Page 55 of 431
53Controle tijdens het rijden
Passagiersairbag
permanent, op
het display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " OFF
".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Page 56 of 431

Bij het aanzetten van het contact wordt de
onderhoudsinformatie en het motorolieniveau
gedurende enkele seconden tegelijkertijd
weergegeven.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 30 minuten niet
heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding "OIL"
knippert of er een
speciale melding op het display verschijnt in
combinatie met het verklikkerlampje ser vice
en een geluidssignaal, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"
knippert of wanneer
er een melding op het display verschijnt, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens op de peilstok:
- A
= maxi: het oliepeil mag
nooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade
aan de motor),
- B
= mini: als het oliepeil niet
boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.
Page 57 of 431

55Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden
na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsinter valindicator geeft aan
hoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
de onderhoudssleutel branden. De
kilometerteller of een signalering midden
op het instrumentenpaneel geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in werking
en blijft de sleutel branden
om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel
; de teller geeft
weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen
onderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 58 of 431

Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers,
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het inter val van twee jaar is
overschreden.
Onderhoudsintervalindicator
resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagteller
".../000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt
opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsinter valindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)
Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".
De onderhoudsinformatie wordt,
afhankelijk van de uitvoering, enkele
seconden weergegeven op de regel van
de kilometertotaalteller of op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
enkele seconden de sleutel knipperen
om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
een paar seconden het volgende aan:
Page 59 of 431
57Controle tijdens het rijden
Handmatige test via het centrale display van het instrumentenpaneel type 2
Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.
)
Druk bij een draaiende motor kort op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel
om de test te starten. De volgende gegevens verschijnen achter
elkaar op het display in het midden van het
instrumentenpaneel:
- motorolieniveaumeter (zie de betreffende
paragraaf),
- onderhoudsintervalindicator (zie de
betreffende paragraaf),
- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk " Veiligheid"),
- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie
de paragraaf over het controlelampje of
uitrusting in kwestie),
- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "Multifonctionele displays"). Deze informatie verschijnt ook elke
keer wanneer u het contact aanzet
(automatische test).
Page 62 of 431

Met dit systeem kan de verlichting van bepaalde
displays worden uitgeschakeld voor een rustiger
beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft de rijsnelheid,
de weergave van de gekozen versnelling van
de elektronisch gestuurde versnellingsbak of
automatische versnellingsbak en de informatie
van de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht; dat geldt ook voor de
waarschuwing "minimumbrandstofniveau",
indien van toepassing.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld als er
een waarschuwingsmelding wordt doorgegeven
en bij het wijzigen van functies of instellingen.
Black-panelfunctie (donker scherm)
Inschakelen
)
Druk, als de verlichting brandt, op deze
knop om de black-panelfunctie in te
schakelen.
)
Druk nogmaals op de knop om de
dashboardverlichting weer volledig in te
schakelen.
U kunt op het instrumentenpaneel de kleur van
de meters (toets A
) afzonderlijk van de displays
(toets B
) instellen.
U kunt kiezen uit 5 verschillende kleurstellingen
tussen wit en blauw.
)
Druk de desbetreffende toets een paar
keer achter elkaar in tot de gewenste kleur
is bereikt.
Kleuren van
instrumentenpaneel instellen
Page 64 of 431
002
Multifunctionele displays
Page 66 of 431

Monochroom display C
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (de temperatuur
knippert bij kans op gladheid),
- de parkeerhulp,
- de parkeerplaatsassistent,
- de geluidsbron waarnaar geluisterd wordt,
- de informatie van de telefoon of de
handsfree kit,
- informatie van de boordcomputer (zie het
einde van dit hoofdstuk).
- de waarschuwingsmeldingen,
- de configuratiemenu's van het display en
de uitrusting van de auto.
Weergave op het display
Druk op het bedieningspaneel van de audio-
installatie op:
)
de toets "A"
om te kiezen tussen weergave
van de audio-informatie op een volledig
scherm of de gecombineerde weergave
van de audiogegevens en de informatie
van de boordcomputer,
)
de toets "MENU"
voor toegang tot het
hoofdmenu
,
)
de toets "
" of "
" om door de items op het
display te scrollen,
)
de toets "
" of "
" om de waarde van een
instelling te wijzigen,
)
de toets "OK"
om te bevestigen,
of
)
de toets "Terug"
om de uitgevoerde
handeling af te breken.
To e t s e n
)
Druk op de toets "MENU"
om het
algemene menu
weer te geven:
- "Multimedia",
- "Telefoon",
- "Boordcomputer",
- "Bluetooth-verbinding".
- "Persoonlijke instellingen - Configuratie".
)
Druk op de toets "
" of "
" om het
gewenste menu te selecteren en bevestig
door op de toets "OK"
te drukken.
Hoofdmenu