Ventilatie
68
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP03_ERGO ET CONFORT_ED01-2014
Annuleren van de programmering
Druk kort op deze toets om een
geprogrammeerde inschakeltijd
te wissen.
De verlichting van het display
wordt uitgeschakeld en het
voorkeuzenummer (bijv. 1) verdwijnt.
Gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen de
auto niet op een brandbare ondergrond
(dor gras, dode bladeren, papier...).
De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting als gevolg van een
gebrek aan koelvloeistof de verbranding
onderbreekt. Vul in dat geval koelvloeistof
bij en druk op de programmaselectieknop
alvorens de verwarming in te schakelen. Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Oproepen van een programmering
Druk herhaaldelijk op deze toets
tot het voorkeuzenummer (bijv. 2)
van de gewenste inschakeltijd
verschijnt.
Na 10 seconden verdwijnt de tijd van het
display, dat echter blijft branden en het
voorkeuzenummer (bijv. 2) blijft weergeven.
Uitschakelen van de standkachel
Druk op deze toets.
Het pictogram verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van
het display gaat uit.
Twee verschillende functies
De standkachel is een afzonderlijk systeem dat
geprogrammeerd kan worden. Voordat het interieur wordt
opgewarmd, verwarmt de standkachel geleidelijk de
motor om het starten te vergemakkelijken. Het opwarmen
van interieur en het ontdooien en ontwasemen van de
ruiten kan vervolgens sneller plaatsvinden.
De extra verwarming is een systeem dat
een aanvulling is op de standaarduitrusting.
Het systeem kan onafhankelijk van de motor
werken. Het inschakelen van de verwarming
kan worden geprogrammeerd.
98
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de natuurkundige
grenzen) weer in de juiste koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste koers
te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
- Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van de
wielen door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en op het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
100
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Hulpsysteem bij een afdalen van een
helling op wegdek met weinig grip (modder,
gravel enz.).
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Het werkt volledig samen met de Intelligent
Traction Control .
Hill Descent Control
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Het systeem werkt slechts bij hellingen van meer
dan 8%.
Dit systeem is actief tot een snelheid van ongeveer
30 km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
30 km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de knop
blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de wagensnelheid lager wordt dan 30 km/h.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels
102
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE
De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze
omhoog of omlaag (veiligheidsgordel aan de
zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel
rolt automatisch op maar het wordt aanbevolen de
veiligheidsgordel vast te houden terwijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
DUBBELE CABINE
De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden gestart. Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van
de motor het verklikkerlampje branden.
Airbags
106
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Uitschakelen van de airbag voor aan passagierszijde
In de stand "OFF" werkt de airbag voor aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, selecteer
dan "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen. Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen
van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding bij de
voorste zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden
opgeblazen aan de zijde waar de aanrijding
plaatsvindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag voor aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het opblazen van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats als de passagiersairbag van uw
auto niet kan worden uitgeschakeld geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorstoel. Controle uitschakeling
Als de airbag is uitgeschakeld,
gaat elke keer dat de motor
wordt gestart dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
melding op het display.
Storing Neem als dit verklikkerlampje
gaat branden contact op met
het CITROËN-netwerk om het
systeem te laten controleren.
Zie de rubriek "Technologie aan boord -
Configuratie van de auto".
Deze functie kan met de toets
MODE
worden geconfigureerd; selecteer "OFF" in
het menu "Airbag passagierszijde".
122
Motorruimte
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
Binnenzijde
Deze handeling mag alleen worden uitgevoerd als de
auto stilstaat en het bestuurdersportier geopend is.
Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard.
Buitenzijde
Duw de veiligheidshaak aan de bovenzijde van
de grille naar rechts en til de motorkap op. Plaats de motorkapsteun in de houder
alvorens de motorkap te sluiten.
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
MOTORKAP OPENEN
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden). Als de motorkap niet goed
is vergrendeld, gaat op
het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden.
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
MOTORKAP SLUITEN
Motorkapsteun
Maak de motorkapsteun los en steek deze
in de eerste en vervolgens de tweede
uitsparing van de motorkap.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische uitrustingen in
de motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Niveaus en controles
126
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
Deze sticker, die hoort bij het Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in goede
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften
in het CITROËN-netwerk of in het garantie-
en onderhoudsboekje onderhoudsboekje dat
bij dit instructieboekje zit.
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Aftappen van water in het brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffi lter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het fi lter ook op
regelmatige basis worden afgetapt, bijvoorbeeld bij
een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in brandstoffi lter
aan de onderzijde van het fi lter los. Ga door met
aftappen tot al het water uit het fi lter is weggelopen.
Draai vervolgens de aftapplug of de sensor weer vast.
Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert
de prestaties van de airconditioning
en kan stankoverlast in het interieur
veroorzaken. Raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor informatie over het
vervangingsinterval van de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto (veel
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven,
moeten de filters twee keer zo vaak worden
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Motorruimte".
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren altijd
uitvoeren door gekwalificeerde technici
van het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Brandstof
129
7
ONDERHOUD
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP07_VERIFICATIONS_ED01-2014
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van
de brandstoftank, de motoruitvoering, de
rijomstandigheden en het profiel van de weg
bevat de tank nog ongeveer 10 of 12 liter
brandstof. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege brandstoftank te
voorkomen.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 90 liter .
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 125 liter.
BRANDSTOF TANKEN
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen. Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de sleutel. Het tanken dient met
afgezette motor te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.