Page 147 of 344

6/
RIJDEN
OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE SNELHEID
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat
de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de
ingestelde snelheid.
UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE
Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsregelaar
wordt niet meer op het display weergegeven.
STORING
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde\
snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge
verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer
druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 149 of 344

6/
RIJDEN
Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter
Grafische weergave
PARKEERHULP VÓÓR
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en \
wordt
geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóó\
r
de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan d\
rie
seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er gee\
n
obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger
wordt dan 10 km/h.
De grafi sche weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het
multifunctionele display worden blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht
genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar" op het display. De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken. Het
controlelampje in de knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd.
Het controlelampje dooft. Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wor\
dt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de
auto bevindt.
Page 150 of 344

148
Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter
De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld
via het confi guratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
STORING
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen
van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de
sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het
inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op
bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren,
enz.).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een fi etsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fi etsendrager).
Page 160 of 344

F0
158
BRANDSTOFADDITIEFNIVEAU
(DIESELUITVOERING MET ROETFILTER)
Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het roetfi lter.
Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
AFGEWERKTE PRODUCTEN
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
KOELVLOEISTOFNIVEAU
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger
zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit
te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is
afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de
ventilator.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
NIVEAU RUITEN- EN
KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te
voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegesta\
an.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof
op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
Page 177 of 344

8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal
functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals \
het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten en de
plafonnier nog in totaal maximaal dertig minuten gebruiken.
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu kan deze periode veel
korter zijn.
INSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
Na het verstrijken van deze tijd geeft een melding op het display aan
dat de eco-mode is ingeschakeld en de actieve functies worden in de
ruststand gezet. Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het
telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5 minuten worden voortgezet met de handsfree set van uw Peugeot Connect Sound,
- kan het telefoongesprek gewoon worden voortgezet met de Peugeot Connect Nav of de Peugeot Connect 3D Nav.
UITSCHAKELEN VAN DE ECO-MODE
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart
wordt.
Start de motor om de functies direct weer te kunnen gebruiken en laat
de motor ten minste 5 minuten draaien.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een
juiste lading van de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu
bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de
paragraaf "Accu").
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het
ontladen van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de
accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijd\
elijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand
van de accu dit toelaat.
Page 190 of 344

188
ZEKERINGEN DASHBOARD
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard
(linkerzijde) en bevat twee houders.
Toegang tot de zekeringen
Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
F2 30 A
Massa vergrendeling en supervergrendeling
F3 5 A Elektronische eenheid airbags, actieve
motorkap en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal,
elektrochromatische binnenspiegel,
automatische transmissie, eenheid
veiligheidsschakeling.
F5 30 A Eentraps elektrische ruitbediening,
voeding inklapbare buitenspiegels.
F7 5 A Plafonniers voor en achter,
kaartleeslampjes, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje.
F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, klokje.
F9 30 A 12V-aansluiting.
F10 15 A Stuurkolomschakelaars.
F 11 15 A Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12 15 A Instrumentenpaneel, airconditioning,
geheugeneenheid bestuurdersstoel,
regen-/lichtsensor, airbags.
Houder 1
Page 191 of 344
8/
PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekering Ampère Functies
F13 5 A Servicecentrale motor, actieve motorkap.
F14 15 A
Multifunctioneel display, pictogrammendisplay
veiligheidsgordels en airbag voorpassagier,
display instrumentenpaneel, versterker,
handsfree set, elektronische eenheid
parkeerhulp, USB Box.
F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
Zekering Ampère Functies
G36 30 A Hifi -versterker.
G37 30 A Geheugeneenheid passagiersstoel vóór.
G38 30 A Geheugeneenheid bestuurdersstoel.
G39 5 A Geheugeneenheid verlichting.
G40 30 A Stoelverwarming bestuurder en
voorpassagier.
Houder 2
Page 213 of 344
2 11
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.
PEUGEOT CONNECT 3D NAV
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.
Na het afzetten van de motor schakelt het systeem zichzelf tijdens de overgang naar de eco-mode uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
01 Basisfuncties
02 Gesproken commando's en
stuurkolomschakelaars
03 Algemene werking
04 Navigatie
05 Verkeersinformatie
06 Radio
07 Multimediaspelers
08 Bellen
09 Menustructuur display
Veelgestelde vragen
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
212
214
217
222
231
233
234
239
244
249
INHOUD
AUTORADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH-TELEFOON
GPS EUROPA