DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet:
ze zouden de parkeerrem kunnen
vrijzetten.
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
- het branden van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het verklikkerlampje P op de
hendel A ,
-
de m
elding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer de auto stilstaat en u de motor
afzet, wordt de parkeerrem automatisch
aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
Automatisch vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden :
F
Hand
geschakelde versnellingsbak :
trap het koppelingspedaal volledig in
en schakel de eerste versnelling of de
achteruitversnelling in; geef gas en laat
het koppelingspedaal opkomen tot de
parkeerrem wordt vrijgezet.
F
Ele
ktronisch gestuurde
versnellingsbak : selecteer de stand A , M
of R en geef gas.
F
Au
tomatische versnellingsbak : selecteer
de stand D , M of R en geef gas.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
het
doven van het verklikkerlampje
parkeerrem en het
verklikkerlampje
P op d
e hendel A,
-
de
melding "Parkeerrem vrijgezet".
Geef, wanneer de auto stilstaat met draaiende
motor, niet onnodig gas, omdat u dan het risico
loopt dat de parkeerrem wordt vrijgezet.Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto tegen wegrollen te beveiligen
door de parkeerrem handmatig
aan te trekken.
Trek daarvoor aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
het
branden van het
verklikkerlampje parkeerrem en het
verklikkerlampje P op de hendel A ,
-
de
melding "parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent om
uit te stappen ter wijl de parkeerrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het display
(behalve bij auto's met automatische
versnellingsbak, als de selectiehendel in de
stand P (Park) staat).
Stilzetten van de auto,
draaiende motor
111
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Trap het rempedaal in en selecteer de
stand P of N .
F
St
art de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
Tr
ap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Se
lecteer de stand R , D of M.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor. Als de parkeerrem niet automatisch
wordt vrijgezet, controleer dan of de
voorportieren correct zijn gesloten.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P
of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch
t e laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het
profiel van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, moet het
gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De versnellingsbak schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand
N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand
D en t
rap het gaspedaal weer in.
Als u de selectiehendel uit de stand P
haalt zonder het rempedaal ingetrapt te
houden, zal op het instrumentenpaneel
dit verklikkerlampje gaan branden of dit
pictogram verschijnen in combinatie met
het knipperen van de P
, een melding en
een geluidssignaal.
F
Co
ntroleer of de op het instrumentenpaneel
weergegeven stand overeenkomt met de
stand van de selectiehendel.
F
La
at het rempedaal geleidelijk los.
Als de parkeerrem handmatig wordt vrijgezet,
begint de auto direct te rijden.
Als de parkeerrem is aangetrokken en de
automatische stand is geactiveerd, geef dan
geleidelijk gas.
Rijden
11 3
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Zet, voordat u de motor afzet, de
selectiehendel in de stand P of N om de
neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Ze
t de selectiehendel in de stand
P
;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Storing
Bij aangezet contact wordt een melding
op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven die duidt op een storing in de
versnellingsbak.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodprogramma en blijft de 3
e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
schadelijk voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. De automatische versnellingsbak kan
beschadigd raken:
-
al
s u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,
-
al
s u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.
Rijden
11 5
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.Als de motor niet aanslaat:
-
Al
s de N
knippert op het
instrumentenpaneel, zet dan de
selectiehendel in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
Al
s de melding "
Trap het rempedaal
in " verschijnt, trap het rempedaal dan
steviger
i
n.Als de motor stationair draait, u niet
remt, de parkeerrem is vrijgezet en de
stand R
, A of M is geselecteerd, rijdt de
auto zonder dat u gas hoeft te geven.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Als u de selectiehendel in een andere stand zet, wordt dit
aangegeven door de indicator op het instrumentenpaneel.
N Neutral (neutraalstand).
R Re verse (achteruitversnelling).
1, 2, 3, 4, 5, 6
Versnellingen bij handmatig schakelen.AUTO Gaat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit als
u kiest voor handmatige bediening.
S
Spo
rt (Sport-stand).F
Al
s op het instrumentenpaneel de
melding "Trap het rempedaal in "
wordt weergegeven, moet u het
rempedaal volledig intrappen.
Starten van de auto
F Zet om de auto te starten de selectiehendel
i n de stand N .
F
Houd
het rempedaal ingetrapt.F
St
art de motor.
F
Se
lecteer een modus (stand M of A ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
F
Ze
t de parkeerrem vrij als deze niet
automatisch wordt bediend.
F
Ne
em uw voet van het rempedaal en geef
gas.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO en 1 of R.
Automatische bediening
F Start de auto en selecteer de stand A om
d
e parkeerrem op automatische bediening
te zetten.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
de r
ijstijl,
-
he
t profiel van de weg.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Rijden
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Handmatig schakelen
F Zet na het starten de selectiehendel in de
stand M om de handbediende stand in te
schakelen.
F
Be
dien de flippers + of - .
De aanduiding AUTO verdwijnt en
de achtereenvolgens ingeschakelde
versnellingen worden weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel. Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en het
motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van de snelheid
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het
moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.
F
Be
dien de flippers "+" of "-" achter het
s t u u r.
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, mits
de snelheid van de auto en het motortoerental
dit toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het
display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer
gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.
Handmatig schakelen
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling
wordt geselecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand
is gekomen (rempedaal ingetrapt). Op het
display van het instrumentenpaneel wordt
een pictogram weergegeven.
In de handbediende stand wordt bij krachtig
accelereren de hoogste versnelling niet
ingeschakeld als de bestuurder de flippers
achter het stuurwiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens
het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R )
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.
11 7
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Trek de parkeerrem stevig aan om de
auto volledig te blokkeren, behalve
wanneer de parkeerrem automatisch
wordt bediend.
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand
N.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand
N s
taat
en de parkeerrem is aangetrokken.
Stilzetten van de auto
Als dit waarschuwingslampje bij het
aanzetten van het contact gaat knipperen,
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de s electiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
-
ee
n versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan
om de auto volledig stil te zetten (als de
parkeerrem niet in de automatische stand staat
ingesteld).
Storing
Sport-stand
F Druk na het selecteren van de
handbediende of de automatische
stand op de knop S om de Sport-
stand in te schakelen. Deze stand
is bij uitstek geschikt voor een meer
dynamische rijstijl.
Na
ast de ingeschakelde versnelling
wordt de letter S weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
F Druk nogmaals op de knop S om de stand
u it te schakelen.
De l
etter S wordt niet meer weergegeven
op het display van het instrumentenpaneel.
Als het contact wordt afgezet, wordt de Sport-
stand uitgeschakeld. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
129
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een
doorzichtig scherm projecteert, in het directe
gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze zijn
ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de
instellingen worden opgeslagen bij het afzetten
van het contact.1. In
schakelen/uitschakelen head-up display.
2. Ho ogteverstelling weergave.
3.
Re
geling lichtsterkte.Als de head-up display is ingeschakeld, geeft
deze de volgende informatie weer:
A.
De s
nelheid van uw auto.
B.
De
informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
Informatie op het head-up
display
C. De aanwijzingen van het navigatiesysteem
( volgens uitvoering).
Raadpleeg voor meer informatie over
het navigatiesysteem de rubriek "Audio
en telematica".
Rijden
DS5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Druk bij draaiende motor op de knop 1.
D e head-up display blijft ingeschakeld/
uitgeschakeld als de motor na het afzetten
weer wordt gestart.
Het scherm wordt automatisch ongeveer 3 sec onden
na het uitzetten van de motor ingeklapt, behalve in
de STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Inschakelen / uitschakelen
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van
d
e head-up display in met de knop 3 :
-
na
ar achteren om de lichtsterkte te
verhogen,
-
na
ar voren om de lichtsterkte te
verlagen.
Regelen van de lichtsterkte
Het is raadzaam de knoppen uitsluitend
bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhinderd
wordt.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje
of microfiber doekje) om het
projectiescherm te reinigen. Gebruik
nooit een droge doek, een schuurspons,
schoonmaak- of oplosmiddel om te
voorkomen dat er krassen ontstaan
op het scherm of de anti-reflecterende
functie beschadigd raakt.
Hoogteverstelling
F Stel de head-up display bij draaiende
m otor op de gewenste hoogte af met de
knop 2 :
-
na
ar achteren om de head-up display
hoger af te stellen,
-
na
ar voren om de head-up display lager
af te stellen.