Page 49 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
2
3
4
567
8
9
DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU45131
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13.)
2. Verwijder de bouten en de busjes.
1. Paneel A
2. Paneel B
1
2
1. Paneel C
1. Paneel D
1
1
1. Bout
2. Flensbus
2
1
2
1
32D-9-DA.book 8 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 50 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
1
2
3
4
56
7
8
9
3. Trek het voorste paneelgedeelte naarbuiten en verwijder dan het paneel
door het weg te trekken.
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de busjes en bou-
ten aan. 2. Breng het zadel aan.
Paneel B
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13.)
2. Verwijder de bout en verwijder dan het paneel zoals afgebeeld. Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
Paneel C
Verwijderen van het paneel1. Verwijder de bouten.
1. Bout
2. Flensbus
3. Paneel A1
2
3
1. Bout
2. Paneel B
1 2
32D-9-DA.book 9 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 51 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
2
3
4
567
8
9
2. Til de onderzijde van het paneel ietsop en schuif het paneel dan naar vo-
ren.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan. Paneel D
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13.)
2. Verwijder de bout en de onderlegring
en verwijder dan het paneel zoals af-
gebeeld.
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de onderlegring
en de bout aan. 2. Breng het zadel aan.
1. Paneel C
2. Bout
12
2
1. Bout
2. Ring
3. Paneel D
3
2 1
32D-9-DA.book 10 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 52 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU48340
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd op de
tijden genoemd in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Bovendien kan aan
het uiterlijk van de bougie de conditie van
de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). Wanneer de
bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar behoren.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw machi-
ne nakijken door een Yamaha dealer.
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indiennodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
Voorgeschreven bougie: NGK/CR9EK
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand: 0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment: Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)11
32D-9-DA.book 11 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 53 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
567
8
9
DAU45143
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan. 4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment) 1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 5–8 over als het oliefilterele-ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de bouten te verwijderen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Kijkglas olieniveau
1
2
3 4
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
32D-9-DA.book 12 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 54 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
56
7
8
9
6. Verwijder het oliefilterelement en deo-ringen.
7. Breng een nieuw oliefilterelement en nieuwe o-ringen aan.
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door de bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Monteer de olieaftapplug met een nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1. O-ring
2. Oliefilterelement
1
2
1
2
Aanhaalmoment:Bevestigingsbout oliefilterdeksel:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
32D-9-DA.book 13 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 55 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
567
8
9
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af en wacht een paar mi- nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
LET OP
DCA11231
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Draai de ontluchtingsbout los.
Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
loopt, zet de motor dan direct uit om
te voorkomen dat de motor vast-
loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.
Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchtingsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-ment.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20254
Controleren van het koelvloeistofniveau1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschille n zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.
1. OntluchtingsplugAanhaalmoment:Ontluchtingsplug:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
32D-9-DA.book 14 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分
Page 56 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
56
7
8
9
3. Als de koelvloeistof bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel C (Zie
pagina 6-8.), verwijder de koelvloei-
stofreservoirdop, vul koelvloeistof bij
tot de merkstreep voor maximumni-
veau en breng de reservoirdop en het
paneel weer aan. WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud
is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
DAU45155
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder- grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de panelen A en C. (Zie pagina 6-8.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop en de vuldop zelf.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
5. Verwijder het koelvloeistofreservoir door de bouten los te halen.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau): 0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
2
1
32D-9-DA.book 15 ページ 2012年7月24日 火曜日 午後5時46分