
Vorm het noodnummer (vb. 112).
De verbinding met de alarmcentrale
wordt tot stand gebracht.
Geef het servicepersoneel antwoord
op de eventuele vragen.
Beëindiging van het gesprek
met het alarmnummer
Selecteer het Ophangen-menupunt.
of:
Druk de p-knop in.9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Inleiding Zodra er tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem via de te‐
lefoonspecifieke adapter of via Blue‐
tooth™ een verbinding opgebouwd
is, kunt u een groot aantal functies
van de mobiele telefoon ook via het
Infotainmentsysteem bedienen.
U kunt via het Infotainmentsysteem
met de in de mobiele telefoon opge‐
slagen telefoonnummers bijv. een
verbinding tot stand brengen of de te‐
lefoonnummers wijzigen.
In de regel blijft het ook mogelijk om
de bediening via de mobiele telefoon
te doen, bijv. gesprekken aannemen
of het regelen van het volume.
Na het tot stand brengen van een ver‐ binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem over‐
gedragen. Dit kan afhankelijk van het
merk telefoon enige tijd in beslag ne‐
men. Gedurende deze periode kunt u de mobiele telefoon slechts beperkt
via het Infotainmentsysteem gebrui‐
ken.
Sommige telefoons ondersteunen
niet alle functies van de Mobiele tele‐
foon portal. Dientengevolge werken deze specifieke telefoons wellicht an‐ ders dan zoals beschreven in de func‐
tiebeschrijving in de handleiding. Zie
de instructies op de telefoonspeci‐
fieke adapter voor nadere informatie.
Inkomende telefoontjes die tijdens
het plaatsen van de telefoon in de
adapter binnenkomen of gevoerd
worden, blijven in stand en worden
via de handsfree installatie doorge‐
geven, zodra de mobiele telefoon in
de adapter zit.
142Inleiding
Afgezien van de bediening via de be‐dieningselementen op het stuur kun‐
nen enkele functies ook met een
spraakherkenningssysteem worden
bediend 3 147.
Bij een verbinding via de telefoonspe‐ cifieke adapter kan er sprake zijn vanbeperkingen van de functionaliteit
van de mobiele telefoon. Zie daartoe
de met de adapter meegeleverde ge‐
bruiksaanwijzing.
Ook bij een Bluetooth™ -verbinding
kan er sprake zijn van beperkingen in
de functionaliteit van de mobiele tele‐ foon.
PIN-code invoeren
Als de mobiele telefoon na het vast‐
klikken in de telefoonspecifieke adap‐
ter ingeschakeld wordt, moet de PIN- code nog worden ingevoerd.
Het Infotainmentsysteem wordt inge‐
schakeld.
Geen PIN verschijnt in de display. Se‐
lecteer het telefoonsymbool in de
kopregel.
Voer a.u.b. uw pincode in! verschijnt
in de display.
Voer de PIN-code in met het kartel‐ wieltje en bevestig deze met OK.
U kunt de PIN-code ook via het
spraakherkenningssysteem inspre‐
ken 3 147.
PIN-verificatie, wacht a.u.b... ver‐
schijnt in de display.
Als de PIN-code drie maal onjuist is
ingevoerd, wordt de SIM-kaart ge‐
blokkeerd.
SIM geblokkeerd verschijnt in de dis‐
play.
■ De SIM-kaart kan alleen worden gedeblokkeerd met een PUK via de
mobiele telefoon, zie de gebruiks‐aanwijzing van de mobiele tele‐
foon.
■ Als de PIN-code goed wordt inge‐ voerd en bevestigd, verschijnt het
eerder geopende menu op het dis‐
play.
■ Bij sommige netwerkexploitanten mag u de vraag om de PIN-code
uitschakelen. Voor nadere informa‐ tie over dit onderwerp verwijzen wij
u naar de gebruiksaanwijzing van
de mobiele telefoon en de regio‐
nale netwerkexploitant.
Telefoneren Voor het intoetsen van een telefoon‐
nummer zijn er drie verschillende op‐
ties mogelijk:
■ telefoonnummer handmatig intoet‐ sen
■ het telefoonnummer uit het tele‐ foonboek selecteren
■ telefoonummer uit een gesprek‐ kenlijst kiezen (uitgaande gesprek‐
ken, binnenkomende gesprekken
en gemiste oproepen)
Inleiding145
DTMF (geluid)
Een aantal telefoondiensten (b.v.
Voice-Mail of telefonisch bankieren)
vereisen het invoeren van zoge‐ naamde signaaltonen.
Wanneer er een telefoonverbinding
actief is:
Selecteer het DTMF-menu-item.
Het DTMF -menu verschijnt.
U heeft nu de mogelijkheid om met
het kartelwieltje cijfers in te voeren.
Selecteer in de voetregel van het dis‐ play de benodigde cijfers.
De signaaltonen worden nu verzon‐
den.
Handsfree
Bij een met Bluetooth™ verbonden
mobiele telefoon kunt u met deze functie de handsfreefunctie uitscha‐
kelen 3 138.
Dit menupunt is onzichtbaar als de
mobiele telefoon via een adapter met
het Infotainmentsysteem verbonden
is.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en
de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
■ vakkundig gemonteerde buitenan‐ tenne, waardoor de maximale reik‐
wijdte wordt bereikt,
■ maximaal zendvermogen van 10 Watt,
■ installatie van de telefoon in een geschikte plek, raadpleeg rele‐vante opmerking in de gebruikers‐
handleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem .
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de mo‐
gelijkheden tot gebruik van toestellen met een zendvermogen van meer
dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet groter is
dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter
is dan 1 watt bij de andere types.
148Stemherkenning
De functies kunnen uitsluitend wor‐
den uitgevoerd, als de mobiele tele‐
foon verbinding heeft gemaakt met
het telefoonnet.
Onderbreken van de dialoog
Er zijn diverse mogelijkheden om het
spraakherkenningssysteem te deac‐
tiveren en de dialoog te onderbreken:
■ Door op q te drukken
■ Tijduitschakeling: als gedurende enige tijd niets werd ingevoerd
Het spraakherkenningssysteem
wordt bovendien onderbroken door een inkomend telefoongesprek.
Bediening
Met het spraakherkenningssysteem
kunt u de mobiele telefoon gemakke‐
lijk bedienen met de steminvoerfunc‐
tie. Activeer gewoon het spraakher‐
kenningssysteem en zeg het gewen‐ ste commando. Wanneer het com‐
mando is ingevoerd, wordt u door de dialoog geleid met de overeenkom‐
stige vragen en berichten om de ge‐
wenste actie te bereiken.Zeg de commando's en cijfers met
een normale stem, zonder kunstma‐
tige pauzes tussen de cijfers. De her‐ kenning lukt het best wanneer u min‐
stens een halve seconde pauzeert na
elke drie tot vijf nummers.
Het Infotainmentsysteem reageert op
commando's met gesproken mede‐
delingen in combinatie met medede‐
lingen op het display.
SIM-kaart Als er geen SIM-kaart is ingevoerd,
verschijnt het volgende bericht: Geen
geldig SIM-kaart aanwezig!
Wanneer u een SIM-kaart hebt inge‐
voerd, wordt u gevraagd de PIN-code
in te voeren. Zie het volgende hoofd‐
stuk voor meer details.
PIN-code Als er geen PIN-code is ingevoerd,
verschijnt het volgende bericht: Voer
de pincode in alstublieft! .
Spreek nu op natuurlijke wijze de PIN-code in, dus zonder kunstmatige
pauzes tussen de cijfers.De volgende opdrachten staan ter be‐
schikking:
■ " Overnemen ": de PIN-code is be‐
vestigd.
■ " Corrigeren ": het laatste inge‐
voerde cijfer wordt gewist.
■ " Wissen ": de PIN-code is gewist.
■ " Meer cijfers. ": er kunnen bijko‐
mende cijfers worden ingevoerd.
Voorbeeld van een dialoog voor de
invoer van de PIN-code:
Stemoutput: " Voer de pincode in
alstublieft! "
Gebruiker: " Eèn Twee Drie Vier -
Overnemen "
Stemoutput: " De pincode is onjuist! "
Gebruiker: " Vier Drie Twee Eèn -
Overnemen "
Mededeling stembesturing: " De PIN-
code is geaccepteerd "
Stemherkenning149
Hoofdcommando'sNa activering van het spraakherken‐
ningssysteem hoort u een korte toon
die aangeeft dat het spraakherken‐
ningssysteem op een opdracht
wacht.
De volgende opdrachten staan ter be‐
schikking:
■ " Opbellen "
■ " Herhalen "
■ " Opslaan "
■ " Wissen "
■ " Telefoonboek "
■ " Help "
■ " Afbreken "
Zie hieronder voor een gedetailleerde
beschrijving van deze commando's.
"Opbellen"
Met deze opdracht kunt u een tele‐
foonnummer invoeren dat onder een
naam (voice tag) in het telefoonboek
opgeslagen is of waarmee een ver‐
binding tot stand moet worden ge‐
bracht. Na dit commando zijn de vol‐
gende commando's beschikbaar:■ " Nummer ": de verbinding wordt tot
stand gebracht met het ingevoerde nummer.
■ " Naam ": de verbinding wordt tot
stand gebracht met de voice tag."Nummer"
Nadat u dit commando hebt gegeven, wordt u gevraagd om het nummer in
te voeren. Het Infotainmentsysteem
herhaalt de herkende cijfers. Daarna
kunt u meer nummers invoeren of de
volgende commando's geven:
■ " Opbellen " of "Overnemen ": de in‐
voer is geaccepteerd.
■ " Corrigeren ": het laatste cijferblok
wordt gewist.
■ " Wissen ": de volledige invoer wordt
gewist.
■ " Help ": de dialoog wordt beëindigd
en alle in deze context beschikbare
opdrachten worden opgesomd.
■ " Plus ": bij een buitenlands gesprek
wordt begonnen met een pluste‐
ken.■ " Meer cijfers. ": er worden bijko‐
mende cijfers toegevoegd.
■ " Afbreken ": einde van het nummer‐
vormproces. Nadat de correctie werd aangevraagd, worden alle
eerder ingevoerde cijferblokken
herhaald met uitzondering van het
laatste blok. Als alle invoeren zijn
gewist, wordt u opnieuw gevraagd
om een telefoonnummer in te voe‐
ren.
Bij een spreekpauze van meer dan
één seconde tussen de individuele
cijfers gaat het Infotainmentsysteem ervan uit dat de invoer van het cijfer‐
blok afgerond is en herhaalt dan het
cijferblok.
Om een buitenlandse oproep te ma‐
ken, kunt u het woord " Plus" (+) zeg‐
gen, voordat u het nummer zegt. Met de plus kunt u een oproep maken
vanuit dat land zonder de buiten‐
landse nummercode van het land in
kwestie te kennen. Zeg vervolgens
het landnummer.