Page 65 of 151

Externe apparaten65
Selecteer de schermtoets Installeren
onderin het scherm om de app in het Infotainmentsysteem te installeren.De app is geïnstalleerd.
Als het installatieproces is voltooid,
verandert de schermtoets Installeren
in Starten .
Let op
Op het Infotainmentsysteem geïn‐
stalleerde apps verschijnen als pic‐
togrammen op de startpagina's.
My Apps
Druk op de knop ; en selecteer ver‐
volgens het Apps-pictogram om het
apps-hoofdmenu weer te geven.
Selecteer de schermtoets Apps on‐
derin het scherm om het apps-menu
weer te geven.
Selecteer de schermtoets My Apps
onderin het scherm om een lijst met
alle in het Infotainmentsysteem geïn‐
stalleerde apps weer te geven.
Selecteer de gewenste opties, bv.
voor het starten of verwijderen van
een app.Instellingen
In het instellingenmenu vindt u opties voor accountbeheer.
Druk op de knop ; en selecteer ver‐
volgens het Apps-pictogram om het
apps-hoofdmenu weer te geven.
Selecteer de schermtoets
Instellingen onderin het scherm om
het betreffende submenu weer te ge‐
ven.
Selecteer de gewenste optie.
Page 66 of 151

66NavigatieNavigatieAlgemene aanwijzingen...............66
Gebruik ........................................ 68
Invoer van de bestemming ..........75
Begeleiding .................................. 79Algemene aanwijzingen
Het navigatiesysteem zal u betrouw‐
baar naar uw bestemming leiden.
Kaartlezen is niet nodig, ook als u he‐ lemaal niet bekend bent met de be‐
stemming.
Bij de routeberekening wordt de hui‐
dige verkeerssituatie in beschouwing
genomen. Hiervoor ontvangt het Info‐ tainmentsysteem via RDS-TMC ver‐
keersberichten in het huidige ont‐
vangstgebied.
Het navigatiesysteem kan echter
geen rekening houden met de actuele
verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid cor‐
rect en oplettend aan het verkeer
deel te nemen. De relevante ver‐
keersregels moeten zonder uit‐
zondering in acht worden geno‐
men. Wanneer de routebegelei‐
ding tegen de verkeersregels in‐
gaat, moet u altijd de verkeersre‐
gels volgen.
Werking van het
navigatiesysteem
De positie en beweging van de auto
worden door het navigatiesysteem
met behulp van sensors gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt be‐ paald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto, de draaibe‐
wegingen in de bochten door een gy‐
rosensor. De positiebepaling vindt
plaats m.b.v. satellieten van het GPS (Global Positioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐ nalen met de digitale kaarten op de
kaart op de SD Card is het mogelijk
om de positie met een nauwkeurig‐
heid van ca. 10 meter te bepalen.
Het systeem werkt ook bij een slechte
GPS-ontvangst. Dit kan echter wel de nauwkeurigheid van de positiebepa‐
ling beïnvloeden.
Page 67 of 151

Navigatie67
Na het invoeren van het bestem‐
mingsadres of een markant punt of
POI (dichtstbijzijnde tankstation, ho‐ tel, enz.) wordt de route vanaf de hui‐
dige locatie tot de geselecteerde be‐
stemming berekend.
De routebegeleiding vindt plaats door spraakmeldingen, een richtingspijl en
een meerkleurig kaartscherm.
Belangrijke informatie
Invoeren van een bestemming
De volgorde waarin u het adres van
de bestemming invoert, is afhankelijk
van het land waarin de bestemming
zich bevindt.
■ Albanië, Andorra:
■ België, Bosnië-Herzegovina, Bul‐ garije, Denemarken, Estland, Fin‐land, Griekenland, Hongarije, Italië,
Kroatië, Liechtenstein, Litouwen,
Luxemburg, Macedonië, Moldavië,
Monaco, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roe‐
menië, Rusland, San Marino, Ser‐vië, Slowakije, Slovenië, Spanje,
Tsjechische Republiek,Turkije, Va‐
ticaanstad, Wit-Rusland, Zweden,
Zwitserland:
code>
■ Frankrijk:
code>
■ Duitsland:
code>
of
■ Gibraltar, Ierland:
■ Groot-Brittannië:
of
■ Letland, Oekraïne:
■ Montenegro:
code>
TMC- verkeersinformatiesysteem en
dynamische routebegeleiding
Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders alle actuele verkeersinformatie. Deze informatie wordt gebruikt bij het bere‐
kenen van de volledige route. Daarbij wordt de route zo gepland dat vol‐
gens de vooraf ingestelde criteria om
verkeersproblemen heen wordt gere‐ den.
Is er een actueel verkeersprobleem
tijdens een actieve routebegeleiding,
vraagt het systeem - afhankelijk van
de vooraf gemaakte instelling - of de
route veranderd moet worden.
De TMC-verkeersinformatie wordt op
het kaartscherm met symbolen weer‐ gegeven of verschijnt als gedetail‐
leerde tekst in het TMC-meldingen‐
menu.
Page 68 of 151
68Navigatie
Een voorwaarde voor het gebruik van
TMC-verkeersinformatie is de ont‐
vangst van TMC-zenders in de be‐
treffende regio.
De TMC-stations kunnen in het navi‐
gatiemenu 3 68 worden geselec‐
teerd.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn in het
Infotainmentsysteem opgeslagen.
Neem contact op met uw Opel Ser‐
vice Partner om de kaartsoftware via
een SD-kaart bij te werken.
Gebruik
Informatie over de kaartdisplay
Druk op de knop ; om de navigatie‐
kaart weer te geven en selecteer ver‐ volgens het pictogram NAV.Routebegeleiding niet actief
Uw huidige locatie wordt aangeduid
met een pictogram van een auto.
Na een timeout van ong.
15 seconden, verdwijnen de toepas‐
singenbalk en de interactieve selec‐
tiebalk en wordt de kaart op het hele
scherm weergegeven.
Raak het scherm op een willekeurige plek aan om de toepassingenbalk en
de interactieve selectiebalk opnieuw weer te geven.
Routebegeleiding actief
Middendisplay:
Page 69 of 151

Navigatie69
■ De kaart wordt weergegeven.
■ De actieve route wordt aangeven met een gekleurde lijn.
■ De bewegende auto wordt gemar‐ keerd met een cirkel.
■ De volgende afslag wordt aange‐ geven met een pijl op de rechter‐
zijde van het scherm.
■ Op de linkerzijde van het scherm wordt rijstrookbegeleiding gege‐
ven.
■ De aankomsttijd staat boven de pijl.
■ De afstand tot de volgende afslag staat onder de pijl.
Driver Information Center Sport
thema:
■ De naam van de huidige route wordt getoond.
■ De volgende afslag of bocht wordt aangegeven met een pijl.
■ De afstand tot de volgende afslag of bocht wordt getoond.
Werken met de kaart
Bladeren
Om verschillende locaties op de kaart te bekijken kunt u:
■ Uw vinger op een willekeurige plek op het scherm plaatsen en naar bo‐
ven, beneden, links of rechts gaan, afhankelijk van de richting die u wilt
bekijken.
■ Plaats twee vingers op het touch‐ pad en beweeg ze naar boven, be‐
neden, links of rechts, afhankelijk van de richting die u wilt bekijken.
De kaart beweegt mee en er wordt
een nieuwe kaartsectie weergege‐
ven.
Selecteer in de interactieve selectie‐
balk de schermtoets RESET om terug
te keren naar de huidige locatie.
Centreren
Klik op een gewenste locatie op het
scherm. De kaart wordt rondom deze
locatie gecentreerd.
Page 70 of 151

70Navigatie
Bij de betreffende locatie verschijnt ereen rood v-symbool en het bijbeho‐
rende adres wordt op een label weer‐
gegeven.
Selecteer in de interactieve selectie‐
balk de schermtoets RESET om terug
te keren naar de huidige locatie.
Zoomen
Selecteer de schermtoetst
INZOOMEN om op een geselec‐
teerde kaartlocatie in te zoomen.
Selecteer de schermtoets
UITZOOM. om weer uit te zoomen en
een groter gebied rondom de gese‐
lecteerde locatie weer te geven.
Overzichttoets
Is de routebegeleiding actief, dan
staat de schermtoets OVERZICHT in
de interactieve selectiebalk.
Selecteer de schermtoets
OVERZICHT om een overzicht van
de actuele route op de kaart weer te
geven.
De schermtoets verandert in RESET.
Om terug te keren naar de normale
lijstweergave: selecteer de scherm‐
toets RESET .
De kaartweergave wijzigen
Om tussen de verschillende kaart‐
weergaven ( 3D-overzicht , Overzicht
rijrichting , Noorden boven ) te wisse‐
len, drukt u herhaaldelijk op de
schermtoets x in de toepassingen‐
balk.
Let op
De kaartweergave kan ook via het
navigatiemenu worden aangepast
(zie onderstaand).Informatie over de huidige
locatie
Selecteer de schermtoets MENU in
de interactieve selectiebalk om het
navigatiemenu weer te geven.
Selecteer de lijstoptie Huidige
locatie om het betreffende submenu
met details over het dichtstbijgelegen
adres, de coördinaten en markante punten ( 3 75) rondom de huidige
locatie weer te geven.
Page 71 of 151

Navigatie71
Dichtstbijzijnde adres
Vanuit dit submenu kunt u het dichtst‐
bijzijnde adres in het systeem op‐
slaan.
Selecteer de schermtoets Adres
dichtb. om de bestemmingsdetails
weer te geven.
Zoek een gedetailleerde beschrijving
over het opslaan van een adres
■ of dit toe te voegen aan een con‐ tactpersoon 3 33.
■ als favoriet 3 28.
Markante punten
Vanuit dit submenu kunt u de route‐
begeleiding naar dichtbij gelegen
markante punten starten.
Selecteer de gewenste spec. bestem‐ ming. Het scherm met de bestem‐
mingsdetails wordt weergegeven.
Selecteer de knop Gaan op het
scherm.
Zoek een gedetailleerde beschrijving
over het invoeren van een bestem‐
ming 3 75.
Kaartweergave
Weergave
Selecteer schermtoets MENU in de
interactieve selectiebalk en selecteer
vervolgens de lijstoptie Overzicht
kaart om het betreffende submenu
weer te geven.
Selecteer de gewenste kaartweer‐
gave ( 3D-overzicht , Overzicht
rijrichting , Noorden boven ).Audio-informatie
Als Audio-informatie wordt geacti‐
veerd, staan er schermtoetsen voor de audioregeling in de interactieveselectiebalk van de kaartweergave.
Selecteer schermtoets MENU in de
interactieve selectiebalk en selecteer
vervolgens de lijstoptie Overzicht
kaart om het betreffende submenu
weer te geven.
Audio-informatie op Aan of Uit zetten.
Displaymodus
Selecteer schermtoets MENU in de
interactieve selectiebalk en selecteer
vervolgens de lijstoptie Overzicht
kaart om het betreffende submenu
weer te geven.
Selecteer Dag / nachtmodus om het
betreffende submenu weer te geven.
Activeer, afhankelijk van de externe
lichtcondities, Dag of Nacht .
Wilt u dat het scherm zich automa‐ tisch aanpast, activeer dan menu‐
optie Auto.
Page 72 of 151

72Navigatie
POI-pictogrammen
Selecteer schermtoets MENU in de
interactieve selectiebalk en selecteer
vervolgens de lijstoptie Iconen 'POIs'
weergeven om het betreffende sub‐
menu weer te geven.
Is Iconen POI geactiveerd, dan ver‐
schijnen er op de kaart markante pun‐ ten (POI's) rondom de huidige locatie
of op de route.
Iconen POI op Aan of Uit zetten.
Wordt Iconen POI ingesteld op Aan,
selecteer dan de POI-categorieën die
u wilt weergeven.
Selecteer Alles wissen om alle cate‐
gorieën te deselecteren.
Navigatiedatabeheer
Selecteer de schermtoets MENU in
de interactieve selectiebalk en selec‐
teer vervolgens de lijstoptie
Persoonlijke gegevens .
Er wordt een lijst met verschillende
data-opslaglocaties van de navigatie‐ toepassing weergegeven.Contactenlijst
Selecteer Adresboek om het betref‐
fende submenu weer te geven.Alle invoer verwijderen
Selecteer lijstoptie Alle ingaven
wissen om alle contacten uit de lijst te
verwijderen. Er verschijnt een mel‐
ding die u moet beantwoorden.
Bevestig de melding om alle contact‐
personen te wissen.De contactenlijst bewerken
Selecteer Adresboek bewerken om
de contactenlijst weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het bewerken van de contacten‐ lijst 3 33.
Lijst met recente bestemmingen
Selecteer Recente bestemmingen
om het betreffende submenu weer te
geven.
Alle bestemmingen verwijderen
Selecteer de lijstoptie Alle
bestemmingen wissen om alle ver‐
meldingen uit de lijst met recente be‐ stemmingen te verwijderen. Er ver‐
schijnt een melding die u moet beant‐
woorden.Bevestig de melding om alle recente
bestemmingen te wissen.Alle individuele bestemmingen
verwijderen
Selecteer Individuele bestemmingen
wissen om de lijst met recente be‐
stemmingen weer te geven.
Selecteer het pictogram ─ naast een
bestemming om deze te verwijderen.
Er verschijnt een melding die u moet beantwoorden.
Bevestig de melding om de bestem‐
ming te verwijderen.
Gedownloade POI's
Selecteer Mijn POIs om het betref‐
fende submenu weer te geven.
POI's die eerder in het systeem zijn
gedownload kunnen worden verwij‐
derd. De overige POI's blijven in het
systeem aanwezig.
Verwijderen van alle gedownloade
POI's
Selecteer lijstoptie Al mijn POIs
wissen om alle contacten uit de lijst te
verwijderen. Er verschijnt een mel‐
ding die u moet beantwoorden.