Page 120 of 328

118
C4-cactus_nl_Chap06_visibilite_ed02-2014
Ruitenwisser achter
uit.Deactiveer de automatische werking
van de ruitenwisser achter bij
sneeuwval of strenge vorst en bij
montage van een fietsendrager op de
achterklep.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
ri
ng voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Deze automatische functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd via het
touchscreen tablet.
Ruitensproeiers voor
trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
uw a
uto is uitgerust met een innovatief
ruitensproeiersysteem voor de voorruit.
De ruitensproeiervloeistof wordt via
het ruitenwisserblad op de voorruit
gesproeid, zodat het zicht van de
bestuurder en dat van de passagiers
niet wordt belemmerd.
F
s
e
lecteer het menu
" Rijhulpsysteem ".
F
D
ruk op de secundaire pagina op
" Configuratie auto ".
Deze functie is standaard geactiveerd.
Zicht
Page 126 of 328
124
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
richtingaanwijzers
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
r
e
chts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
u kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Veiligheid
Page 127 of 328
125
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende CI
t
ro
Ën-
helpdesk.
urgence-oproep of
A ssistance-oproep
raadpleeg de rubriek "Audio en
datacommunicatie" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
7
Veiligheid
Page 128 of 328

126
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is. Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reservewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10
km gereden met
een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Veiligheid
Page 129 of 328

127
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
u
krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
el
ke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen van
een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
er i
s een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
s
t
op zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
r
i
jd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
ee
n te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
e
e
n visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
7
Veiligheid
Page 130 of 328

128
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Het resetten van het systeem moet gebeuren
via het touchscreen tablet bij afgezet contact
en stilstaande auto.F
D
ruk op de secundaire pagina
op " Initialisatie bandensp.
controle ".
F
b
e
vestig het resetten door op de toets
" Ja " te drukken. Als het resetten is
voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt
een melding weergegeven.
De nieuw opgeslagen drukwaarden
worden door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
"service", wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem mag niet worden gereset
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
F
s
e
lecteer het menu
" Rijhulpsysteem ".
Veiligheid
Page 131 of 328

129
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
elektronisch stabiliteitsprogramma (esP : el
ectronic st ability Control) dat de volgende
systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
b
s
) e
n de
elektronische remdrukregelaar (
r
e
F
),
-
d
e noodremassistentie (AF
u)
,
-
d
e antispinregeling (A
s
r
)
,
-
de
dynamische stabiliteitscontrole (CD
s)
.
elektronische stabiliteitscontrole (esP )
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het A
b
s voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De Asr past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De A
s
r zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Het CDs houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
7
Veiligheid
Page 132 of 328

130
C4-cactus_nl_Chap07_securite_ed02-2014
Als dit lampje gaat branden
in combinatie met het lampje
STOP, een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar waardoor u tijdens
het remmen de controle over uw auto
zou kunnen verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display,
duidt dit op een storing in het A
b
s
-
s
ysteem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto
zou kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Stop onmiddellijk.
ra
adpleeg in beide gevallen het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid