Page 161 of 253

Rijden en bediening159Parkeerhulp9Waarschuwing
De bestuurder is echter geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achter- en voor‐ uit rijden met gebruik van de par‐
keerhulp altijd de omgeving.
Parkeerhulp achter
De parkeerhulp achter vereenvoudigt het inparkeren door de afstand tus‐
sen de auto en eventuele obstakels
achter te meten. Deze informeert en
waarschuwt de bestuurder met ge‐
luidssignalen.Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren in de achterbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto. De geluidssigna‐
len volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt.
Is de afstand kleiner dan ongeveer
30 cm, dan klinkt er een continu ge‐
luid.
Ook kan de afstand tot obstakels op
het Driver Information Center worden weergegeven.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
Page 162 of 253

160Rijden en bediening
In beide gevallen dooft de LED in detoets en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden, zoals sneeuw op de sen‐
soren, niet operationeel is, dan ver‐
schijnt er een melding op het Driver
Information Center.
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Parkeerhulpknop en
bedieningslogica
De parkeerhulp voor is uitgevoerd
met toets r. Als de auto is uitge‐
voerd met de geavanceerde parkeer‐
hulp, zie de afzonderlijke volgende
beschrijving, is het systeem uitge‐
voerd met toets D. In dat geval wer‐
ken beide systemen via knop D.
Kort indrukken van toets r of D
activeert of deactiveert de parkeer‐ hulp.
Lang indrukken van toets D (onge‐
veer één seconde) activeert of deac‐ tiveert de geavanceerde parkeerhulp.
Page 163 of 253

Rijden en bediening161
Via de knoplogica bedient u de sys‐
temen als volgt:
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u deactiveert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van
de toets.
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u activeert de geavanceerde
parkeerhulp door lang indrukken
van de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐
drukken van de toets.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r of D geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Bij langzaam vooruit rijden kan de
parkeerhulp voor ook worden geacti‐
veerd door de parkeerhulptoets r
of D kort in te drukken.
Na het indrukken van de toets binnen een contactcyclus, wordt de parkeer‐
hulp vooraan altijd opnieuw ingescha‐
keld wanneer de snelheid van de auto onder een bepaalde waarde daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter en vóór de auto. Afhanke‐
lijk van de kant waar de auto dichter
bij een obstakel is, hoort u aldaar
akoestische waarschuwingssignalen
in de auto. De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de af‐
stand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels op
het Driver Information Center weer‐
gegeven.
De afstandsaanduiding op het Driver
Information Center kan worden be‐ lemmerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via de toets
SET/CLR op de richtingaanwijzer ver‐
schijnt de afstandsaanduiding weer.
Page 164 of 253

162Rijden en bediening
Uitschakelen
Bij het overschrijden van een be‐
paalde snelheid bij het vooruit rijden
wordt het systeem automatisch uitge‐
schakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door kort indrukken van de par‐
keerhulptoets r of D .
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Storing
Bij een storing in het systeem of als het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden, zoals sneeuw op de sen‐
soren, niet operationeel is, dan ver‐
schijnt er een melding op het Driver
Information Center.Geavanceerde parkeerhulp
De geavanceerde parkeerhulp laat de bestuurder inparkeren door instruc‐
ties te geven op het Driver Informa‐ tion Centre en door geluidssignalen.
De bestuurder moet zelf accelereren, remmen, sturen en schakelen.
Het systeem gebruikt de sensoren van de parkeerhulp voor-achter incombinatie met twee extra sensoren
aan weerskanten van de voor- en
achterbumper.
Toets D en bedieningslogica
Geavanceerde parkeerhulp en par‐ keerhulp voor-achter, zie de boven‐staande beschrijving, beide werken
via toets D.
Kort indrukken van toets D activeert
of deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van toets D (onge‐
veer één seconde) activeert of deac‐ tiveert de geavanceerde parkeerhulp.
Via de knoplogica bedient u de sys‐temen als volgt:
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u deactiveert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van
de toets.
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u activeert de geavanceerde
parkeerhulp door lang indrukken
van de toets.
Page 165 of 253

Rijden en bediening163
■ de geavanceerde parkeerhulp isactief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van
de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐ drukken van de toets.
Inschakelen
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem bedrijfsklaar door de
toets D ongeveer één seconde in te
drukken.
Het systeem kan alleen worden ge‐
activeerd bij snelheden tot 30 km/u en het systeem zoekt naar parkeerplek‐
ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximale parallelle afstand tus‐
sen uw auto en de rij geparkeerde au‐
to's bedraagt 1,8 meter.
Werking
Wanneer u langs een rij auto's rijdt en het systeem geactiveerd is, zal de ge‐
avanceerde parkeerhulp naar een ge‐ schikte parkeerplek zoeken. Als er
een geschikte plek is gevonden,
wordt dit op het Driver Information
Centre getoond en wordt er een ge‐
luidssignaal gegeven.
Stopt u niet binnen 10 meter nadat het
systeem een parkeerplek voorstelt,
dan zoekt het systeem naar een an‐
dere geschikte plek.
U aanvaardt de voorgestelde plek,
door binnen 10 meter na de stopin‐
structie te stoppen. Het systeem be‐ rekent het optimale traject om in te
parkeren. Daarna kunt u inparkeren
door de nauwkeurige instructies van
het systeem te volgen.
Page 166 of 253

164Rijden en bediening
De instructies op het display tonen:■ een waarschuwing wanneer u snel‐
ler rijdt dan 30 km/u,
■ het verzoek om te stoppen wan‐ neer een parkeerplek is gevonden,
■ de richting waarin u rijdt om in te parkeren,
■ de stand van het stuurwiel tijdens het inparkeren,
■ bij sommige instructies ziet u een voortgangsbalk.Wanneer het inparkeren is gelukt,
verschijnt het symbool eindpositie.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid betekent dat de af‐
stand tot een obstakel minder dan on‐
geveer 30 cm is.
Aan de overkant parkeren
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Het
systeem zoekt naar parkeerplekken
aan de bestuurderskant door tijdens
het zoeken de richtingaanwijzer aan
de bestuurderskant in te schakelen.
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit‐
geschakeld, zoekt het systeem weer
naar parkeerplekken aan de passa‐ gierskant.
Weergaveprioriteit
Nadat u de geavanceerde parkeer‐
hulp hebt geactiveerd, verschijnt er een bericht op het Driver Information
Center. De informatie van de geavan‐ ceerde parkeerhulp op het Driver In‐
formation Center kan worden belem‐
merd door boordinformatie met een
hogere prioriteit. Na het bevestigen
van het bericht via de toets
SET/CLR op de richtingaanwijzer ver‐
schijnen de instructies van de ge‐
avanceerde parkeerhulp weer en
kunt u het inparkeren voortzetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd:
■ knop D ongeveer een seconde
indrukken
■ nadat het inparkeren is gelukt
Page 167 of 253

Rijden en bediening165
■ wanneer u sneller rijdt dan30 km/u
■ wanneer u de ontsteking uitscha‐ kelt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het zichzelf deactiveert tij‐ dens het inparkeren, dan verschijnt
Parkeren gedeactiveerd op het Driver
Information Centre.
Storing
Er verschijnt een tekst op het Driver
Information Centre wanneer:
■ er een storing in het systeem zit,
■ u de parkeermanoeuvre niet goed afmaakt,
■ het systeem buiten werking is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het Driver Information Cen‐
tre. Door het verwijderen van het ob‐
ject wordt het inparkeren hervat.
Wordt het niet verwijderd, dan wordt
het systeem gedeactiveerd. Druk on‐
geveer een seconde op de knop D
om het systeem naar een nieuwe par‐
keerplek te laten zoeken.Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Speciale situaties gelden bij het in‐
parkeren van grotere voertuigen
(bijv. off-road-wagens, minivans,
bestelbusjes, campers, aanhang‐
wagens en vrachtwagens). De ob‐
jectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp en de geavan‐
ceerde parkeerhulp detecteren
geen objecten buiten het detectie‐ bereik.
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
Als gevolg van externe akoestische
of mechanische storingen is het mo‐ gelijk dat de sensor een niet-be‐
staand object (echostoring) herkent.
Page 168 of 253

166Rijden en bediening
De geavanceerde parkeerhulp rea‐geert eventueel niet op veranderin‐gen van de parkeerplek nadat u met het parkeren bent begonnen.
Let op
Na de productie moet de geavan‐
ceerde parkeerhulp worden gekali‐
breerd. Voor het optimaal inparke‐ ren moet u ten minste een traject van 10 km met veel bochten erin hebben afgelegd.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke
buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐
den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen: ■ Auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen.
■ Voetgangers, fietsers of dieren.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐
symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende zijde.