WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopendeachterklep rijdt, kunnen giftige
uitlaatgassen in de auto belan-
den. Deze gassen kunnen schade-
lijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achter-
klep.
Wanneer u met open achterklep moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand niet in.
BEVEILIGINGSSYSTE-
MEN VOOR INZITTEN-
DEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaat- sen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier Extra actieve hoofdsteunen op de
voorstoelen (geïntegreerd in de
hoofdsteun)
Gordijn-zijairbags (SABIC) langs de voorstoelen, de tweede en derde
zitrij voor de bestuurder en passa-
giers die naast een raam zitten.
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebeschermers voor inzittenden voorin
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordelsystemen (be- halve die van de bestuurder) heb-
ben een automatisch blokkerend
oprolmechanisme dat de veilig-
heidsgordel op zijn plaats vergren-
delt door de gordel helemaal uit te trekken en vervolgens op de ge-
wenste lengte aan te passen om een
kinderzitje te bevestigen of een
groot voorwerp op een stoel vast te
zetten.
Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg de paragraaf
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes" voor meer informatie
over ISOFIX.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de rijrichting in voor een airbag.
Als de geavanceerde frontairbag
aan de passagierszijde wordt op-
geblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een
kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel op-
lopen.
(Vervolgd)
39
Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevesti-
ging Voorstoel
passa-
gierszijde Achter-
bank
buiten- zijde Achter-
bank
midden Tweede
zitrij bui- tenzijde SSnG Tweede
zitrij
midden LUX.
Quad Andere
plaatsen
Reiswieg F ISO/L1 X
XX IUF * IUF X
G ISO/L2 X X IUF** IUF * IUF X
( 1 )XXXXX X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X
X IUF** IUF IUF X
( 1 )XXXXX X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X
X IUF** IUF IUF X
D ISO/R2 X X IUF** IUF IUF X
C ISO/R3 X X IUF** IUF IUF X
( 1 )XXXXX X
I–9tot 18 kg D ISO/R2 X
X IUF** IUF IUF X
C ISO/R3 X X IUF** IUF IUF X
B ISO/F2 X X IUF** IUF IUF X
B1 ISO/F2X X X IUF** IUF IUF X
A ISO/F3 X X IUF** IUF IUF X
( 1 )XXXXX X
66
Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevesti-
ging Voorstoel
passa-
gierszijde Achter-
bank
buiten- zijde Achter-
bank
midden Tweede
zitrij bui- tenzijde SSnG Tweede
zitrij
midden LUX.
Quad Andere
plaatsen
II–15tot 25 kg (
1 )XXXXX X
III – 22 tot 36 kg (
1 )XXXXX X
Legenda voor letters in bovenstaande
tabel:
(1) Als kinderzitjes geen ISO/XX -identificatie hebben (A t/m G)
voor het desbetreffende gewicht,
moet de autofabrikant aangeven
welke voertuigspecifieke ISOFIX-
kinderzitjes geschikt zijn voor de
posities.
IUF = Geschikt voor voorwaarts ge- richte universele ISOFIX-
kinderzitjes die zijn goedgekeurd
voor het desbetreffende gewicht.
IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes, zoals vermeld
in de bijgevoegde lijst. Deze
ISOFIX-kinderzitjes vallen in de categorieën "specifiek voertuig",
"beperkt" of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes voor dit
gewicht en/of van deze maat.
* = Zowel de linker- als de rechter- stoel op de tweede zitrij moet in de
gebruiksstand staan. (De stoelen
mogen niet neergeklapt zijn.)
** = De binnenste gesp voor de linker zitplaats moet zich altijd
achter ISOFIX-kinderzitjes bevin-
den.
67
WAARSCHUWING!
Kinder- of babyzitjes verliezenhun werking wanneer ze onjuist
zijn aangebracht. Het kan los-
schieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij het aanbrengen van
een kinderzitje nauwgezet de
aanwijzingen van de fabrikant.
Wanneer u het baby- of kinder- zitje niet gebruikt, zet u het zitje
vast met de veiligheidsgordel of
de ISOFIX-verankeringspunten,
of haalt u het zitje uit de auto.
Laat het zitje nooit los in de auto
liggen. Bij een noodstop of onge-
val kan het zitje de inzittenden of
de rugleuningen van de stoelen
raken en ernstig letsel veroorza-
ken. Kinderen die te groot zijn voor
een zitverhoger
Kinderen die groot genoeg zijn om de
schoudergordel comfortabel te dragen
en de knieën kunnen buigen om de
benen te laten afhangen wanneer ze
met de rug tegen de rugleuning zitten,
moeten de veiligheidsgordels op de
achterbank gebruiken. Gebruik deze
eenvoudige test met 5 stappen om te
bepalen of het kind alleen de veilig-
heidsgordel van de auto kan gebrui-
ken:
1. Kan het kind helemaal naar achte-
ren tegen de achterkant van de stoel
zitten?
2. Buigen de knieën van het kind
comfortabel over de voorkant van de
stoel - terwijl het nog steeds helemaal
naar achteren zit?
3. Loopt de schoudergordel over de
schouder van het kind tussen de nek
en de arm in?
4. Bevindt het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel zich zo laag moge-
lijk, en raakt het de dijbenen van het
kind en niet de maag?
5. Kan het kind gedurende de hele
reis in deze houding blijven zitten?
Als het antwoord op een van deze
vragen "nee" was, moet het kind nog
steeds een zitverhoger gebruiken in
deze auto. Als het kind de driepunts-
gordel gebruikt, controleer dan regel-
matig of de gordel goed past. Door de
bewegingen van het kind kan de gor-
del een foutieve positie aannemen. Als
de schoudergordel het gezicht of de
hals raakt, plaats het kind dan verder
naar het midden van de auto. Sta
nooit toe dat een kind de schoudergor-
del onder de arm door of achter de rug
langs draagt.
70
Aanbevelingen voor de bevestiging van kinderzitjes
Soorten zitjes Gecombineerdgewicht van hetkind + kinder- zitje Gebruik een van de bevestigingsmethodes die hieronder met "X" zijn
gemarkeerd
ISOFIX - Alleen onderste anker- punten Alleen de vei-
ligheidsgordel ISOFIX - On-
derste anker-
punt + bovenste ankerpunt voor
de bevestigings- band Veiligheidsgor-
del + bovenste
ankerpunt voor
de bevestigings- band
Tegen de rijrich- ting in geplaatst kinderzitje Tot 29,5 kg
XX
Tegen de rijrich- ting in geplaatst kinderzitje Meer dan
29,5 kg X
Naar voren ge-
richt kinderzitje Tot 29,5 kg
XX
Naar voren ge-
richt kinderzitje Meer dan
29,5 kg X
71
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes
Uw auto is uitgerust met het zogehe-
ten ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Het ISOFIX-systeem
heeft drie ankerpunten in het voertuig
voor het monteren van kinderzitjes
die ISOFIX-compatibel zijn. Er zijn
twee lage ankerpunten zich aan de
achterzijde van de zitting op het punt
waar deze samenkomt met de rugleu-
ning, en een bovenste ankerpunt ach-
ter de zitplaats. Deze ankerpunten
dienen om kinderzitjes die met ISO-
FIX zijn uitgerust, te installeren zon-
der gebruik te maken van de veilig-
heidsgordels van het voertuig.
Sommige zitplaatsen hebben mis-
schien een bovenste ankerpunt voor
de bevestigingsband, maar geen lage
ankerpunten. Bij deze zitplaatsen
moet de veiligheidsgordel in combina-
tie met het bovenste ankerpunt wor-
den gebruikt om het kinderzitje te
installeren.Zoeken van de ISOFIX-
ankerpunten
De onderste ankerpunten
zijn ronde stangen die tus-
sen de rugleuning en de zit-
ting zijn aangebracht. Deze
zijn nog net zichtbaar wanneer u te-
gen de zitting steunt om het kinder-
zitje te installeren. U voelt deze stan-
gen wanneer u met uw vinger langs de
rand gaat waar rugleuning en zitting
samenkomen. Zoeken van de ISOFIX-
ankerpunten
Verder bevinden zich ver-
ankeringspunten voor de
veiligheidsgordel achter de
rugleuning van alle zittin-
gen achterin bij de vloer.
ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van
de ankerpunten op de tweede zitrij)
ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van de ankerpunten in de derde 60/40-zitrij)
72
ISOFIX-compatibele kinderzitjes
worden uitgerust met een stijve stang
of een flexibele band aan elke kant. Ze
zijn allebei voorzien van een haak of
een koppelstuk voor bevestiging van
het onderste ankerpunt en een manier
om de aansluiting op het ankerpunt
strak te trekken. Naar voren gerichte
kinderzitjes en sommige tegen de rij-
richting in geplaatste kinderzitjes zijn
ook voorzien van een bevestigings-
band. De bevestigingsband heeft een
haak aan het uiteinde om aan het
bovenste ankerpunt te bevestigen en
een manier om de riem strak te trek-
ken nadat deze aan het ankerpunt is
bevestigd.ISOFIX middelste zitplaats
Als een kinderzitje dat in het midden
is geplaatst, de gordelband of de gesp-
sluiting voor de buitenste positie
blokkeert, moet u die buitenste positie
niet gebruiken. Als een kinderzitje dat
in het midden is geplaatst, de buiten-
ste ISOFIX-ankerpunten of
-veiligheidsgordel blokkeert, moet u
in die buitenste positie geen kinder-
zitje plaatsen.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit hetzelfde lage veran-
keringspunt om meer dan één kin-
derzitje aan te brengen. Zie "Het
ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren" voor specifieke
installatie-instructies.
Volg altijd de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje op wan-
neer u uw kinderzitje aanbrengt. Niet
alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens de beschrijving in deze hand-
leiding. Installeren van een ISOFIX-
compatibel kinderzitje
1. Als de gekozen zitplaats een veilig-
heidsgordel met schakelbaar automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme
(ALR) heeft, berg dan de veiligheids-
gordel op aan de hand van onder-
staande instructies. Zie de paragraaf
"Kinderzitjes installeren met de vei-
ligheidsgordels" om te controleren
welk type veiligheidsgordel elke zit-
plaats heeft.
2. Maak het verstelmechanisme aan
de onderste koppelstukken en aan de
bevestigingsband los, zodat u de kop-
pelstukken gemakkelijker aan de an-
kerpunten in de auto kunt vastma-
ken.
ISOFIX-ankerpunten (afbeelding van
het ankerpunt op de derde 60/40-zitrij)
73
3. Plaats het kinderzitje tussen de
lage ankerpunten voor die zitplaats
in. Voor sommige zitplaatsen op de
tweede rij moet u misschien de rug-
leuning verstellen of de hoofdsteun
omhoog klappen zodat het kinderzitje
beter past. Als de achterbank in de
auto naar voren en naar achteren kan
worden verplaatst, kunt u deze het
beste helemaal naar achteren zetten
om ruimte te maken voor het kinder-
zitje. U kunt ook de voorstoel naar
voren schuiven om meer ruimte te
maken voor het kinderzitje.
4. Bevestig de koppelstukken van het
kinderzitje aan de onderste anker-
punten bij de gekozen zitplaats.
5. Als het kinderzitje is voorzien van
een bevestigingsband, sluit u deze aan
op het bovenste ankerpunt. Zie de
paragraaf "Installeren van kinderzit-
jes met het bovenste ankerpunt" voor
aanwijzingen voor de bevestiging van
een ankerpunt voor de bevestigings-
band.6. Trek alle banden aan terwijl u het
kinderzitje naar achteren en omlaag
tegen de zitting drukt. Trek de banden
strak volgens de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
7. Test of het kinderzitje stevig vast-
zit door het kinderzitje bij de gordel-
opening naar achteren en naar voren
te trekken. Het kinderzitje mag niet
meer dan 25,4 mm in alle richtingen
bewegen.
WAARSCHUWING!
De bevestigingen van kinderzitjes
zijn ontworpen om alleen de last
van op de juiste wijze aangebrachte
kinderzitjes te weerstaan. In geen
geval mogen ze worden gebruikt als
veiligheidsgordels voor volwasse-
nen, voor huisdieren of om andere
voorwerpen of apparatuur in de
auto vast te maken.
Opbergen van een ongebruikte
ALR-veiligheidsgordel
Wanneer u het ISOFIX-
bevestigingssysteem gebruikt om een
kinderzitje te installeren, bergt u alle
ALR-veiligheidsgordels op die niet
worden gebruikt door andere inzit-
tenden of om kinderzitjes te bevesti-
gen. Een ongebruikte veiligheidsgor-
del kan een kind verwonden als het
met de gordel speelt en per ongeluk
het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordel vergrendelt. Het is raad-
zaam voordat het kinderzitje met be-
hulp van het ISOFIX-systeem wordt
geplaatst, de veiligheidsgordel achter
het zitje om vast te gespen, buiten
bereik van het kind. Als de vastge-
gespte veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinderzitje,
leidt u de veiligheidsgordel door de
gordelopening van het kinderzitje en
gespt u deze vervolgens vast, in plaats
van de veiligheidsgordel achter het
zitje te leiden. Vergrendel de veilig-
heidsgordel niet. Herinner alle kinde-
ren in de auto eraan dat de autogor-
dels geen speelgoed zijn en dat zij er
niet mee mogen spelen.
74