PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense® parkeersensoren achter
zorgen voor zichtbare en hoorbare aan-
wijzingen m.b.t. de afstand tussen de
achterzijde van de auto en een gedetec-
teerd obstakel bij het achteruitrijden,
bijv. tijdens een parkeermanoeuvre.
Zie de voorzorgsmaatregelen voor ge-
bruik van het ParkSense® systeem
voor de beperkingen van dit systeem en
aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE staat. Wanneer
ParkSense® bij deze stand van de
schakelhendel wordt ingeschakeld,
blijft het systeem actief totdat de rij-
snelheid is toegenomen tot ongeveer11 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is gedaald
tot minder dan ongeveer 9 km/u.
PARKEERSENSOREN
De vier parkeersensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden,
bewaken het gebied achter de auto
dat binnen het zichtveld van de sen-
soren valt. De sensoren kunnen obsta-
kels detecteren tot een afstand van
ongeveer 30 tot 200 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
PARKSENSE®
WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwingsdis-
play wordt alleen weergegeven wan-
neer "Sound and Display" (Geluid en
weergave) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programme-
ren functies van het Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC). Voor
meer informatie raadpleegt u "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen
(door de klant te programmeren func-
ties)" in "Functies van het instrumen-
tenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich op het EVIC-
scherm op de instrumentengroep. Het
geeft zowel visuele als akoestische
waarschuwingen om het verschil tus-
sen het achterpaneel/de achterbum-
per en het gedetecteerde obstakel aan
te geven.
ParkSense® waarschuwingsscherm
158
verschijnt op het EVIC het bericht
"PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhen-
del in REVERSE (achteruit) staat.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer het ParkSense® parkeer-
hulpsysteem tijdens het starten van
het voertuig een storing heeft gedetec-
teerd, zal de instrumentengroep tel-
kens wanneer de auto gestart wordt
één geluidssignaal activeren en wordt
de melding "PARKSENSE UNAVAI-
LABLE WIPE REAR SENSORS"
(parkeerhulp niet beschikbaar, ach-
tersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE SER-
VICE REQUIRED" (parkeerhulp niet
beschikbaar, onderhoud noodzake-
lijk) in de instrumentengroep weerge-
geven. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. Als de schakelhendel
in de stand REVERSE wordt gezet enhet systeem een storing heeft gedetec-
teerd, wordt in het EVIC de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE
WIPE REAR SENSORS" (parkeer-
hulp niet beschikbaar, achtersensoren
reinigen) of "PARKSENSE UNAVAI-
LABLE SERVICE REQUIRED"
(parkeerhulp niet beschikbaar, on-
derhoud noodzakelijk) weergegeven
zolang het voertuig in de stand RE-
VERSE staat. In dit geval werkt Park-
Sense niet.
Als de melding "PARKSENSE UNA-
VAILABLE WIPE REAR SENSORS"
(parkeerhulp niet beschikbaar, ach-
tersensoren reinigen) wordt weerge-
geven in het elektronische voertuigin-
formatiecentrum (EVIC), moet u
ervoor zorgen dat het buitenopper-
vlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is
van sneeuw, ijs, modder, vuil of an-
dere obstakels en vervolgens het con-
tact uit- en weer inschakelen. Als het
bericht nog steeds wordt weergege-
ven, breng dan een bezoek aan uw
erkende dealer.
Als de melding "PARKSENSE UNA-
VAILABLE SERVICE REQUIRED"
(parkeerhulp niet beschikbaar, on-
derhoud noodzakelijk) wordt weerge-
geven in het EVIC, neemt u contact op
met een erkende dealer.
HET
PARKEERHULPSYSTEEM
REINIGEN
Reinig de sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of
harde doeken. Maak de sensoren
voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGE-
LEN VOOR GEBRUIK VAN
HET PARKSENSE® SYS-
TEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbum-
per vrij is van sneeuw, ijs, mod-
der en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
161
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden.
Wanneer u de ParkSense® par-keerhulp uitschakelt, toont de
instrumentengroep de melding
"PARK ASSIST OFF" (parkeer-
hulp uitgeschakeld). Park-
Sense® blijft uitgeschakeld tot-
dat u de parkeerhulp opnieuw
inschakelt, zelfs als u het con-
tact inschakelt.
Als u de keuzehendel in de stand REVERSE (achteruit) zet en
ParkSense® is uitgeschakeld,
zal het EVIC het bericht "PARK
ASSIST DISABLED" (parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven
zolang de transmissie in RE-
VERSE staat.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het radiovolume verla-
gen wanneer het systeem een ge-
luidssignaal laat horen. Reinig de ParkSense® sensoren
regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Het Park-
Sense® systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het
hoofd zien of abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter
de auto/bumper aanwezig is.
Zorg dat het ParkSense® sys- teem is uitgeschakeld als er
voorwerpen als fietsendragers,
trekhaken, enz. binnen een af-
stand van 30 cm van de
achterkant/achterbumper wor-
den geplaatst. Als u dit nalaat,
kan het systeem een nabijgele-
gen object interpreteren als een
sensorprobleem en de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE
SERVICE REQUIRED" (par-
keerhulp niet beschikbaar, on-
derhoud noodzakelijk) weerge-
ven in het EVIC. Bij auto's die zijn voorzien van
een achterklep, moet Park-
Sense® worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep omlaag
of open is geklapt en de achter-
uitversnelling is ingeschakeld.
De omlaag geklapte achterklep
zou ten onrechte kunnen wor-
den aangezien voor een obstakel
achter de auto.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
(Vervolgd)
162
LET OP!(Vervolgd)
Bij gebruik van ParkSense® moetu langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om over uw schouder
te kijken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.
WAARSCHUWING!
Ga altijd voorzichtig te werk tij-dens het achteruitrijden, ook als u
ParkSense® gebruikt. Controleer
het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers,
dieren, andere voertuigen, obsta-
kels en dode hoeken, voordat u
achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend
op de omgeving te richten. An-
ders bestaat er een risico op ern-
stig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen deafneembare trekhaak te verwij-
deren voordat u ParkSense® gaat
gebruiken, wanneer u de trek-
haak niet nodig heeft. Als u dit
niet doet, kan persoonlijk letsel of
schade aan voertuigen ontstaan
doordat de trekhaakkogel zich
veel dichter bij het obstakel be-
vindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker
een continue toon klinkt. Afhan-
kelijk van de afmetingen en vorm
van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensoren de trekhaak
detecteren en abusievelijk aange-
ven dat er een obstakel achter de
auto aanwezig is.
PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE is
gezet. Het beeld wordt weergegeven
op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschu-
wing "check entire surroundings" (let
op de gehele omgeving) aan de boven-
kant van het scherm. Na vijf seconden
verdwijnt deze waarschuwing. De
ParkView® camera bevindt zich aan
de achterzijde van de auto, boven de
kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling scha-
kelt, wordt de achteruitrijcamera uit-
geschakeld en wordt opnieuw het
navigatie- of audioscherm weergege-
ven.
Indien getoond, geven statische ras-
terlijnen de breedte van het voertuig
aan, terwijl een onderbroken center-
lijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van
dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De sta-
tische rasterlijnen geven verschillende
zones aan waarmee u de afstand tot de
achterzijde van het voertuig kunt in-
schatten. De onderstaande tabel geeft
163
en wielen de juiste werking van het
bandenspanningscontrolesysteem
niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geoptimaliseerd voor de ori-
ginele banden en wielen. De ban-
denspanning en waarschuwing van
het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de banden-
maat van uw auto. Het gebruik van
vervangende onderdelen met een
andere maat, type en/of stijl kan
leiden tot een ongewenste werking
van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de
sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmid-
delen uit blik of balansgewichten
als de auto is uitgerust met een ban-
denspanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.9. Storingslampje
Het storingslampje maakt
deel uit van het boorddiagno-
sesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en
de automatische versnellingsbak con-
troleert. Het lampje gaat branden als
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet, voordat de motor
start. Als het lampje niet gaat branden
wanneer u de contactschakelaar van
OFF naar ON/RUN draait, laat uw
auto dan direct controleren op storin-
gen.
Door sommige omstandigheden, zoals
een losse of afwezige tankdop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het
aanslaan van de motor het storings-
lampje gaan branden. Als het lampje
blijft branden tijdens enkele normale
ritten, is onderhoud van uw auto
noodzakelijk. In de meeste gevallen
kan dan normaal met de auto worden
gereden en is slepen niet noodzake-
lijk.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het
motorregelsysteem beschadigd ra-
ken. Het kan ook van invloed zijn
op de brandstofzuinigheid en de rij-
prestatie. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorver-
mogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysa-
tor, zoals hierboven beschreven,
kan warmer worden dan een kata-
lysator die wel goed werkt. Hier-
door kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge
planten, hout, karton enz. Dit ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor de bestuurder, de pas-
sagiers of anderen.
200
Press Brake Pedal and Push Buttonto Start (Rempedaal intrappen en
knop indrukken om te starten)
Liftgate Ajar (achterklep open) (er klinkt een geluidssignaal als de
auto gaat rijden)
Low Tire Pressure (lage bandenspanning)
Service TPM System (Onderhoud bandenspanningscontrolesysteem)
(raadpleeg "Bandenspanningscon-
trolesysteem" (TPMS) in "Starten
en rijden")
Bandenspanningsdisplay bij lage spanning van band(en) bij premi-
umsysteem "Inflate Tire to XX"
(Pomp de band op tot XX)
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
RKE Battery Low (batterij af- standsbediening leeg)
Service Keyless System (afstands- bediening controleren)
LOW WASHER FLUID (ruiten- sproeiervloeistof bijvullen) Oil Change Required (olieverver-
sing vereist)
Check gascap (brandstofvuldop controleren)
Left Front Turn Signal Lamp Out
(richtingaanwijzer linksvoor defect)
Left Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer linksachter
defect)
Right Front Turn Signal Lamp Out
(richtingaanwijzer rechtsvoor defect)
Right Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsachter
defect)
Park Assist Disabled (parkeerhulp uitgeschakeld)
Service Park Assist System (laat parkeersensoren repareren)
Personal Settings Not Available — Vehicle Not in Park (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar —
auto staat niet in de stand P)
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem uit) — Dit bericht wordt
getoond als de contactschakelaar in de stand ON wordt gezet en duidt
aan dat het dodehoeksysteem is
uitgeschakeld.
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem niet beschikbaar) — Dit
bericht wordt getoond als het sys-
teem voor dodehoekbewaking
(BSM) tijdelijk niet beschikbaar is
wegens een geblokkeerde sensor,
elektromagnetische storing of an-
dere 'tijdelijke' omstandigheid. Als
dit bericht wordt getoond, gaan de
pictogrammen in de beide buiten-
spiegels branden. Als er sprake is
van een elektromagnetische sto-
ring, gaat alleen het pictogram aan
de kant van de storing branden tot-
dat de storing voorbij is.
Service Blind Spot System (Onder-
houd dodehoeksysteem) — Dit be-
richt wordt getoond als het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM) per-
manent niet beschikbaar is. De be-
stuurder ontvangt in dat geval een
bericht van het EVIC en de BSM-
waarschuwing gaat permanent
branden in beide buitenspiegels.
Neem contact op met een erkende
dealer als u dit bericht ontvangt.
207
Automatische kompaskalibratie
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft te resetten. Moge-
lijk geeft het kompas onjuiste waarden
weer wanneer de auto nieuw is. In dat
geval geeft het EVIC het bericht CAL
weer totdat het kompas is gekali-
breerd. U kunt het kompas ook kali-
breren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats zon-
der grote metalen voorwerpen), tot het
EVIC-bericht "CAL" verdwijnt. Het
kompas werkt dan normaal.
OPMERKING: Voor juiste ijking
is een vlak wegdek en een omge-
ving zonder grote metalen voor-
werpen zoals gebouwen, bruggen,
ondergrondse kabels, spoorrails
enz. vereist.
Kompas handmatig kalibreren
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als het kompas onjuiste waarden weer-
geeft, maar het CAL-indicatielampje
niet op het EVIC-display verschijnt,
zet u het kompas als volgt handmatig
in de kalibratiemodus:
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk dan
SELECTEREN.
3.
Druk op de toets OMLAAG totdat
"Calibrate Compass" (kompas kalibre-
ren) wordt weergegeven op het EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTE-
REN om het kalibreren te starten. Het
"CAL"-indicatielampje verschijnt op
het EVIC.
5. Rijd één of meer keren in een cirkel
van 360° (op een plaats zonder grote
metalen voorwerpen) tot het "CAL"-
indicatielampje uit gaat. Het kompas
werkt dan normaal.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tus-
sen het magnetische noorden en het
geografische noorden. Ter compensatie
van de verschillen moet de kompasaf-
wijking aan de hand van de zonekaart
worden ingesteld voor de zone waarin
de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de verschillen automatisch gecompen-
seerd, zodat de nauwkeurigheid van de
kompasrichting optimaal is. Voor de
meest nauwkeurige werking van het
kompas moet de kompasafwijking aan
de hand van de volgende procedure
worden afgesteld:
OPMERKING: Houd magnetische
voorwerpen, zoals iPod's, mobiele
telefoons, laptops en radardetec-
toren uit de buurt van het instru-
mentenpaneel. Omdat zich hier de
kompasmodule bevindt, zou de
sensor van het kompas gestoord
kunnen worden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouw-
baar worden.
215
DOOR DE KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES
(SYSTEEMINSTELLINGEN)
Via Personal Settings (persoonlijke
instellingen) kunt u functies instellen
en weer oproepen wanneer de versnel-
lingsbak in de stand PARK is gezet.
Als de keuzehendel niet in de stand
PARK staat of de auto begint te rijden,
wordt het waarschuwingsbericht
SYSTEM SETUP NOT AVAILABLE
VEHICLE NOT IN PARK(Systeem-
instellingen niet beschikbaar, auto
staat niet in PARK) getoond wanneer
u probeert in het hoofdmenu de optie
"System Setup" (Systeeminstellin-
gen) te selecteren.
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "System
Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de selectie-
knop om het submenu Systeeminstel-
lingen te openen. Druk kort op de
toets OMHOOG of OMLAAG om een
van de volgende functies te selecteren: Taal
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Gebruik in dit
scherm de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG om door de beschikbare talen
te bladeren. Druk op de selectieknop
om English (Engels), Spaans (Es-
pañol), Frans (Français), enz. te se-
lecteren. Alle verdere informatie
wordt getoond in de taal van uw
keuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-
meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de selectieknop, tot-
dat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de schakelhendel in de achter-
uitversnelling staat en de snelheid la-
ger is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg "Rear Park Assist System"
(parkeersensoren achter) in "Functies
van uw auto begrijpen" voor meer
informatie over de werking en bedie-
ning.
217