Page 65 of 344

2/
TOEGANG TOT DE AUTO
KOFFERDEKSEL
OPENEN
Druk langer dan twee seconden op deze knop om het kofferdeksel te ontgrendelen. Het kofferdeksel wordt op
een kier gezet.
Til het kofferdeksel op.
Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep
ontgrendeld.
Met de handmatige bediening; auto ontgrendeld
Druk op de ontgrendelingsknop boven de kentekenplaat.
Til het kofferdeksel op.
SLUITEN
Trek het kofferdeksel omlaag aan een van de handgrepen aan de binnenzijde van het kofferdeksel.
Druk als het nodig is op de bovenzijde van het kofferdeksel om het volledig te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden
in combinatie met een melding op het display gedurende
enkele seconden,
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd, kan de achterklep
ook worden geopend nadat het geopende hangslot op de
afstandsbediening voor de tweede keer is ingedrukt.
Met de afstandsbediening
Noodvergrendeling
Bij een storing van de centrale vergrendeling (zwakke accu), wordt
geadviseerd de accu los te koppelen. - tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het
verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display gedurende enkele seconden.
Trek het kofferdeksel nooit omlaag aan de beweegbare spoiler.
Page 77 of 344

3/
AUTO
ERGONOMIE EN COMFORT
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
AUTOMATISCHE WERKING
1. Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets "AUTO" . Het lampje van de toets gaat
branden.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de
temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters
en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten.
2. Regeling bestuurderszijde
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt
de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.
3. Regeling passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Draai de knop 2 of 3 naar links of naar rechts om deze waarde te
verlagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling \
links en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of
hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor
het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Page 87 of 344

3/
ERGONOMIE EN COMFORT
USB-BOX
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USB-poort, bevindt zich in de
armsteun vóór.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod
® vanaf
de 5e generatie of een USB-stick.
Dankzij de USB-box kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma,
wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers
van uw autoradio.
U kunt deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of
het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het
multifunctionele display.
Tijdens het gebruik kan de draagbare apparatuur automatisch
worden opgeladen.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze
uitrusting de rubriek van het desbetreffende audiosysteem.
PEUGEOT CONNECT USB - USB-BOX
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting en een USB-
poort, bevindt zich in de armsteun vóór.
Met behulp van de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur
aansluiten, zoals een iPod
® of een USB-stick.
Met behulp van de JACK-aansluiting kunt u allerlei typen draagbare
apparatuur aansluiten.
Dankzij de USB-BOX kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma,
wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van
uw autoradio.
Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kunt u deze
bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel
van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display.
Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kan de
draagbare apparatuur tijdens het gebruik automatisch worden
opgeladen.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting
de rubriek Peugeot Connect Sound of Peugeot Connect Nav.
Page 95 of 344

4/
ZICHT
RCZ_nl_Chap04_visibilite_ed02-2013_CA
AUTOMATISCHE VERLICHTING
Met behulp van een lichtsterktesensor worden de
kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De
verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automat\
isch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving
weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
Draai de ring in de stand "AUTO" . Het activeren van de functie
wordt bevestigd door een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding op het display.
HANDBEDIENDE FOLLOW ME HOME-VERLICHTING
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de
dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me
home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
Page 96 of 344

94
RCZ_nl_Chap04_visibilite_ed02-2013_CA
AUTOMATISCHE FOLLOW ME HOME-
VERLICHTING Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor gaat de verlichting
branden, wordt dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het
display, in combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsterktesensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsterktesensor,
die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel
bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend. Als de functie automatische verlichting is geactiveerd (lichtschakelaar\
in
de stand "
AUTO "), wordt onder donkere omstandigheden het dimlicht
automatisch ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Programmeren
Het inschakelen of uitschakelen en de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het confi guratiemenu van de auto.
Page 97 of 344

4/
ZICHT
RCZ_nl_Chap04_visibilite_ed02-2013_CA
HALOGEEN KOPLAMPEN
HANDMATIG VERSTELLEN
AUTOMATISCHE VERSTELLING VAN DE
KOPLAMPEN MET XENONVERLICHTING
Verstel de hoogte van de koplampen met halogeenlampen afhankelijk
van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
-. Tusseninstelling.
2. 4 personen + maximaal toegestane belading.
-. Tusseninstelling.
3. Bestuurder + maximaal toegestane belading. Om verblinding van andere weggebruikers te voorkomen corrigeert dit
systeem bij stilstaande auto automatisch de hoogte van de lichtbundel
van de xenonlampen, afhankelijk van de belading van de auto.
In het geval van een storing verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de lage stand.
Stand "0": basisinstelling. Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Page 98 of 344
96
RCZ_nl_Chap04_visibilite_ed02-2013_CA
BOCHTVERLICHTING
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, zorgt deze functie ervoo\
r
dat de lichtbundels de wegberm beter verlichten in bochten.
Deze functie, die uitsluitend in combinatie met xenonlampen wordt
geleverd, wordt ingeschakeld bij een snelheid vanaf ongeveer 20 km/h
en zorgt voor een aanzienlijke verbetering van het zicht in bochten. met bochtverlichting
zonder bochtverlichting
CONFIGURATIE
STORING
Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt of in de achteruitversnelling
staat, is deze functie uitgeschakeld.
De status van de functie blijft na het afzetten van het contact in
het geheugen opgeslagen. In het geval van een storing knippert dit pictogram op het
display in combinatie met een melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats. Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via
het confi guratiemenu van de auto.
Page 100 of 344

98
RCZ_nl_Chap04_visibilite_ed02-2013_CA
RUITENSPROEIERS VÓÓR EN KOPLAMPSPROEIERS
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden
ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
De koplampsproeiers worden alleen geactiveerd als het dimlicht of
het grootlicht brandt en de auto rijdt .
Te laag niveau ruiten-/koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau
van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram en/of het
pictogram service op het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het display.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de
schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is.
Om het verbruik van koplampsproeiervloeistof te beperken werken
de koplampsproeiers tijdens één en hetzelfde traject slechts elke
zevende keer dat de ruitensproeiers worden gebruikt of elke 40 km.