60
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Noodbediening
Ontgrendelen
Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen. Verplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in het systeem van de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Druk, als de sleutel zich in de detectiezone A bevindt, op de vergrendelingsknop van de achterklep om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt gesignaleerd door het gedurende enkele seconden knipperen van de richtingaanwijzers.
Vergrendelen met Keyless
entry and start
61
2
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Noodsleutel
Openen/sluiten met de
geïntegreerde sleutel van het
Keyless entry and start-systeem
Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt: - lege batterij, accu ontladen of losgekoppeld, ... - auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling. Trek aan de knop 1 en wacht tot de geïntegreerde sleutel 2 naar buiten komt.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen van het bestuurdersportier
Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het portier aan passagierszijde
Open de portieren. Controleer of de kinderbeveiliging van de achterportieren niet geactiveerd is (zie de rubriek "Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen"). Steek de geïntegreerde sleutel in het
slot op de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling rechtsom (achterportier rechts) of linksom (achterportier links). Sluit de portieren en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen van het portier aan
passagierszijde
Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
Als het inbraakalarm is geactiveerd, zal het geluidssignaal dat klinkt bij het met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) openen van een portier, bij het aanzetten van het contact stoppen.
63
2
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe bestellen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar
worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsover wegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Elektrische storingen
De elektronische sleutel van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden. Vergeet niet aan het stuur wiel te draaien om het stuurslot te activeren.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
66
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Uitschakelen
Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
Ontgrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als 30 seconden zijn verstreken zonder dat een portier of de achterklep is geopend), wordt het alarmsysteem niet automatisch weer ingeschakeld. Om het alarmsysteem in te schakelen moet u de auto ontgrendelen en weer vergrendelen met de afstandsbediening of het "Keyless entry and start"-systeem. Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het verklikkerlampje van de knop is uit en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Totale beveiliging
Inschakelen
Vergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of Vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden. Na het vergrendelverzoek met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na 5 seconden en de interieurbeveiliging na 45 seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de beveiliging na 45 seconden wel ingeschakeld.
Zet het contact af en verlaat de auto.
67
2
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Beveiliging - met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Interieurbeveiliging
Uitschakelen De wegsleepbeveiliging wordt ook uitgeschakeld (als uw auto hiermee is uitgerust).
Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze toets en houd deze ingedrukt tot het verklikkerlampje blijft branden.
Stap uit. Vergrendel onmiddellijk de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem. Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen. Om de interieurbeveiliging uit te schakelen moet deze procedure elke keer na het afzetten van het contact worden uitgevoerd.
Schakel de interieurbeveiliging (en de wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: - iemand in de auto aanwezig is,
- een ruit op een kier blijft staan, - de auto wordt gewassen, - een wiel wordt ver wisseld, - de auto wordt gesleept, - de auto op een boot wordt vervoerd.
Inschakelen De wegsleepbeveiliging wordt ook opnieuw ingeschakeld (als uw auto hiermee is uitgerust). Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit. Schakel het alarmsysteem weer volledig in door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem. Het verklikkerlampje van de knop knippert weer één keer per seconde.
68
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden. Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen: Ontgrendel de auto met de sleutel (in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier. Open het portier; het alarm gaat af. Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of standaard. Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is gesloten, automatisch ingeschakeld. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt of moet de auto
ontgrendeld worden met het "Keyless entry and start"-systeem.
72
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Brandstoftank
Als er meer dan 10 liter brandstof getankt wordt, wordt deze stijging van het brandstofniveau niet weergegeven op de brandstofmeter. Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
Openen
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand is geschakeld; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel of met de
knop "START/STOP" indien uw auto is voorzien van het Keyless entry and start-systeem.
- Ontgrendel de auto als deze is voorzien van het Keyless entry and start-systeem. - Druk op de klep (in het achterste deel van de zijkant van de auto) en trek de klep vervolgens open.
Tanken
Ver wijder de vuldop en plaats deze op de steun (aan de klep). Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in. Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden. Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop rechtsom te draaien. Druk de klep van de tankdop dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto). Als uw auto is voorzien van een conventionele sleutel, steek deze dan in de vuldop. Draai de vuldop linksom.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 53 liter (of 45 liter, afhankelijk van de uitvoering).
109
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bij temperaturen onder het vriespunt wordt bij auto's met een dieselmotor de motor dieselmotor de motor dieselmotorpas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart. Als dit verklikkerlampje gaat branden nadat u op de knop "START/STOP" hebt gedrukt, moet u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt houden tot het verklikkerlampje dooft. Druk niet nogmaals op de knop "START/STOP" voordat de motor draait.
De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
Druk op de knop " START/STOP ".
De elektronische sleutel van het "Keyless entry and start"-systeem moet zich in de detectiezone bevinden. Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet als de motor draait. Als de elektronische sleutel niet binnen de zone wordt gedetecteerd, wordt een melding weergegeven. Om de motor te kunnen starten moet u ervoor zorgen dat de elektronische sleutel zich binnen de zone bevindt.
Starten - afzetten van de motor,
"Keyless entry and start"
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart. (Lees de waarschuwing voor de dieseluitvoeringen).
Als aan een van de voor waarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.