Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)í
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de bestuurder
waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indikator en een
waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15 km/h of sneller en
de radarsensor van het systeem bepaalt dat uw auto met een voorliggend voertuig in
botsing kan komen. Als verder de radarsensor bepaalt dat een botsing onvermijdelijk is,
wordt de automatische remregeling uitgevoerd om schade in het geval van een botsing te
verminderen.
Bovendien, wanneer de bestuurder het rempedaal intrapt, werken de remmen sneller om de
bestuurder te hulp te komen (voertuigen met remvloeistofvoorvulling).
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) en rijd
altijd voorzichtig:
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is bestemd om in het geval van een
botsing schade te verminderen, niet om ongelukken te voorkomen. De mogelijkheid
voor het bespeuren van een obstakel is beperkt afhankelijk van het obstakel,
weersomstandigheden of verkeerssituaties. Als dus het gaspedaal of rempedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veilige
afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPGELET
Als het voertuig gesleept wordt of als u een aanhanger trekt, het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) uitschakelen om verkeerde bediening te voorkomen.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-215íBepaalde modellen.
OPMERKING
lHet Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert wanneer aan alle
volgende voorwaarden is voldaan:
lHet contact op ON wordt gezet.lHet Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is ingeschakeld.lDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.lDe relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15
km/h of hoger.
lDe Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet.
lHet Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet onder de
volgende omstandigheden:
lAls u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert.lDe auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.lHet gaspedaal ingetrapt wordt.lHet rempedaal is ingedrukt.lHet stuurwiel gedraaid wordt.lDe keuzehendel bediend wordt.lDe richtingaanwijzer gebruikt wordt.lWanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
lWanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC)/lasersensor (voor), in de multi-
informatiedisplay worden getoond.
lHoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen
zijn, is het mogelijk dat de radarsensor de volgende objecten bespeurt, bepaalt dat
deze obstakels zijn en het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) activeert.
lObjecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en
sneeuwbanken).
lEr verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek
of het maken van een bocht.
lBij het rijden over een smalle brug.lBij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.lBij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.lMetalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.lAls u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.lBij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.lTweewielige voertuigen zoals motorfietsen of fietsen.lVoetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen.
4-216
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
lIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
lDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.lU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.lDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet
ingeschakeld.
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren.
lBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte
gestreepte muren).
lDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.lEr bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.lBij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile
helling.
lIn- of uitrijden van een tunnel.lDe auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.lEr schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
lHet voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.lGeen achterlichten aan beide zijden van het voorliggende voertuig.lHet voorliggende voertuig heeft een speciale vorm.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-221
Radarsensor (Voor)í
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
lMazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
lAfstandherkenninghulpsysteem (DRSS)
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.
Radarsensor
Als“Radar voor geblokkeerd”wordt getoond in de multi-informatiedisplay van de
instrumentengroep, het gedeelte rondom de radarsensor (voor) reinigen.
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
lBreng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
lDe radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging van
de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de
radarsensor (voor) altijd schoon.
lInstalleer geen grillebeschermplaat.
4-222
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
OPGELET
lAls het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met
het gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een officiële Mazda
reparateur inspecteren.
lGebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals
bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
lDe radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
lNeem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een officiële Mazda reparateur.
lGeen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.
OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet correct kan bespeuren en dat de systemen
niet normaal functioneren.
lDe radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
lVoorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
lHet uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
lWanneer de kofferruimte/bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
lIJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.lTijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.lBij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-223
OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
lHet begin en het einde van een bocht.lContinu bochtige wegen.lWegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten
rijstroken.
lHet voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor.lHet voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.lWegen met herhaalde op- en aflopende hellingen.lRijden op slechte wegen of onverharde wegen.lDe afstand tussen uw auto en het voorliggende voertuig is buitengewoon kort.lEen voertuig komt plotseling dichtbij zoals bij het snijden in de rijstrook.
lGebruik om onjuiste werking van het systeem te voorkomen banden van dezelfde
voorgeschreven maat, fabrikant, merk en profiel op alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen of bandenspanningen op
dezelfde auto gebruiken. (Inclusief noodreservewiel)
lAls de accucapaciteit zwak is, bestaat de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
lBij het rijden op wegen met weinig verkeer en weinig voorliggende voertuigen of
obstakels voor de radarsensor (voor) om te bespeuren, bestaat de kans dat“Radar
geblokkeerd”tijdelijk wordt getoond. Dit duidt echter niet op een probleem.
4-224
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Stralingsgegevens van lasersensor
Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW
Impulsduur: 33 ns
Golflengte: 905 nm
Divergentiehoek (horizontaal x verticaal): 28 graden × 12 graden
OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden kan de lasersensor (voor) voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren en bestaat de kans dat de systemen niet normaal
functioneren.
lWanneer de voorruit vuil is.lWanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager
vervoerd wordt die de lasersensor (voor) afdekt.
lUitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
lAls er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-227
OPMERKING
lDe detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem
niet normaal functioneert.
lDe achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.lNabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of
modder verzameld.
lBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lStilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
fietsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.
lVoertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege
opleggers met een lage voertuighoogte en sportauto's.
lBij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
officiële Mazda dealer inspecteren als de richting van de radarsensoren (achter) om
een bepaalde reden is afgeweken.
lRaadpleeg een officiële Mazda dealer voor reparatie of vervanging van de
radarsensoren (achter), of bumperreparaties, lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
lSchakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
lDe radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-229