134
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Programmeren
F Draai de knop 1 in de stand
"LIMIT" : de snelheidsbegrenzer
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (PA
u
se
)
.
er k
an een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
s
t
el de snelheid in door op de toets 2
o f 3
t e drukken (bijv.:
90
km/h).
u
kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen
2
e n 3 :
-
+
/- 1
km = kort indrukken,
-
+
/- 5
km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5
km = ingedrukt houden.
F
I
nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
F
u
i
tschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op
de toets 4 .
bi
j een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed is bevestigd,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
rijden
135
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.De bediening van de snelheidsregelaar is
geïntegreerd in de hendel A.De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. om de snelheidsregelaar
te kunnen inschakelen, moet de ingestelde
snelheid minimaal 40
km/h bedragen en moet
de vierde versnelling zijn ingeschakeld:
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het
e
s
P.
D
oor het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
om w
eer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
na h
et afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. 1.
k
n
op voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2.
t
o
ets voor het programmeren van een
snelheid en het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
t
o
ets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van de
ingestelde snelheid
4.
t
o
ets voor het uitschakelen / hervatten van
de snelheidsregeling 5.
s
nelheidsregelaar uitgeschakeld /
ingeschakeld
6.
s nelheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
bi
j het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
snelheidsregelaar
9
rijden
136
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Programmeren
F Draai de knop 1 in de stand
"CRUISE" : de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (PA
uZe)
.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. op h et display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
s
t
el de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste
niveau te brengen en vervolgens
op de toets 2
o f 3
t e drukken (bijv.:
110
km/h).
F
u
i
tschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
u
kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen
2
e n 3 :
-
+
/- 1
km = kort indrukken,
-
+
/- 5
km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5
km = ingedrukt houden. Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
bi
j een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
rijden
137
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp achterDit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten die
zich direct onder de bumper bevinden.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra u
de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de de auto dichter bij
het obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen
(afhankelijk van de uitvoering).
DetectiezoneAls de achterzijde van de auto minder dan
30 centimeter van het obstakel ver wijderd
is, is het geluidssignaal continu hoorbaar
en verschijnt het symbool "Gevaar" op het
multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt
geschakeld.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder, die desondanks
waakzaam moet blijven.
9
rijden
138
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
UitschakelenInschakelen
Druk bij draaiende motor op de toets A om
het systeem volledig uit te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde trekhaak
of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs en sneeuw.
Druk nogmaals op de toets A om het systeem
weer in te schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat uit.
bi
j een storing in het systeem zal bij het
achteruitrijden het waarschuwingslampje
service gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal (kort piepje) en een melding op
het multifunctionele display.
rijden
147
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reservoir met water
afgeraden.
Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te
worden.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1
uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2
omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter) Afgewerkte producten
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CIt
roËn- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het CIt roËn-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
een te laag niveau in het
additiefreservoir wordt aangegeven
door het permanent branden van
dit lampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
10
onderhoud
148
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt
u hierop geattendeerd door het
tijdelijk branden van dit lampje in
combinatie met een melding op
het multifunctionele display.
bi
j een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.ni ettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
ra
adpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
r
aadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Deze sticker, die hoort bij het
s
t
op &
st
art-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de
paragraaf "
ni
veau brandstofadditief".
onderhoud
174
C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2014
Zekering AmpèreFuncties
F8 20
AMultifunctioneel display, autoradio, radio-navigatie.
F9 30
AAutoradio (inbouw achteraf), 12V-aansluiting.
F10 15
A
s
tuurkolomschakelaars.
F11 15
AContactslot, diagnosestekker.
F12 15
A
re
gen-/lichtsensor, trekhaakmodule.
F13 5
AHoofdremlichtschakelaar,
bs I.
F14 15
AParkeerhulpcomputer, display waarschuwingslampjes
autogordels, airbagmodule, instrumentenpaneel,
airconditioning, USB-box.
F15 30
AVergrendeling.
F16 -
nie
t gebruikt.
F17 40
AAchterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH -
sh
unt tijdens opslag.
Praktische informatie