Uw auto in één oogopslag
6
2
DASHBOARD, OVERSICHT
1. Bedieningshendel verlichting ..........4-136
2. Toetsen afstandsbediening
audiosysteem ..................................4-203
3. Toetsen Bluetooth handsfree- systeem ..........................................4-254
4. Toets Cruise Control ..........................5-57
5. Toetsen bediening LCD-display ........4-70
6. Claxon ..............................................4-56
7. Bestuurdersairbag ............................3-65
8. Bedieningshendel ruitenwissers en - sproeier ....................................4-145
9. Contactslot of toets Engine start/stop ....................................5-6, 5-10
10. Audiosysteem ................................4-202
11. Alarmknipperlichten ......................4-134
12. Verwarmings- en ventilatiesysteem ................4-156, 4-167
13. Voorpassagiersairbag ......................3-65
14. Dashboardkastje............................4-185
ODM012004
❈De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
Veiligheidssysteem van uw auto
10
3
Opslaan van stoelposities met
toetsen in het portier
Opslaan van posities bestuurdersstoel
1. Zet de selectiehendel in stand P of N (bij een automatische transmissie)
terwijl de toets ENGINE START/STOPAAN is of het contact in stand ONstaat.
2. Verstel de bestuurdersstoel en de buitenspiegel naar de voor de
bestuurder meest comfortabele
positie.
3. Druk op toets SET op het bedienings- paneel. Het systeem geeft één piepje.
4. Druk binnen 5 seconden na het indrukken van toets SET op één van
de geheugentoetsen (1 of 2). Het
systeem geeft met twee piepjes aandat de instellingen met succes zijnopgeslagen. Posities instellen vanuit geheugen
1. Zet de selectiehendel in stand P of N
(bij een automatische transmissie)
terwijl de toets ENGINE START/STOPAAN is of het contact in stand ONstaat.
2. Druk op de gewenste geheugentoets (1 of 2) om de instellingen op te
roepen. Het systeem geeft één piepje
en de bestuurdersstoel wordt automa-
tisch in de opgeslagen positie gezet.
Als tijdens het uitvoeren van deinstellingen uit het geheugen de
schakelaar voor het verstellen van de
bestuurdersstoel wordt bediend, wordt
het instellen vanuit het geheugen
afgebroken en wordt de stoel in de
richting waarin de schakelaar wordt
bediend, bewogen.
WAARSCHUWING
Bedien het geheugen van de
bestuurdersstoel nooit tijdens hetrijden.
Hierdoor kunt u de controle
verliezen waardoor een ongeluk
met ernstig letsel of schade het
gevolg kan zijn.
311
Veiligheidssysteem van uw auto
Instapfunctie (indien van toepassing)
Het systeem beweegt de bestuurders-stoel als volgt automatisch:
Zonder Smart Key-systeem- De bestuurdersstoel beweegt naarachteren als de contactsleutel uit het
contactslot wordt verwijderd en het
bestuurdersportier wordt geopend.
- De bestuurdersstoel beweegt naar voren als de contactsleutel in het
contactslot gestoken wordt.
Met Smart Key-systeem - De bestuurdersstoel beweegt naarachteren als de toets ENGINE
START/STOP UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
- De bestuurdersstoel beweegt naar voren als de toets ENGINE
START/STOP in stand ACC of
START wordt gezet.
U kunt deze functie activeren of
deactiveren. Zie "Gebruikersinstell" in dithoofdstuk 4. Hoofdsteun (Voorstoel)
De stoelen van de bestuurder en
voorpassagier zijn voor extra veiligheid
en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort,
maar helpt tevens bij de bescherming
van hoofd en nek van de inzittenden bij
een aanrijding.
OHM038048N
WAARSCHUWING
Ga voorzichtig te werk als u
posities instelt vanuit het geheugen
als u in de auto zit. Duw de
schakelaar voor het verstellen van
de stoel onmiddellijk in de
gewenste richting als de stoel te
ver in een bepaalde richting
beweegt.
419
Kenmerken van uw auto
Alarm geactiveerd
Het alarm wordt geactiveerd als een van
de volgende situaties zich voordoet
terwijl het alarm is ingeschakeld.
Een van de voor- of achterportierenwordt geopend zonder de afstands
-bediening of Smart Key.
De achterklep wordt zonder de afstandsbediening of de Smart Key geopend.
De motorkap wordt geopend.
Het alarm klinkt en de alarm
-knipperlichten knipperen gedurende 27
seconden, tenzij het systeem wordt
uitgeschakeld. Het alarm kan worden
uitgeschakeld door de portieren te
ontgrendelen met de afstandsbediening
of Smart Key. Alarm uitgeschakeld
Het systeem wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
Afstandsbediening
- De toets voor portier ontgrendelen
wordt ingedrukt.
- De motor wordt gestart.
- Het contact staat gedurende ten minste 30 seconden in stand ON.
Smart Key
- De toets voor portier ontgrendelenwordt ingedrukt.
- De toets van het voorportier wordt ingedrukt terwijl u de Smart Key bij u heeft.
- De motor wordt gestart.
- De toets ENGINE START/STOP staat in stand ON.
Nadat de portieren zijn ontgrendeld,
knipperen de alarmknipperlichten
tweemaal om aan te geven dat het alarm
is uitgeschakeld.
Als er op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt en er
binnen 30 seconden geen portier (of
achterklep) wordt geopend, wordt het
alarm weer ingeschakeld.
✽✽ AANWIJZING
Zonder Smart Key-systeem Steek, als het systeem niet uitgescha-
keld is met de afstandsbediening. De
contactsleutel in contactslot en start
de motor. Daarna zal het alarm
worden uitgeschakeld.
Met Smart Key- Systeem
Steek, als het systeem niet uitgescha-
keld is met de Smart Key- Systeem
Open het portier met de mechanische
sleutel en start de motor als het
systeem niet is uitgeschakeld met de
Smart Key. Hierdoor wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als u uw sleutels verloren bent,
adviseren we u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Breng geen wijzigingen aan in het
antidiefstalsysteem. Hierdoor kan
het systeem defect raken. Weadviseren u het systeem te laten repareren door een officiëleHYUNDAI-dealer.
Storingen veroorzaakt dooronjuiste afstelling of eigenhandigeaanpassingen van het antidiefstalsysteem vallen niet
onder de fabrieksgarantie.
465
Kenmerken van uw auto
Parkeerhulp bij achteruit inparkeren(indien van toepassing)
Wanneer u de selectiehendel in de
achteruitversnelling (R) zet, bewegen de
buitenspiegels omlaag om het
inparkeren gemakkelijker te maken.
Afhankelijk van de stand van de
buitenspiegelschakelaar (1) bewegen de
buitenspiegels als volgt: Links of Rechts :
Als de schakelaar van
de spiegelbediening in destand L (links) of R (rechts)
staat, bewegen beide
buitenspiegels omlaag.
Neutraal : Als de schakelaar van despiegelbediening in de
neutrale (middelste) stand
staat, bewegen de
buitenspiegels niet.
✽✽
AANWIJZING
De buitenspiegels keren automatisch
terug naar hun oorspronkelijke positie
onder de volgende omstandigheden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in stand ACC of OFF
wordt gezet.
Als de selectiehendel in een andere stand dan stand R (achteruit) wordt
gezet.
Buitenspiegel inklappen
Handmatig
Pak de buitenspiegel bij de behuizing
vast en klap deze naar achteren.ODM042035
ONCEMC3214
469
Kenmerken van uw auto
Bediening instrumentenpaneelRegelen dashboardverlichting (indien van toepassing)
De intensiteit van de
dashboardverlichting kan worden
veranderd door de regelknop naar rechts
of links te bewegen als het contact of de
toets ENGINE START/STOP in de stand
ON staat of als de verlichting is
ingeschakeld. Er zijn 20 standen voor de
lichtintensiteit: 1 (MIN) ~ 20 (MAX)
Wanneer u de regelknop van de dashboardverlichting naar rechts (+) of
naar links (-) gedraaid houdt, wordt de
lichtintensiteit traploos geregeld.
Als de lichtintensiteit het maximale of minimale niveau bereikt, klinkt eengeluidssignaal.
ODM042056
ODMEDI2029/ODMEDI2029HO
■
Type A
■ Type B
ODMEDI2001■Type C
WAARSCHUWING
Stel het instrumentenpaneel nooit
af tijdens het rijden. Hierdoor kunt
u de controle over de auto verliezen
waardoor een ongeluk met ernstig
letsel of schade het gevolg kan zijn.
Kenmerken van uw auto
72
4
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Wanneer het contact of de toets ENGINE
START/STOP in stand ON staat, geeft
deze meter de koelvloeistoftemperatuur
weer.
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij benadering
de hoeveelheid brandstof aan die nog in
de tank aanwezig is.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als
de motor heet is. De koelvloeistof
staat onder druk en kan ernstige
brandwonden veroorzaken. Wacht
totdat de motor is afgekoeld
alvorens het reservoir bij te vullen
met koelvloeistof.
OPMERKING
Als de naald van de meter buiten het normale bereik komt en in derichting van stand 130 of Hbeweegt, duidt dit op oververhitting
van de motor, waardoor schade aande motor kan ontstaan.
Blijf niet rijden met een oververhittemotor. Raadpleeg "Als de motoroververhit raakt" in hoofdstuk 6
wanneer de motor oververhit raakt.
■ Type A
■Type B
■ Type A
■Type B
ODMEMM2222/ODMNMM2222
ODMEMM2352/ODMNMM2352
ODMEMM2223/ODMNMM2223
ODMEMM2351/ODMNMM2351
Kenmerken van uw auto
74
4
Buitentemperatuurmeter
De buitentemperatuurmeter geeft de
actuele buitentemperatuur weer in
eenheden van 1°C (1°F).
- Temperatuurbereik : -40°C ~ 60°C
(-40°F ~ 140°F)
De buitentemperatuur op het display
verandert mogelijk niet meteen zoals bij
een gewone thermometer om debestuurder niet af te leiden.
De temperatuureenheid kan worden
gewijzigd (van °C naar °F of andersom)
met de modus "Gebruikersinstell." van
het LCD-display. ❈ Zie "LCD-display" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
Waarschuwingslampje gladheid
(indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje brandt om de
bestuurder te waarschuwen voor een
mogelijk glad wegdek.
Onder de volgende omstandigheden
knippert dit waarschuwingslampje
(samen met de buitentemperatuurmeter)
10 keer en klinkt 3 keer een
geluidssignaal, waarna het
waarschuwingslampje blijft branden.
- De door de buitentemperatuurmeter weergegeven temperatuur is lager dan
ongeveer 4°C (39,2°F)
- Het contact of de toets ENGINE START/STOP staat in de stand ON
✽✽ AANWIJZING
Als het waarschuwingslampje voor een
glad wegdek gaat branden tijdens het
rijden, moet u met meer aandacht en
veiliger rijden en te hoge snelheden,
snelle acceleratie, plotseling afremmen
en plotselinge stuurbewegingen
vermijden.
ODMEDI2905/OVF041089
■
Type A
■Type B
ODMEDI2906/OVF041090
■
Type A
■Type B