Page 5 of 431
MULTIFUNCTIONELE
DISPLAYSCOMFORT TOEGANG TOT
DE AUTOZICHT
64 Monochroom display C
68 Kleurendisplay
70 Boordcomputer 78 Ventilatie
80 Handbediende
airconditioning
82 Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
86 Ontwasemen - Ontdooien
voorruit en zijruiten
87 Achterruitverwarming
88 Voor stoelen
93 Achterbank
94 Stuurwielverstelling
95 Spiegels 100 Sleutel met
afstandsbediening
109 Alarm
112 Portieren
114 Achterklep
115 Elektrisch bedienbare ruiten
117 Brandstoftank
120 Vulpistoolrestrictie (diesel) 124 Lichtschakelaar
125 Dagrijverlichting
128 Automatische verlichting
129 Instapverlichting
130 Koplampen verstellen
131 Meedraaiende koplampen
133 Ruitenwisserschakelaar
13 4 Automatisch wissen
138 Plafonniers
139 Sfeerverlichting
14 0 Verlichting bagageruimte
004004005005002002003003
Page 6 of 431
VEILIGHEID RIJDEN VOORZIENINGEN VEILIG VERVOEREN
VA N K I N D E R E N
196 Elektrisch bediende handrem
204 Handbediende parkeerrem
205 Handgeschakelde
versnellingsbak
206 Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
210 Automatische
versnellingsbak
214 Hill Start Assist
215 Opschakelindicator
216 Controlesysteem
bandenspanning
218 Stop & Start
221 Lane Departure Warning
System (LDWS)
222 Dode-hoekdetectie
226 Snelheidsbegrenzer
228 Snelheidsregelaar
230 Parkeerplaatsassistent
232 Parkeerhulp 178 Richtingaanwijzers
178 Alarmknipperlichten
179 Claxon
179 Urgence-oproep of
Assistance-oproep
180 Hulpsystemen bij het
remmen
181 Stabiliteitscontrolesystemen
(ESP)
183 Veiligheidsgordels
187 Airbags 162 Kinderzitjes
164 Uitschakelen van de
passagiersairbag vóór
171 ISOFIX-kinderzitjes
175 Veiligheidsvoor zieningen
voor kinderen 14 4 Inrichting interieur
15 0 Armleuning vóór
155 Inrichting van bagageruimte
008008009009006006007007
Page 25 of 431
23Eerste kennismaking
Controle tijdens het rijden
A.
Als u het contact aanzet, geven de
segmenten van de brandstofmeter aan
hoeveel brandstof er nog in de tank zit.
B.
Bij een draaiende motor moet
het waarschuwingslampje laag
brandstofniveau uitgaan.
C.
Als u het contact aanzet, moet de
motorolieniveaumeter enkele seconden de
melding "OK"
of "correct" aangeven.
Ga tanken of vul olie bij als dat nodig blijkt.
Instrumentenpanelen
38
1.
Als u het contact aanzet, gaan de oranje en
rode controlelampjes branden.
2.
Bij een draaiende motor moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Controlelampjes
43
A.
Oproep Urgence.
Schakelaars op centraal
bedieningspaneel
179, 3 01
B.
Toegang tot de diensten van CITROËN.
179, 3 01
C.
Alarmknipperlichten.
179
D.
Centrale vergrendeling.
107
E.
Black panel (zwart scherm).
60
Page 26 of 431
Controle tijdens het rijden
Het branden van een lampje geeft de staat van
de desbetreffende functie aan.
Schakelaars aan de zijkant
van het dashboard
181
B.
Parkeerhulp uitschakelen.
232
C.
Stop & Start
-systeem uitschakelen.
218
D.
Dodehoekbewaking inschakelen.
222
E.
Lane Departure Warning System
inschakelen.
221
F.
Interieuralarm uitschakelen.
109
A.
ESP/ASR-systeem uitschakelen.
Page 52 of 431

Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten". Als de dagrijverlichting is uitgeschakeld en de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat, worden de parkeerlichten ingeschakeld
zodat de kenmerkende verlichtingsvorm van de auto zichtbaar is.
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht" of in de stand "AUTO"
(bij weinig buitenlicht).
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Mistlampen vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit
te schakelen.
Alarmknipperlichten
knippert, met
geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het dashboard
is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en de
bijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Page 103 of 431