Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2)
OPGELET
lNa het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30
seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans
op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair
draaien onnodig.
lWanneer het motortoerental wordt opgejaagd of te hoog wordt opgevoerd, vooral
nadat de motor pas gestart is, kan de turbolader beschadigd worden.
lOm beschadiging van de motor te voorkomen, is deze zodanig ontworpen dat hoog
opvoeren van het motortoerental vlak nadat de motor in buitengewoon koud weer
gestart is niet mogelijk is.
De turbolader vermeerdert in hoge mate het motorvermogen. De geavanceerde constructie
zorgt voor een verbeterde werking en een vermindering van onderhoud.
Neem de volgende punten in acht om de turbolader optimaal te kunnen laten functioneren.
1. Ververs de motorolie en vernieuw het oliefilter overeenkomstig het schema van
Periodieke Onderhoudsbeurten (pagina 6-3).
2. Gebruik uitsluitend de aanbevolen motorolie (pagina 6-25). Extra toevoegingen worden
NIET aanbevolen.
3-74
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
lSchakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de
motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed
voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig is.
Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot
oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden.
Parkeren
Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen. Als dit niet anders kan,
onderstaande instrukties volgen.
Parkeren op een helling
1. Trek de handrem aan en druk de voetrem in.
2. Laat iemand de wielen blokkeren van de auto en de aanhangwagen, terwijl u de remmen
aangetrokken houdt.
3. Nadat de wielen geblokkeerd zijn, langzaam de handrem vrijzetten en de voetrem
loslaten en de wielblokken het gewicht laten dragen.
4. Trek de handrem stevig aan.
5. Als de auto een automatische transmissie heeft, de keuzehendel in stand P zetten. Bij
een handgeschakelde versnellingsbak, de versnellingshendel in stand 1 of R zetten.
Starten op een helling
1. Start de motor (pagina 4-4).
2. Laat de handrem los en rijd langzaam een korte afstand van de wielblokken vandaan.
3. Stop op het dichtstbijzijnde horizontale weggedeelte, trek de handrem aan en raap de
wielblokken op.
Alvorens te gaan rijden
Slepen
3-89
4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen
Motor start/stop ....................................... 4-2
Contactschakelaar ............................... 4-2
Starten van de motor ........................... 4-4
Stopzetten van de motor .................... 4-12
i-stop ................................................. 4-14
Instrumentengroep en display .............. 4-24
Meters en tellers ................................ 4-24
Actief rijden display
í....................... 4-37
Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-40
Transmissie ............................................ 4-79
Schakelaars en regelaars ....................... 4-94
Lichtschakelaar ................................. 4-94
Voormistlichten
í............................ 4-101
Achtermistlichtí............................. 4-103
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering .......................... 4-105
Voorruitenwissers en ruitensproeier .... 4-106
Achterruitenwisser en ruitensproeierí.... 4-111
Koplampsproeierí.......................... 4-111
Achterruitverwarming ..................... 4-112
Claxon ............................................. 4-113
Waarschuwingsknipperlichten ........ 4-114
Remmen ................................................ 4-115
Remsysteem .................................... 4-115
Noodstopsignaalsysteem ................. 4-120
Hellingwegrijsysteem (HLA) .......... 4-121
ABS/TCS/DSC ..................................... 4-123
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ... 4-123
Anti-wielspin regeling (TCS) .......... 4-124
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) ... 4-125
i-ELOOPí........................................... 4-127
Brandstofverbruikmonitor ................. 4-130Drive-selectie ........................................ 4-136
Drive-selectie (Automatische
transmissie)
í.................................. 4-136
4WD ...................................................... 4-138
Stuurbekrachtiging ............................. 4-140
i-ACTIVSENSE
í................................ 4-141
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS)í... 4-144
Koplampregelsysteem (HBC)í...... 4-145
Adaptieve LED koplampení.......... 4-148
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í.... 4-152
Dodehoekmonitorsysteem (BSM)í... 4-158
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)í... 4-165
Vermoeidheidswaarschuwingí....... 4-169
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)í... 4-172
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeemí... 4-177
Rijstrookassistentí......................... 4-188
Afstelbare snelheidsbegrenzerí...... 4-198
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)í... 4-203
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)í.... 4-209
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)í.... 4-215
Vooruitrijcamera (FSC)í................ 4-219
Radarsensor (Voor)í...................... 4-222
Lasersensor (Voor)í....................... 4-225
Radarsensoren (Achter)í................ 4-228
Ultrasonische sensor (Achter)í...... 4-230
Kruissnelheidsregelaar
í..................... 4-231
Bandenspanningcontrolesysteem
í.... 4-237
Dieseldeeltjesfilter ................................ 4-242
Achteruitkijkmonitor
í....................... 4-243
Parkeersensorsysteem
í...................... 4-260
4-1íBepaalde modellen.
Contactschakelaar
qStartdrukknop-posities
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Telkens wanneer de startdrukknop wordt
ingedrukt, schakelt het contact over in de
volgorde van uit, ACC en ON. Door
vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te
drukken wordt het contact uit gezet.
Indikatielampje
Startdrukknop
OPMERKING
lDe motor start door het indrukken
van de startdrukknop en daarbij het
koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal
(automatische transmissie) ingetrapt
te houden. Druk voor het
overschakelen van de contactstand
de startdrukknop in zonder het
pedaal in te trappen.
lLaat het contact niet op ON staan
wanneer de motor niet draait. Dit kan
tot gevolg hebben dat de accu
uitgeput raakt. Als het contact op
ACC is blijven staan (bij een
automatische transmissie staat de
keuzehendel in de stand P en het
contact op ACC), wordt het contact
na ongeveer 25 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Uit
De stroomvoorziening naar de elektrische
apparatuur wordt uitgeschakeld en het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
gaat eveneens uit.
4-2
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
Alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten, altijd het contact uitzetten, de
handrem aantrekken en er op letten
dat de keuzehendel in stand P staat
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling gezet is
(handgeschakelde versnellingsbak):
Het verlaten van de bestuurdersstoel
zonder het contact uit te zetten, de
handrem aan te trekken en de
keuzehendel in stand P te zetten
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling te zetten
(handgeschakelde versnellingsbak), is
gevaarlijk. De kans bestaat dat de auto
onvoorzien in beweging komt en een
ongeluk veroorzaakt.
Ook als het uw bedoeling is om de
auto slechts voor een kort ogenblik
achter te laten, is het belangrijk het
contact uit te zetten, aangezien
bepaalde beveiligingssystemen van uw
auto niet geactiveerd zijn en de accu
uitgeput kan raken wanneer u het
contact in een andere stand laat staan.
OPMERKING
(Vergrendeld stuurwiel)
Als het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert en de pieptoon klinkt,
geeft dit aan dat het stuurwiel niet
ontgrendeld is (bij voertuigen met type
A meter, worden de berichten getoond
in de instrumentengroep). Om het
stuurwiel te ontgrendelen, dit naar links
en naar rechts bewegen terwijl u op de
startdrukknop drukt.ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indikatielampje
(oranje) gaat branden.
Daarnaast wordt bij modellen uitgerust
met de stuurkolomvergrendelfunctie het
stuurwiel ontgrendeld.
OPMERKING
Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
functioneert niet wanneer de
startdrukknop op ACC is gezet en de
portieren zullen niet vergrendelen/
ontgrendelen, ook niet als deze met de
hand vergrendeld zijn.
ON
Dit is de normale stand waarbij de motor
draait nadat deze gestart is. Het
indikatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indikatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt
en de motor niet draait.)
Bepaalde indikatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de
motor gestart wordt (pagina 4-40).
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Wanneer de startdrukknop op ON wordt
gedrukt, is het werkingsgeluid van de
brandstofpompmotor in de nabijheid
van de brandstoftank hoorbaar. Dit
duidt echter niet op een afwijking.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-3
Starten van de motor
WAARSCHUWING
Radiogolven van de sleutel kunnen
van invloed zijn op medische
apparatuur zoals pacemakers:
Alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van personen die medische
apparatuur gebruiken, de fabrikant
van de apparatuur of uw arts vragen
of de radiogolven van de sleutel van
invloed zijn op de apparatuur.
OPMERKING
lU dient de sleutel met u mee te
dragen omdat in de sleutel een start-
blokkeerchip is ingebouwd die op
korte afstand met het
motorstuursysteem moet
communiceren.
lDe motor kan gestart worden
wanneer de startdrukknop vanuit uit,
ACC of ON wordt ingedrukt.
OPMERKING
lDe functies van het
startdrukknopsysteem (functie
waarmee de motor gestart kan
worden door enkel het meedragen
van de sleutel) kunnen buiten
werking gesteld worden om
mogelijke nadelige invloeden op een
gebruiker die een pacemaker of
andere medische apparatuur draagt te
voorkomen. Als het systeem buiten
werking is gesteld, zult u de motor
niet kunnen starten wanneer u de
sleutel bij u draagt. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur voor
bijzonderheden. Als de functies van
het startdrukknopsysteem buiten
werking zijn gesteld, kunt u de motor
starten door het volgen van de
procedure die wordt aangegeven
voor wanneer de sleutelbatterij
uitgeput is.
Zie Motorstartfunctie wanneer
sleutelbatterij uitgeput is op pagina
4-9.
lNa het starten van een koude motor,
neemt het motortoerental toe en
wordt een gierend geluid vanuit de
motorruimte hoorbaar.
Dit is om de uitlaatgasreiniging te
verbeteren en duidt niet op een
defect in de onderdelen.
1. Zorg ervoor dat u de sleutel bij u
draagt.
2. De inzittenden dienen hun
veiligheidsgordels vast te maken.
3. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
4-4
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4. Blijf het rempedaal stevig intrappen
totdat de motor volledig gestart is.
5.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Blijf het koppelingspedaal stevig
intrappen totdat de motor volledig
gestart is.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in stand P
(parkeren). Als u de motor moet starten
wanneer de auto in beweging is, dient
u de keuzehendel in stand N (neutraal)
te zetten.
OPMERKING
(Handgeschakelde versnellingsbak)
De startmotor zal niet werken als het
koppelingspedaal niet voldoende wordt
ingetrapt.
(Automatische transmissie)
De startmotor zal niet werken als de
keuzehendel niet in stand P of N staat
en het rempedaal niet voldoende wordt
ingetrapt.
6. Kijk of het KEY indikatielampje
(groen) (indien voorzien) in de
instrumentengroep en het
startdrukknopindikatielampje (groen)
branden.
Indikatielampje
Startdrukknop
OPMERKING
lAls het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert, er op letten dat u de
sleutel bij u draagt (bij voertuigen
met type A meter (pagina 4-40),
worden de berichten getoond in de
instrumentengroep).
lAls het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert terwijl u de sleutel
bij u draagt, de startdrukknop met de
sleutel aanraken en de motor starten
(bij voertuigen met type A meter
(pagina 4-40), worden de berichten
getoond in de instrumentengroep).
Zie Motorstartfunctie wanneer
sleutelbatterij uitgeput is op pagina
4-9.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-5
OPGELET
Als het KEY waarschuwingslampje
(rood) brandt of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, kan dit duiden op een
probleem in het motorstartsysteem en
dat de motor niet gestart kan worden of
dat het contact niet op ACC of ON
gezet kan worden (bij voertuigen met
type A meter (pagina 4-40), worden de
berichten getoond in de
instrumentengroep). Laat uw auto zo
spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur inspecteren.
OPMERKING
lIn de volgende gevallen gaat na het
indrukken van de startdrukknop het
KEY waarschuwingslampje (rood)
knipperen om de bestuurder te
informeren dat de startdrukknop niet
op ACC gezet kan worden als deze
vanuit uit wordt ingedrukt (bij
voertuigen met type A meter (pagina
4-40), worden de berichten getoond
in de instrumentengroep).
lDe sleutelbatterij is uitgeput.lDe sleutel bevindt zich buiten het
werkingsbereik.
lDe sleutel bevindt zich op
plaatsen waar het moeilijk is voor
het systeem het signaal te
ontvangen (pagina 3-9).
lEr bevindt zich een sleutel van
een andere fabrikant in het
werkingsbereik die op de sleutel
lijkt.
OPMERKING
l(Methode van geforceerd starten
van de motor)
Als het KEY waarschuwingslampje
(rood) brandt of het
startdrukknopindikatielampje
(oranje) knippert, kan dit aangeven
dat de motor niet met gebruik van de
normale startmethode gestart kan
worden (bij voertuigen met type A
meter, worden de berichten getoond
in de instrumentengroep). Laat uw
auto zo spoedig mogelijk door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
inspecteren. In dit geval kan de
motor geforceerd gestart worden.
Houd de startdrukknop ingedrukt
totdat de motor start. Voor het starten
van de motor zijn overige procedures
zoals het aanwezig zijn van de
sleutel in de cabine en het intrappen
van het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
of het rempedaal (automatische
transmissie) vereist.
lWanneer de motor geforceerd gestart
wordt, blijft het KEY
waarschuwingslampje (rood) (indien
voorzien) branden en blijft het
startdrukknopindikatielampje
(oranje) knipperen.
l(Automatische transmissie)
Wanneer de keuzehendel in de
neutraalstand (N) staat, branden het
KEY indikatielampje (groen) (indien
voorzien) en het
startdrukknopindikatielampje (groen)
niet.
4-6
Tijdens het rijden
Motor start/stop