120
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, neem dan
direct contact op met het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan bij afgezet
contact de schakelaar 1
weer op "ON" om
de airbag opnieuw in te schakelen en zo de
veiligheid van uw passagier te garanderen.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
lampje op het instrumentenpaneel
of op het display van de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1
minuut branden.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit lampje
hetzij op het instrumentenpaneel,
hetzij op het display voor de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Als dit lampje knippert, neem dan
direct contact op met het CIt
roËn-
n etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat
de airbag aan passagierszijde bij
een ernstige aanrijding niet wordt
geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.sc hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Plaats geen kinderzitje op de
voorstoel als minimaal één van beide
waarschuwingslampjes van de airbags
permanent blijft branden.
Laat het systeem controleren door
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
123
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Parkeerrem
Aantrekken
F trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de parkeerrem
nog (iets) is aangetrokken.
Vrijzetten
F trek de hefboom van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en
schakel een versnelling in.
sc
hakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
9
rijden
125
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. neutral (neutraalstand).
R. re verse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5 6.
V
ersnellingen bij handmatig
schakelen.
AUTO.
G
aat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit
als u kiest voor handbediening.
Starten van de auto
F selecteer de stand N .
F H oud het rempedaal ingetrapt.
F
s
t
art de motor.
op h
et display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
F
s electeer de automatische bediening
(stand A ), de handbediening (stand M ) of
de achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
F
G
eef gas.
op
het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO en 1, 1
o
f R .
Automatische bediening
F selecteer de stand A .
op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
o
ptimaal brandstofverbruik,
-
rijstijl,
-
p
rofiel van de weg,
-
b
elading van de auto.
tr
ap om flink te accelereren (bijvoorbeeld voor
een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal krachtig
in, tot voorbij het zware punt.
ti
jdens het starten van de motor moet
het rempedaal worden ingetrapt.
se
lecteer tijdens het rijden nooit de
neutraalstand N .
De aanduiding N
op het display knippert
als u de motor probeert te starten zonder
dat de selectiehendel in de stand N staat.
Als bij het starten van de motor het
rempedaal niet wordt ingetrapt,
wordt een melding op het display
weergegeven.
De stand kan op elk gewenst moment
worden veranderd door de selectiehendel in
de stand A of juist in de stand M te zetten
(al naar gelang welke stand is ingeschakeld).
9
rijden
126
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
F selecteer de stand M.se lecteer de achteruitversnelling (stand R
)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.
F
s
e
lecteer de stand R.
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling
wordt geselecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand
is gekomen.
Als op hogere snelheid de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, knippert het lampje
N en wordt automatisch de neutraalstand
ingeschakeld. Zet de selectiehendel weer
in de stand A of M om een versnelling in te
schakelen.Tijdelijk zelf schakelen
u kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers
" +" et "-" : als het motortoerental het toestaat,
wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
auto of een bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand. De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
display van het instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als het motortoerental dit
toestaat.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
bi
j het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
bi
j krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder
de selectiehendel of de flippers achter het stuur
niet bedient.
se
lecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u kunt op elk gewenst moment van rijstand
w isselen door de selectiehendel van de
stand M in de stand A te zetten of andersom.
bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
Handbediende stand Achteruitversnelling
rijden
127
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Stilzetten van de autoStoring
Als de aanduiding AUTO bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Trek bij het parkeren altijd de
handrem aan om de auto volledig stil
te zetten.
se
lecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N
staat en de handrem is aangetrokken.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
d
e selectiehendel in de stand N zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst. Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en de transmissie.
ri
jd altijd stapvoets als de weg onder
water staat of bij het oversteken van
een wed.
9
rijden
131
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart
(EGS-versnellingsbak) :
-
m
et de selectiehendel in de stand A of M ,
wanneer u het rempedaal loslaat,
-
m
et de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
o
f wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
uit veiligheids- of comfortover wegingen kan
de stAr t- stand automatisch worden
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
11
km/h (
eGs-v
ersnellingsbak),
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Uitschakelen
u kunt deze functie op elk willekeurig moment
u itschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Als het systeem in de
sto
P
-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
9
rijden
132
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Storingen
bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de
sto
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op
het instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet
in dat geval het contact af en start de auto dan
met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CI
t
ro
Ën
voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
sc
hakel omwille van de veiligheid het
st
op & s
t
art-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het stop & st art-systeem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden aan dit type
accu uitvoeren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF" .
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Inschakelen
rijden
133
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.
1.
k
n
op voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
t
o
ets voor het verlagen van de
ingestelde snelheid
3.
t
o
ets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid
4.
t
o
ets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
s
n
elheidsbegrenzer A A
n/uI
t
6.
s
n
elheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
9
rijden