50
Het display kan in vier standen worden versteld door op de voor- of
achterzijde van de knop B te drukken. Als het display wordt ingeklapt,
wordt de laatst geselecteerde stand opgeslagen.
Afstellen van de hoek van het display
Het display wordt automatisch uitgeklapt bij het aanzetten van
het contact. Drie seconden nadat het contact is afgezet wordt het
automatisch weer ingeklapt indien het audio- en telematicasysteem is
uitgeschakeld.
TOEGANG TOT HET WEGKLAPBARE DISPLAY
Als het contact is aangezet, kunt u het display op elk moment in- of
uitklappen met de knop A .
- Druk op de knop A : het display wordt ingeklapt.
- Druk nogmaals op de knop A om het display weer uit te klappen.
Als u het display hebt ingeklapt, wordt het automatisch weer
uitgeklapt:
- bij het inschakelen van het audio- en navigatiesysteem (behalve als u het display zelf hebt ingeklapt terwijl het systeem was
ingeschakeld),
- bij een uitgaand telefoongesprek,
- bij het geven van een gesproken commando,
- bij het ontvangen van een waarschuwingsmelding die gekoppeld is aan het pictogram STOP (Peugeot Connect Nav+).
72
TOEGANG TOT DE ACHTERBANK
ACHTERBANK
Achterbank met twee zitplaatsen, met een vaste zitting en een
neerklapbare rugleuning, beide uit één stuk.
De hoofdsteunen achter kunnen niet worden verwijderd.
NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANK
TERUGPLAATSEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANK
Let er voor uw veiligheid en die van uw pasagiers op dat de rugleuning
bij het terugplaatsen goed vergrendeld wordt. Open het kofferdeksel.
Trek aan de handgreep onder de hoedenplank om de rugleuning te ontgrendelen.
Plaats bij het vervoeren van lange voorwerpen geen lading
zwaarder dan 30 kg op de achterzijde van de rugleuning.
Plaats geen scherpe voorwerpen op de achterzijde van de
rugleuning om te voorkomen dat deze beschadigd raakt.
Controleer of de zitting van de voorstoel ver genoeg naar voren staat.
Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen.
Bij het terugduwen keert de rugleuning terug in de oorspronkelijke stand\
.
De rugleuning kan worden neergeklapt om de bagageruimte te vergroten.
De bediening voor het ontgrendelen van de rugleuning bevindt zich in
de bagageruimte.
Controleer of de voorstoelen ver genoeg naar voren zijn geschoven.
Controleer of er geen voorwerpen op de achterbank liggen.
Bevestig de gespen van de veiligheidsgordels aan de daarvoor
bevestigde punten tussen de hoofdsteunen. Klap de rugleuning neer op de zitting.
11 0
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
VEILIGHEIDSGORDELS
VEILIGHEIDSGORDELS VÓÓR
Omdoen
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/niet
vastgemaakt
A. Pictogram veiligheidsgordels voor losgemaakt/niet vastgemaakt.
B. Pictogram veiligheidsgordel links voor.
C. Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.
Als het contact wordt aangezet, verschijnt het pictogram A op het
pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het pictogram
gedurende 2 minuten in combinatie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Na deze 2 minuten wordt het pictogram weergegeven
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Het pictogram B of C van de desbetreffende zitplaats wordt rood als de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en
passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aa\
nrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels\
stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt
aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee
de veiligheid.
5/
VEILIGHEID
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer.
Omdoen
1. Trek aan de gordel en steek de gesp F in de zwarte gordelsluiting F
in het midden van de bank.
2. Steek de gesp G in de rode gordelsluiting G aan de kant van de
zijbekleding.
3. Controleer of elke gordelsluiting goed is vergrendeld door even aan de riem te trekken.
Losmaken
1. Druk op de rode knop van de gordelsluiting G , en vervolgens op de
zwarte knop van de gordelsluiting F .
2. Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt en bevestig eerst de gesp G en vervolgens de gesp F aan het desbetreffende bevestigingspunt
aan de rugleuning.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt
A. Pictogram veiligheidsgordels achter losgemaakt.
D. Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.
E. Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt het pictogram
A op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan
passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h, knippert het
pictogram gedurende twee minuten in combinatie met een steeds
sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten wordt het pictogram
weergegeven zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Als het contact wordt aangezet, met draaiende motor of als
de wagensnelheid lager is dan ongeveer 20 km/h, worden de
pictogrammen D en E ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de
desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een wagensnelheid hoger dan ongeveer 20 km/h het pictogram D
of E rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, is de gordel van de desbetreffende
achterpassagier losgemaakt.
Detectie van een losgemaakte gordel vindt plaats bij beide
gespen. Bij het losmaken van ten minste één van de twee
gespen wordt het bijbehorende pictogram weergegeven.
11 2
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun
veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn
dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die
ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel
wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze
goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden
geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de
schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische
blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt
opgerold.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden
uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats, vooral als
de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterba\
nk
of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van
een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van de aard en de
kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
5/
AR
BG
НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това можеда причини СМЪРТ
или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CSNIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí
nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DABrug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af\
en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan forekomme.
DEVerwenden Sie NIEMALS einen Kindersitz oder Babyschale gegen die Fahrtric\
htung bei AKTIVIERTEM Airbag, TOD oder ERNSTHAFTE
VERLETZUNGEN können die Folge sein.
ELΜη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
ENNEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the CHILD
can occur
ESNO INSTALAR NUNCA EL SISTEMA DE RETENCIÓN PARA NIÑOS DE ESPALDAS AL SENTIDO DE LA CIRCULACIÓN SOBRE UN
ASIENTO PROTEGIDO CON UN COJÍN INFLABLE FRONTAL ( AIRBAG ) ACTIVADO. ESTO PUEDE CAUSAR LA MUERTE DEL BEBE O
HERIRLO GRAVEMENTE.
ETÄrge kasutage kunagi lapse turvatooli seljaga sõidusuunas sõidu\
ki istmel mis on kaitstud AKTIVEERITUD TURVAPADJAGA. See võib
põhjustada lapsele RASKEID VIGASTUSI või SURMA.
FIÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuim\
elle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FRNE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face v\
ers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLAB\
LE frontal
ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HRNIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo
uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HUSOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést olyan ülésen, amely AKTIVÁLT ÁLLAPOTÚ (BEKAPCSOLT)
FRONTLÉGZSÁKKAL van védve. Ez a gyermek halálát vagy súlyos sérülését okozhatja.
ITNON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario\
a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LTNIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS.
Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
LVNAV PIEĻAUJAMS uzstādīt uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera vietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA
SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.VEILIGHEID
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
136
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er \
tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens
de aanduiding M en de handmatig ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in
de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is
ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).
PARKEREN VAN DE AUTO
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N
zetten om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, klinkt bij het openen
van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
Zet de selectiehendel in de stand P ; het geluidssignaal stopt
en de melding verdwijnt.
STORING
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de
3
e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R vanuit de stand P , of R vanuit de stand N . De
transmissie raakt hierdoor niet beschadigd.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende
snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier\
.
In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd raken:
- bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het rempedaal,
- bij het geforceerd van stand P naar een andere stand
schakelen als de accu ontladen is.
Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (fi les) de
selectiehendel in de stand N en trek de parkeerrem aan om
brandstof te besparen.
7/
ONDERHOUD
BRANDSTOFKWALITEIT VOOR
BENZINEMOTOREN
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die
voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type\
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot
100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazilië.
BRANDSTOFKWALITEIT VOOR
DIESELMOTOREN
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet\
aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden
(met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde
dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden\
(kans
op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Na het tanken:
breng de dop aan,
draai deze naar rechts,
sluit de brandstofvulklep.
Bij vorst
Bij vorst kan het voorkomen dat de brandstofvulklep vastzit.
In dat geval kunt u de klep vanuit de bagageruimte met de hand
losmaken.