Rijden met uw auto
Vóór het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-4
Standen contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-6
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-7
Toets engine start/stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-10 . . . . . . . . . . . . . . . . 5-10
. . . . . . . . . . . 5-10
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-13
Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-17 . . . . . . . . . . . . . 5-17
Vierwielaandrijving (4WD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-24 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-24
. . . . . 5-25
. . . . . . . . 5-26
. . . . . 5-29
Remsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-32 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-32
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-34
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-42
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-45
. . . . . . . . . . 5-47
. . . . . . . . . . . . 5-51
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-52
. . . . . . . . . . . . . . . . . 5-52
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-53
. . . . . . . . . . . . . . . . . 5-53
Cruise control-systeem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-57
Snelheidslimietregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-62
Lane departure warning system (LDWS) . . . . . . 5-65
Actief ECO-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-69
Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-70
Rijden onder speciale rijomstandigheden . . . . . . 5-72 . . . . . . . . . 5-72
. . . . . . . . . . 5-74
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-75
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-75
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-76
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-76
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-76
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-77
5
Rijden met uw auto
10
5
Verlichte toets Engine Start/Stop
Wanneer het voorportier wordt geopend,
gaat de verlichting van de toets Engine
Start/Stop branden. De verlichting gaat
ongeveer 30 seconden nadat het portier
gesloten is uit. De verlichting gaat ook
direct uit wanneer het antidiefstal-
systeem geactiveerd wordt. Positie van de toets Engine
Start/Stop
OFF
Met automatische transmissie
Druk de toets Engine Start/Stop in terwijl de selectiehendel in stand P staat om de
motor (stand START/RUN) of het contact
(stand ON) uit te zetten. Wanneer U de
toets Engine Start/Stop indrukt en deselectiehendel niet in stand P staat, zal
de toets Engine Start/Stop niet naar
stand OFF gaan, maar naar stand ACC.
Auto's met stuurslot
Het stuurwiel wordt ook vergrendeld
wanneer de toets Engine Start/Stop instand OFF staat, om de auto tegen
diefstal te beveiligen. Het wordt
vergrendeld wanneer het portier wordtgeopend.
Als het stuurwiel niet correct vergrendeld
is wanneer u het bestuurdersportier
opent, zal er een waarschuwingszoemer
klinken. Probeer het stuurwiel opnieuw te
vergrendelen. We adviseren u hetsysteem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als het
probleem niet verholpen is.
Als de toets Engine Start/Stop in stand
OFF staat wanneer het bestuurders-
portier wordt geopend, zal het stuurwiel
niet worden vergrendeld en klinkt de
waarschuwingszoemer. Sluit in dat geval
het portier. Het stuurwiel zal dan worden
vergrendeld en de waarschuwings-
zoemer stopt.
✽✽
AANWIJZING
Als het stuurwiel niet correct wordt
ontgrendeld, zal de toets Engine
Start/Stop niet werken. Druk de toets
Engine Start/Stop in terwijl u het
stuurwiel naar rechts en naar links
draait.
TOETS ENGINE START/STOP (INDIEN VAN TOEPASSING)
Wit
ODM052006
511
Rijden met uw auto
✽✽
AANWIJZING
U kunt de motor (START/RUN) of het
contact (ON) alleen uitschakelen
wanneer de auto stilstaat.ACC (Accessoires)
Met automatische transmissie
Druk de toets Engine Start/Stop als deze
in stand OFF staat in zonder het
rempedaal in te trappen.
Het stuurwiel wordt ontgrendeld en de
elektrische accessoires kunnen bediend
worden.
Als de toets Engine Start/Stop langer
dan 1 uur in stand ACC staat, wordt de
toets automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu leegraakt.
ON
Met automatische transmissie
Druk de toets Engine Start/Stop als deze
in stand ACC staat in zonder het
rempedaal in te trappen.
Voordat de motor wordt gestart, gaan de
waarschuwingslampjes ter controle
branden. Laat de toets Engine Start/Stop
niet lang in stand ON staan. De batterij
kan leegraken, omdat de motor
uitgeschakeld is.
OPMERKING
In een noodsituatie kunt u, terwijl de auto rijdt, de motor uitschakelenen het contact in stand ACC draaiendoor de toets Engine Start/Stop
langer dan 2 seconden ingedrukt tehouden of 3 keer na elkaar in tedrukken binnen 3 seconden. Als de auto nog rijdt, kunt u de motor
opnieuw starten zonder dat u het rempedaal ingetrapt houdt door detoets Engine Start/Stop in tedrukken met de selectiehendel in
stand N (vrijstand).
OranjeBlauw
Rijden met uw auto
12
5
START/RUN
Met automatische transmissie
Om de motor te starten trapt u het
rempedaal in drukt u de toets Engine
Start/Stop in met de selectiehendel in
stand P (parkeren) of N (vrijstand). Start
de motor, voor uw eigen veiligheid, met
de selectiehendel in stand P (parkeren).
✽✽
AANWIJZING
Als u de toets Engine Start/Stop indrukt
zonder het rempedaal (automatische
transmissies) in te trappen, zal de motor
zal niet aanslaan. De stand van de toets
Engine Start/Stop verandert dan als
volgt:
OFF ➔
➔
ACC ➔➔
ON ➔➔
OFF of ACC ✽
✽
AANWIJZING
Als u de toets Engine Start/Stop lang in
stand ACC of ON laat staan, zal de accu
ontladen raken.
WAARSCHUWING
Druk de toets Engine Start/Stop nooit in terwijl de auto rijdt.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen en neemt de
remkracht af, wat tot een ongevalkan leiden.
Het stuurslot dient niet ter vervanging van de parkeerrem.
Controleer altijd of stand P
(parkeren) is ingeschakeld bij
een auto met een automatische
transmissie, schakel de
parkeerrem in en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd, kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
(Vervolg)
(Vervolg)
Steek nooit tijdens het rijden uwhand door het stuurwiel om de
toets Engine Start/Stop of andere
bedieningsorganen te bedienen.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval en ernstig letsel.
Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel.
Deze kunnen tijdens het rijden
gaan bewegen en de bestuurder
hinderen, wat kan leiden tot een
ongeval.
Niet verlicht
513
Rijden met uw auto
Starten van de motor✽✽
AANWIJZING
- Kickdown-mechanisme
(indien van toepassing)
Het kickdown-mechanisme in het
gaspedaal voorkomt dat er onbedoeld
met volgas wordt gereden door het
gaspedaal extra weerstand te geven. Als
het gaspedaal echter voor meer dan
80% wordt ingetrapt, wordt er mogelijk
al met volgas gereden en zal het
gemakkelijker zijn om het pedaal
verder in te trappen. Dit duidt niet op
een storing.Starten van de benzinemotor
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij u hebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets Engine Start/Stop in.
Hij dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen.
5. Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien. Ga rijden
met gematigde motortoerentallen.
(Vermijd krachtig accelereren endecelereren.)
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
Rijden met uw auto
14
5
Starten van de dieselmotor
Om de dieselmotor te starten bij koude
motor moet deze voorgegloeid worden
voordat de motor wordt gestart, en
vervolgens opgewarmd worden voordat
u gaat rijden.
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
3. Druk de toets Engine Start/Stop in terwijl u het rempedaal ingetrapthoudt.
4. Houd het rempedaal ingetrapt totdat het controlelampje voorgloeien dooft.
(ongeveer 5 seconden)
5. De motor start wanneer het controle- lampje voorgloeien dooft.
✽✽
AANWIJZING
Als u de toets Engine Start/Stop
nogmaals indrukt terwijl de motor
voorgegloeid wordt, kan de motor
aanslaan.
Starten en afzetten van een motor met
turbo/intercooler
1. Voer het toerental van de motor niet te hoog op en accelereer niet direct na
het starten van de motor.
Laat een koude motor enkele
seconden stationair draaien voordat u
wegrijdt om ervoor te zorgen dat de
turbocompressor voldoende smering
krijgt.
2. Na het rijden met hoge snelheid of een lange rit met een zware
motorbelasting dient de motor voor
het afzetten ongeveer 1 min stationair
te draaien. Door de motor stationair te laten
draaien zal de turbo afkoelen voordat
de motor wordt afgezet.
W-60
Controlelampje voorgloeien
OPMERKING
Zet de motor nooit direct af nadat
hij zwaar belast is geweest. Dit kan
zware schade veroorzaken aan de motor of de turbocompressor.
515
Rijden met uw auto
Zelfs als de Smart Key zich in de autobevindt, maar op enige afstand van u, zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Wanneer de toets Engine Start/Stop in stand ACC of daarboven staat,
controleert het systeem of de Smart
Key aanwezig is wanneer een van de
portieren geopend wordt. Als de Smart
Key zich niet in de auto bevindt, gaathet controlelampje “”
branden en
verschijnt op het instrumentenpaneel
en het LCD-display de melding "Smart
Key niet in auto" (of "Key not in
vehicle"). En wanneer alle portieren
gesloten worden, zal de zoemer 5
seconden klinken. Het controlelampje
of de waarschuwing dooft wanneer de
auto rijdt. Zorg dat u altijd de Smart
Key bij u hebt.
OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet in
stand P te zetten wanneer de motor tijdens het rijden afslaat. Als de verkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in
stand N (vrijstand) zetten terwijl deauto nog rijdt en vervolgens de toets Engine Start/Stop indrukkenom te proberen de motor opnieuw
te starten.WAARSCHUWING
De motor zal alleen aanslaan
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen of anderen die niet
vertrouwd zijn met de auto nooit de
toets Engine Start/Stop of
aanverwante onderdelen aanraken.
Rijden met uw auto
16
5
✽✽
AANWIJZING
Als de batterij bijna leeg is of de Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de toets ENGINE
START/STOP direct met de Smart
Key in te drukken. De zijde met de
vergrendeltoets moet rechtstreeks de
toets ENGINE START/STOP
aanraken. Als u de Smart Key
rechtstreeks tegen de toets ENGINE
START/STOP houdt, moeten de
Smart Key en de toets ENGINE
START/STOP onder de juiste hoek
ten opzichte van elkaar staan. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de remlichtzekering is
doorgebrand, kunt u de motor niet
normaal starten. Vervang de zekering
door een nieuwe. Als het niet mogelijk
is, kunt u de motor starten door de
toets Engine Start/Stop in stand ACC
10 seconden ingedrukt te houden. De
motor kan aanslaan zonder dat het
rempedaal ingetrapt wordt. Trap voor
uw eigen veiligheid echter altijd het
rempedaal in voordat u de motor
start.
OPMERKING
Druk de toets ENGINE
START/STOP nooit langer dan 10seconden in, behalve wanneer deremlichtzekering is doorgebrand.
Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.Anders raakt de startmotormogelijk beschadigd.
ODM052007