Page 9 of 253
Kort en bondig7StoelverstellingLengteverstelling stoel
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 48, stoelverstelling
3 49.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Hendel naar achteren draaien, zitting‐ hoek instellen en hendel loslaten.Laat de stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 48, Stoelverstelling
3 49, Rugleuning neerklappen
3 51.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaag
Stoelpositie 3 48, stoelverstelling
3 49.
Page 10 of 253
8Kort en bondig
Elektrische stoelverstelling
Schakelaar 1 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit=lengteverstel‐
lingomhoog/omlaag=hoogtever‐
stellingvooraan
omhoog/omlaag=hoekverstel‐
ling
Schakelaar 2 als volgt bedienen:
vooruit/achteruit=rugleuningver‐
stelling
Elektrische stoelverstelling 3 52,
Rugleuning neerklappen 3 51.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 46.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 48, veiligheidsgor‐
dels 3 55, gordelaanbieder 3 55,
airbagsysteem 3 58.
Page 11 of 253
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Binnenspiegel 3 31, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 31.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 29, elektri‐
sche verstelling 3 29, inklapbare
buitenspiegels 3 30, verwarmde
buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 58, contactslot‐
standen 3 135.
Page 12 of 253
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 253

Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................152
Snelheidsbegrenzer ............154
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 155
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 132
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 119
Omgevingsverlichting ......... 122
Parkeerlichten .....................120
Knoppen voor Driver
Information Center ................97
6 Instrumenten ........................ 86
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 79
8 Driver Information Center ...... 97
9 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers .................. 8110 SPORT-modus ................... 150
Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........118
Controlelamp airbag-
deactivering .......................... 91
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................91
Tour-modus ........................ 150
11 Info-Display ........................ 102
12 Status-LED alarmsysteem ...27
13 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 132
14 Handschoenenkastje,
afsluitbaar ............................. 70
15 Traction Control-systeem ...148
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............149
Parkeerhulpsystemen .........159
Lane Departure Warning ...172
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 13716 Verwarming en ventilatie ....124
17 AUX-ingang, USB-ingang ....10
18 12 V-aansluiting ....................85
19 Bedieningsschakelaar
softtop .................................. 35
Centrale ruitschakelaar ........32
20 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................145
Automatische
versnellingsbak ..................142
21 Handrem, handmatig of
elektrisch bediend ...............146
22 Contactslot met stuurslot ...135
23 Claxon .................................. 80
Bestuurdersairbag ...............62
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 184
25 Opbergvak ........................... 71
Zekeringenkast ..................201
26 Stuurwiel instellen ................79
27 Lichtschakelaar ..................111
Instellen koplampreikwijdte 114
Page 14 of 253
12Kort en bondig
Mistlampen ......................... 119
Mistachterlicht ....................120
Instrumentenverlichting ......121Rijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7=verlichting uit8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Automatisch dimlicht
AUTO=automatische verlichting:
koplampen worden auto‐
matisch in- en uitgescha‐
keldm=activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting8=zijmarkeringslichten9=dimlicht of grootlicht
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>=mistlampenr=mistachterlicht
Page 15 of 253
Kort en bondig13
Verlichting 3 111.Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel van u af du‐ wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 112,
Grootlicht 3 112, Grootlichtassisten‐
tie 3 113, Lichtsignaal 3 113, Adap‐
tief rijlicht (AFL) 3 115.
Richtingaanwijzershendel
omhoog=rechter richtingaanwij‐
zersignaalhendel
omlaag=linker richtingaanwij‐
zersignaal
Richtingaanwijzers 3 119, parkeer‐
lichten 3 120.
Page 16 of 253
14Kort en bondig
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 118.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaagduwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 81, wisserblad
vervangen 3 190.