DE iPod® oF HET
EXTERNE USB-APPARAAT
AANSLUITEN
Gebruik de verbindingskabel om een
iPod® of extern USB-apparaat aan te
sluiten op de USB-poort van de auto
in het handschoenenkastje.OPMERKING: Het handschoe-
nenkastje heeft een uitsparing
waardoor de kabel van de iPod®
of het elektronisch audio-
apparaat kan worden geleid zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Hierdoor is het
mogelijk de kabel langs een zoda-
nig pad te leiden dat deze niet
wordt beschadigd wanneer de klep
wordt gesloten. Als er geen uitspa-
ring in het handschoenenkastje
aanwezig is, geleidt u de kabel weg
van het slot van het handschoe-
nenkastje naar een plaats waar het
mogelijk is het handschoenen-
kastje te sluiten zonder de kabel te
beschadigen.
Nadat het audio-apparaat is aange-
sloten en synchronisatie met het
iPod®/USB/MP3-systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod®
of het externe USB-apparaat heeft
mogelijk enkele seconden nodig om
de verbinding tot stand te brengen),
begint het audio-apparaat met opla-
den en is het apparaat gereed voorgebruik via het indrukken van de ra-
dioknoppen, zoals hierna wordt be-
schreven.
OPMERKING: Wanneer de bat-
terij van het audio-apparaat volle-
dig leeg is, bestaat de kans dat er
geen communicatie met het
iPod®/USB/MP3-systeem moge-
lijk is voordat de batterij een mi-
nimum laadniveau heeft bereikt.
Als u het audio-apparaat aange-
sloten laat op het iPod®/USB/
MP3-regelsysteem, kan de batterij
worden opgeladen tot het vereiste
minimum laadniveau.
GEBRUIK VAN DEZE
FUNCTIE
Door gebruik te maken van een iPod®
kabel of een extern USB-apparaat op
de USB-poort aan te sluiten:
De audio van het apparaat kan
worden afgespeeld via het audio-
systeem van de auto, terwijl de me-
tagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op
het radiodisplay.
USB-aansluitpoort
223
nummer te bekijken. Als u nog-
maals op deINFO-knop drukt,
gaat u naar het volgende scherm
met gegevens over het nummer. Na-
dat alle schermen zijn bekeken,
komt u met een laatste druk op de
INFO-knop weer terug in het
scherm met de afspeelmodus op de
radio.
Als u op de knop REPEATdrukt,
wordt de modus van het audioap-
paraat veranderd om het nummer
dat op dat moment wordt afge-
speeld te herhalen. U kunt ook op
de knop VR drukken en dan "Re-
peat ON" (Herhalen AAN) of "Reat
Off" (Herhalen UIT) zeggen.
Druk op de SCAN-knop om de
scanmodus van het iPod®/USB/
MP3-apparaat te gebruiken. In
deze modus worden van elk num-
mer alleen de eerste 10 seconden
afgespeeld, waarna het volgende
nummer wordt geladen. Als u de
scanmodus wilt beëindigen om het
nummer van uw keuze volledig af
te spelen, drukt u tijdens de eerste
vijf seconden van het gewenste nummer nogmaals op de
SCAN-
knop. Tijdens de scanmodus kunt u
ook drukken op de knoppen <<
SEEK enSEEK>> om het vorige of
volgende nummer te selecteren.
RND-knop (uitsluitend be-
schikbaar op de radio met verkoop-
code RES): als u op deze knop
drukt, schakelt de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat tussen de modi
Shuffle ON en Shuffle OFF. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Shuffle ON" (Shuffle AAN) of
"Shuffle OFF" (Shuffle UIT) zeg-
gen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is
de modus Shuffle geactiveerd.
DE LIST- OF BROWSE-
MODUS
Wanneer u in de afspeelmodus op een
van de hierna genoemde knoppen
drukt, activeert u de List-modus. In
de List-modus kunt u bladeren in de
lijst met menu's en nummers op het
audio-apparaat.
Draaiknop TUNE: de draaiknop
TUNE werkt op dezelfde wijze als de afstemknop op het audio-
apparaat of extern USB-apparaat.
Door de knop rechtsom (vooruit) of linksom (achteruit) te draaien,
kunt u in de lijsten bladeren ter-
wijl de gegevens van de nummers
worden weergegeven op het ra-
diodisplay. Nadat u het nummer
van uw keuze heeft gemarkeerd
op het radiodisplay, drukt u op
de TUNE-regelknop om het
nummer te selecteren en af te
spelen. Als u snel aan de TUNE-
regelknop draait, bladert u snel-
ler door de lijst. Wanneer u snel
bladert, wordt de informatie op
het radiodisplay mogelijk met
een kleine vertraging bijgewerkt.
In de List-modi geeft de iPod® alle lijsten weer in doorlopende
vorm. Draai als het nummer on-
deraan de lijst staat, de knop te-
rug (linksom) om eerder bij het
nummer te komen.
In de List-modus worden de PRESET-knoppen gebruikt als
sneltoetsen om naar de volgende
lijsten op de iPod® of het externe
USB-apparaat te gaan.
225
4. Nadat alle cijfers zijn ingevoerd,
navigeert u naar de toets Go en drukt
u op de ENTER/OK-toets van de af-
standsbediening.
MENU VOOR DISCS
Bij het beluisteren van muziek op
audio-cd's of gegevens-cd's verschijnt
er een lijst met alle opdrachten die be-
trekking hebben op het afspelen van de
cd wanneer u op de toets POP-UP/
MENU van de afstandsbediening drukt.
Met de verschillende opties kunt u het
scannen of in willekeurige volgorde af-
spelen van de cd aan- of uitzetten.
BEELDINSTELLINGEN
Wanneer u een videobron (dvd-video
met disc in afspeelmodus, Aux-video,
enz.) bekijkt, activeert u het menu
Display Settings (Beeldinstellingen)
door op de toets SETUP van de af-
standsbediening te drukken. Deze in-
stellingen bepalen de weergave van
het beeld op het scherm. De fabrieks-
instellingen zijn bedoeld voor opti-
male weergave, waardoor het onder
normale omstandigheden niet nodig is
deze instellingen te wijzigen.Om de instellingen te wijzigen drukt u
op de navigatietoetsen van de af-
standsbediening (▲,
▼) om een optie
te selecteren en drukt u vervolgens op
de navigatietoetsen van de afstands-
bediening (►, ◄) om de waarde van
de geselecteerde optie te wijzigen. Om
alle standaardwaarden van de instel-
lingen te herstellen, kiest u de menuo-
ptie Default Settings (Standaardin-
stellingen) en drukt u op de ENTER/
OK-toets van de afstandsbediening.
De discfuncties regelen de instellingen
van de externe dvd- / Blu-ray-speler
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
voor de dvd die in de externe speler
wordt bekeken.LUISTEREN NAAR AUDIO
MET GESLOTEN SCHERM
Alleen luisteren naar het audiodeel
van het kanaal, met het scherm geslo-
ten:
Stel het geluid in op de gewenste bron en het gewenste kanaal.
Sluit het beeldscherm. Om de huidige audiomodus te wij-
zigen, drukt u op de toets MODE
(MODUS) van de afstandsbedie-
ning. Hierdoor wordt automatisch
de volgende beschikbare audiomo-
dus geselecteerd zonder het menu
MODE/SOURCE (MODUS/
BRON) te gebruiken.
Als het scherm is gesloten en u geen
geluid hoort, controleer dan of de
hoofdtelefoon is ingeschakeld (het
lampje ON brandt) en de keuzescha-
kelaar van de hoofdtelefoon op het
gewenste kanaal staat. Wanneer de
hoofdtelefoon is ingeschakeld, druk
dan op de aan/uit-toets van de af-
standsbediening om het geluid in te
schakelen. Indien u nog steeds niets
hoort, controleer dan of de batterijen
in de hoofdtelefoons niet leeg zijn.SCHIJFINDELINGEN
De VES™ dvd-speler kan de vol-
gende soorten schijven afspelen
(doorsnede 12 cm of 8 cm):
Dvd-videodisks (MPEG-2 video- compressie) (zie opmerkingen over
dvd-regiocodes)
242
Om de huidige directory te veran-deren, gebruikt u de toetsen PROG
Up en Down van de afstandsbedie-
ning of Rewind/skip back
(Terugspoelen/terugspringen) en
Fast fwd/skip forward
(Vooruitspoelen/vooruitspringen)
van de afstandsbediening.
Discfouten
Als de dvd-speler de disc niet kan
lezen, verschijnt het bericht "Disc Er-
ror" (Schijffout) op het VES™ en het
weergavevenster van de radio en
wordt de disc automatisch uitgewor-
pen. Oorzaken van het bericht "Disc
Error" (Schijffout) zijn o.a. een ver-
vuilde of beschadigde schijf of een
incompatibele indeling.
Als de schijf een beschadigd nummer
bevat waardoor er een hoorbare of
zichtbare storing van minstens 2 se-
conden optreedt, probeert de dvd-
speler de schijf verder af te spelen
door telkens1à3seconden vooruit te
springen. Als het eind van de schijf wordt bereikt, keert de dvd-speler te-
rug naar het begin en probeert de
speler de schijf vanaf het begin af te
spelen.
De dvd-speler schakelt zichzelf soms
uit bij extreem warme omstandighe-
den, bijvoorbeeld als het in de auto
warmer is dan 120 °F. De Blu-ray-
speler kan worden uitgeschakeld
wanneer de temperatuur in het interi-
eur van de auto hoger is dan 140 °F.
Als dit gebeurt, geeft de dvd- / Blu-
ray-speler het bericht "VES High
Temp" (Hoge temperatuur VES)
weer en schakelt deze de VES™-
displays uit tot een veilige tempera-
tuur is bereikt. Deze uitschakeling is
noodzakelijk om de optische onderde-
len van de dvd- / Blu-ray-speler te
beschermen.
De Blu-ray-speler kan extra leestijd
nodig hebben bij zware vorst. Wan-
neer dit gebeurt, laat u het interieur
van de auto opwarmen en plaatst u
daarna pas de schijf in de speler.SCHERM
Andere taal instellen
Alle taalinstellingen hebben de speci-
ale instelling "Other" (andere) om
andere talen dan Japans of Engels te
ondersteunen. De talen worden gese-
lecteerd met behulp van een speciale
code van vier cijfers.
Als u een andere taalcode wilt invoe-
ren, opent u het menu voor de dvd-
instellingen. U opent het menu voor
de dvd-instellingen door de dvd-
speler te stoppen, de modus Radio/cd
Menu Language (Taal) voor
dvd-speler
246
Automatische werking
1. Als u drukt op de knop AUTO
(Automatisch) op het ATC-paneel
voorin, worden de woorden Front
Auto (Voorin automatisch) verlicht op
het ATC-scherm voorin, samen met
twee temperaturen voor de bestuur-
der en voorpassagier. Het systeem zal
nu de toegevoerde luchthoeveelheid
automatisch regelen.
2. Vervolgens stelt u de gewenste
temperatuur in met behulp van de
draaiknoppen voor de bestuurder,
voorpassagier en passagiers achterin.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt weergegeven, zorgt het systeem
dat deze temperatuur wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is
ingesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling
niet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
De temperatuur kan in Engelse of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren. Zie: "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dit
hoofdstuk.
Voor optimaal comfort in de stand
AUTO blijft de aanjager tijdens een
koude start op een lage stand draaien
totdat de motor is opgewarmd. Als de
modus Ontwasemen wordt geselec-
teerd of de instelling van de aanjager-
knop voorin wordt gewijzigd, zal de
aanjager onmiddellijk worden inge-
schakeld. Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele
reeks functies die handmatig instellen
mogelijk maken. Het symbool AUTO
op het ATC-scherm voorin gaat uit als
u het systeem handmatig bedient.
OPMERKING: Als het systeem
niet in de automatische modus
werkt, worden mist, nevel of ijs op
de voorruit niet automatisch gede-
tecteerd. De ontdooistand moet
handmatig worden geselecteerd
om de voorruit en zijramen te ont-
dooien.
Airconditioning (A/C)
Met de knop voor de A/C (airconditi-
oning) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. In de A/C-stand en met de
automatische temperatuurregeling
ingesteld op een lage temperatuur,
stroomt gedroogde lucht uit de uit-
blaasopeningen. Wanneer de stand
Economy (spaarstand) gewenst is,
drukt u op de A/C-knop om de A/C-
functie in het ATC-scherm uit te scha-
kelen, en het aircosysteem uit te scha-
kelen.
255
2. Stel de regelknoppen voor de aan-
jager, temperatuur en modus achterin
af voor het grootste comfort.
3. De ATC wordt geselecteerd door
de aanjagerknop achterin linksom te
draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt aangegeven, zorgt het systeem
dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
Nadat de gewenste temperatuur is in-
gesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.
OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstellingniet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort. De temperatuur kan in Engelse
of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren. Zie: "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dit
hoofdstuk.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin
handmatig instellen op de stand "off"
of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te
draaien. Zo kunnen de passagiers
achterin de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.LET OP!
Lucht stroom het automatische
luchtregelsysteem achterin via een
inlaatrooster binnen. Dit rooster
bevindt zich aan de rechterzijde in
het bekledingpaneel achter de
derde zitrij. De roosters achterin
zijn aangebracht in het rechter
bekledingspaneel van de derde
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaat-
rooster of de ventilatieroosters niet
blokkeert door voorwerpen of an-
derszins. Het elektrisch systeem
kan zo overbelast raken en de aan-
jagermotor beschadigen.
TEMPERATUURREGELING
ACHTERIN
Als u de temperatuur achterin wilt wij-
zigen, draait u de temperatuurregel-
knop linksom om de temperatuur te
verlagen of rechtsom om de tempera-
tuur te verhogen. De instellingen voor
de temperatuur achterin worden weer-
gegeven op het ATC-paneel voorin.
258
hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet. Om
het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de
(originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer ver-
vangen worden door banden zijn
voorzien van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens minstens 20 mi-
nuten met een snelheid van meer dan
24 km/u. Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal
af en het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75 se-
conden en blijft daarna continu bran-
den. Wanneer de auto opnieuw wordt
gestart, geeft het bandenspannings-
controlesysteem geen geluidssignaal
meer af en gaat het "verklikkerlampje
bandenspanning" niet meer branden.
Als u het TPMS weer in bedrijf wilt
stellen, moet u eerst alle vier wielen en
banden (wegbanden) vervangen door
exemplaren met TPM-sensoren voor
bandenspanningscontrole. Rijd ver-
volgens maximaal 20 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem geeft een geluidssignaal en hetverklikkerlampje bandenspanning
knippert gedurende 75 seconden.
PREMIUM SYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Het bandenspanningscontrolesys-
teem gebruikt draadloze technologie
met elektronische sensors op de vel-
gen die de bandenspanning meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar de
ontvangstmodule.
OPMERKING: Het is uiterst be-
lang de bandenspanning van alle
banden regelmatig te controleren
en de banden op de juiste span-
ning te houden.
Het Premium-
bandenspanningscontrolesysteem be-
staat uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier TPMS-sensoren
Verschillende TPMS-berichten die
verschijnen op het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
en symbolen die de bandenspan-
ning weergeven
TPMS-waarschuwingslampje
TPMS-waarschuwingen lage
bandenspanning
Het verklikkerlampje voor de ban-
denspanning in de instrumentengroep
gaat branden en er klinkt een geluids-
signaal als de spanning in één of meer
banden laag is. Verder verschijnt op
het EVIC het bericht "Inflate Tire to
XX" (Pomp de band op tot XX) en het
bericht "LOW TIRE" (LAGE BAN-
DENSPANNING) op het display,
waarbij de spanningswaarde(n) met
de desbetreffende band(en) knippe-
rend worden weergegeven. De waarde
die in de bandenspanningstabel staat
vermeld is de bandenspannings-
waarde die in het bericht "Inflate Tire
to XX" (Pomp de band op tot XX) in
het EVIC wordt weergegeven.
309
Als de spanning in één (of meer) van
de vier banden te laag is, dient u zo
snel mogelijk te stoppen om de ban-
d(en) die op het display knippert
(knipperen) op de aanbevolen koude
bandenspanning te brengen. Zodra
het systeem de nieuwe bandenspan-
ningen heeft ontvangen, wordt het
systeem automatisch bijgewerkt, ver-
dwijnt het bericht “Inflate Tire to
XX” (Pomp de band op tot XX), stopt
het knipperen van de te lage waarden
in de grafiek op het EVIC-scherm en
gaat het bandenspanningslampje uit.
Om deze informatie te verwerken
moet het voertuig 20 minuten rijden
met een minimum snelheid van
24 km/uur.Bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem)
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemstoring wordt ook een geluids-
signaal weergegeven. Het EVIC toont
gedurende minimaal vijf seconden het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem). Dit tekstbericht wordt
gevolgd door een grafisch display met
--in plaats van de spanningswaar-
de(n) om aan te geven welke TPMS-
sensor(en) niet naar behoren werkt
(werken).
Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de systeemfout is opge-
heven, stopt het knipperen van het
bandenspanningslampje, wordt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) niet langer getoond en
verschijnt in plaats van de streepjes de
waarde van de bandenspanning. Sys-
teemstoringen kunnen de volgende
oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische appa-
ratuur of als men langs installaties
rijdt die dezelfde radiofrequenties af-
geven als de bandenspanningssenso-
ren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
Scherm lage bandenspanning
Scherm "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscontro- lesysteem)
310