78
C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Ruitensproeiers voor
trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
B.
r
i
ng voor de selectie van de ruitenwisser
achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór aan staan op
het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, treedt automatisch ook de
ruitenwisser achter in werking.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van het
multifunctionele display.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Ruitenwisser achter WisbereikDoor de bolle vorm van de achterruit valt een
deel van de achterruit buiten het wisbereik.
schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep. Dit kan
worden uitgevoerd via het configuratiemenu
van het multifunctionele display.
Zicht
79
C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2014
Verticale stand van de
ruitenwissers voor
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag
te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding op het
display. Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, gaan
de ruitenwissers in de verticale stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van
de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de
motorkap wordt beschadigd.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de
werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Uitschakelen
beweeg de hendel omhoog en vervolgens in
de stand "0"
om de ruitenwissers handmatig te
bedienen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.
Als het contact meer dan 1
minuut afgezet
is geweest, moet de automatische werking
van de ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel kort omlaag
te duwen.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
sc
hakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de
wisserbladen niet te beschadigen. Voor een langdurige doeltreffende
werking van de ruitenwissers raden wij
u aan:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen zodra
ze sporen van slijtage gaan vertonen.
5
Zicht
106
C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2014
Mechanisch kinderslotbeide achterportieren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
Vergrendelen
F steek de contactsleutel in de rode knop.
F D raai de knop in de richting die door de pijl
op het portier wordt aangegeven.
elektrische
kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat
beide achterportieren van binnenuit kunnen
worden geopend en blokkeert de bediening van
de achterportierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars
van de ruitbediening op het bestuurdersportier.
Inschakelen
F Druk op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat
branden en er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische
kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Ontgrendelen
F steek de contactsleutel in de rode knop.
F
D raai de knop tegen de door de pijl op het
portier aangegeven richting in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat uit en er
verschijnt een melding op het multifunctionele
display.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
De actieve status van deze functie
wordt gesignaleerd door het
tijdelijk branden van dit lampje
op het lichtdoorlatende digitale
instrumentenpaneel. Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging. Laat het systeem
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
ne
em vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
bi
j een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehinderd
kunnen verlaten.
Veilig vervoeren van kinderen
113
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
uw a
uto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
b
s
)
,
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
- b
r
ake Assist s
y
stem (
bAs)
.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
controlelampjes STOP
en ABS, een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing
in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
ra
adpleeg in beide gevallen het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal
niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
Stop op een veilige plaats.
8
Veiligheid
114
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen CD
s
en A
s
r uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op de toets die zich in het midden van
het dashboard bevindt.
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de toets branden,
zijn de systemen CD
s
en A
s
r
uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50
km/h.
F
D
ruk nogmaals op de toets om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op
een storing in deze systemen.
stabiliteitscontrolesystemen
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (CDS)
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. De systemen CD
s
en A
s
r zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de
constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
onderdelen alsmede de montage- en
reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de systemen controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
115
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt
Omdoen
F trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Hoogteverstelling
F knijp de knop A in en schuif deze omlaag om het bevestigingspunt lager te plaatsen.
F
s
c
huif de knop A omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
of op het pictogrammendisplay voor
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde branden om aan te geven
dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn
gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
bi
j een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert
h et verklikkerlampje gedurende 2 minuten in combinatie
met een geluidssignaal.
n
a d
eze 2 minuten blijft het
verklikkerlampje branden zolang de bestuurder en/of
voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
8
Veiligheid
116
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
P
ictogram veiligheidsgordel rechtsachter.
5.
P
ictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
P
ictogram veiligheidsgordel links achter.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat
en gordelkrachtbegrenzer (behalve de
middelste zitplaats).
Vastzetten
Als u de gordels op de zijzitplaatsen achterin niet
gebruikt, kunt u ze vastzetten. Ga als volgt te werk:
F
Z
et houder A in de hoogste stand.
Omdoen
F trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
op h
et pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikkerlampje 2
of
3
rood branden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.Verklikkerlampje
veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel
losmaakt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel of op
het display van de lampjes van de gordel
en frontairbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert
he t verklikkerlampje gedurende twee minuten
in combinatie met een geluidssignaal.
n
a d
eze
2
minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt.
Veiligheid
117
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Middelste veiligheidsgordel
Losmaken en opbergen
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting B en vervolgens op die van gordelsluiting A .
F
H
oud de riem tijdens het oprollen vast
en breng de gesp B en vervolgens de
gesp A aan op de magneet van het
bevestigingspunt in het dak.
Vast maken
F trek aan de riem en steek de gesp A in de linker gordelsluiting.
F
s
t
eek de gesp B in de rechter
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of beide gordelsluitingen zijn
vergrendeld door aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordel voor de middelste
zitplaats is geïntegreerd in de hemelbekleding
a c h t e r.
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, worden de
pictogrammen 4
, 5
en 6 ongeveer 30 seconden
rood weergegeven als de desbetreffende
gordel niet is vastgemaakt.
Als bij draaiende motor het pictogram
4 , 5
of 6 rood wordt weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, is de gordel van
de desbetreffende achterpassagier weer
losgemaakt.
8
Veiligheid