OPMERKING
lIndien het
beveiligingssysteemindikatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een officiële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indikatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
lAangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden,
zijn de sleutels nodig. Breng alle
sleutels naar een officiële Mazda
reparateur zodat deze
geprogrammeerd kunnen worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
(Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto of
als de inbraaksensor beweging binnen in
de auto bespeurt, hetgeen tot gevolg kan
hebben dat de auto of de inhoud er van
wordt gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene en het
laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat in
het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de auto,
echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-51íBepaalde modellen.
qWaarschuwingslabels voor anti-
diefstal beveiligingssysteem
De handschoenenkast van uw auto bevat
een waarschuwingslabel voor het anti-
diefstal beveiligingssysteem.
Het wordt door Mazda aanbevolen dit
label aan te brengen op de achterste
benedenhoek van een voorportierruit.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem (Behalve
Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto,
hetgeen tot gevolg kan hebben dat de auto
of de inhoud er van wordt gestolen,
waarschuwt het alarm de omgeving voor
een abnormale situatie door het laten
klinken van de claxon en het laten
knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
qWerking
Gevallen waarbij het systeem wordt
ingeschakeld
De claxon worden met tussenpozen
ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichtenzullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
lOntgrendelen van een portier met de
sleutelíof een binnenvergrendelknop.
lOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
lWanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
3-56
Alvorens te gaan rijden
íBepaalde modellen.
Beveiligingssysteem
Inrijden
Er is geen speciale inrijperiode
noodzakelijk. Echter het opvolgen van
enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen
gedurende de eerste 1000 km, kan het
motorrendement, het brandstofverbruik en
de levensduur van uw Mazda ten goede
komen.
lVoer het toerental van de motor niet te
hoog op.
lRijd niet gedurende langere tijd met
dezelfde snelheid, snel of langzaam.
lNiet gedurende langere tijd constant
met volgas of met hoge
motortoerentallen rijden.
lVermijd krachtig afremmen, behalve in
noodgevallen.
lVermijd het starten bij volgas.
lGeen aanhanger trekken.
Suggesties voor
brandstofbesparend gebruik
De manier waarop u uw Mazda gebruikt
bepaalt de afstand die u met een volle tank
kunt afleggen. Gebruik deze suggesties
om geld te helpen besparen op brandstof
en reparaties.
lLaat de motor niet langdurig stationair
draaien om op te warmen. Begin te
rijden, zodra de motor soepel draait.
lBespaar brandstof door snel
accelereren te vermijden.
lHoud u aan het schema van periodieke
onderhoudsbeurten (pagina 6-3) en laat
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
inspecties en onderhoud uitvoeren.
lGebruik de airconditioning uitsluitend
indien dit noodzakelijk is.
lRijd langzaam tijdens het rijden op
slechte wegen.
lZorg er voor dat de banden steeds de
voorgeschreven spanning hebben.
lVervoer geen onnodig gewicht in de
auto mee.
lLaat uw voet tijdens het rijden niet op
het rempedaal rusten.
lZorg er voor dat de wielen steeds
correct uitgelijnd zijn.
lHoud bij het rijden met hoge snelheden
de ramen gesloten.
lNeem snelheid terug bij het rijden met
sterke zijwind of tegenwind.
3-60
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Bandenmaat Sneeuwketting
225/55R19 Zeshoekig type
225/65R17 Zeshoekig type
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan
het gebruik van kettingen met
zeshoekige stalen spanringen, mogen
alle soorten kettingen worden gebruikt
die binnen de aangegeven
montagespecificaties vallen.
Montagespecificatie (Europa)
Bij het aanbrengen van de
sneeuwkettingen dient de afstand tussen
het bandprofiel en de ketting zich binnen
de voorgeschreven limieten te bevinden
zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Afstand [Eenheid: mm]
AB
Max. 13 Max. 13
ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand
A
B
Aanbrengen van sneeuwkettingen
1. Breng de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk op de voorbanden aan. Volg
daarbij steeds de instructies van de
fabrikant.2. Na het rijden van 1/2―1kmde
sneeuwkettingen opnieuw strak
aantrekken.
3-66
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
OPMERKING
l(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Het is mogelijk dat de koelventilator
in de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit ON
op OFF gezet is gaat draaien,
ongeacht of de airconditioning aan of
uit is, voor het snel koelen van de
motorruimte.
lAls het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact
van ON op ACC of OFF wordt
gezet, wordt het volgende
aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar
wordt.
Zie Vernieuwen van de batterij op
pagina 6-41.
(Voertuig uitgerust met type A
*1
instrumentengroep)
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
*1 Zie Type A type op pagina 4-41.
(Voertuig uitgerust met type B
*2
instrumentengroep)
Het KEY indikatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
*2 Zie Type B type op pagina 4-47.
l(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl
de keuzehendel in een andere stand
dan P staat, zal het contact
overschakelen naar ACC.
qMotornoodstop
Door de startdrukknop terwijl de motor
draait of tijdens het rijden continu
ingedrukt te houden, of deze een aantal
malen snel in te drukken, wordt de motor
onmiddellijk stopgezet. De stand van het
contact wordt ACC.
4-12
Tijdens het rijden
Motor start/stop
qRVM waarschuwingslampje
(Oranje)/RVM indikatielampje
(Groen)
í
RVM waarschuwingslampje (oranje)
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
De kleur van de verlichting verandert van
oranje naar groen wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem in
werking is, of wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Het lampje blijft branden als het systeem
defect is. Raadpleeg een officiële Mazda
dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan
branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de
radarsensor als gevolg van slecht weer
of vuil op het bumperoppervlak. Dit
duidt echter niet op een defect.
RVM indikatielampje (groen)
Dit indikatielampje brandt wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is.
qLDWS waarschuwingslampje
(Oranje)/LDWS indikatielampje
(Groen)
í
LDWS waarschuwingslampje (Oranje)
Wanneer het lampje brandt
lWanneer het contact op ON gezet
wordt, gaat het waarschuwingslampje
branden.
lHet indikatielampje gaat uit wanneer
het LDWS geannuleerd wordt.
lHet indikatielampje gaat branden
wanneer het LDWS standby is.
Onder de volgende omstandigheden gaat
het LDWS waarschuwingslampje (oranje)
continu branden.
lHet glas van de voorruit aan de
voorzijde van de vooruitrijcamera
(FSC) is beslagen of er is een obstakel.
lWanneer de rijsnelheid minder is dan
ongeveer 65 km/h.
lDe witte (gele) strepen worden niet
bespeurd.
Wanneer het lampje knippert
lHet waarschuwingslampje gaat
knipperen als het systeem defect is.
Laat uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lHet LDWS werkt niet wanneer het
waarschuwingslampje knippert.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-57íBepaalde modellen.
OPGELET
lAls zich een van onderstaande
gevallen voordoet, is er mogelijk een
defect in het systeem. Laat de auto
door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur controleren.
lHet lampje gaat tijdens het rijden
knipperen.
lHet lampje gaat niet branden
wanneer het contact op ON gezet
wordt.
lGebruik altijd banden van het
voorgeschreven formaat voor alle
wielen en van hetzelfde merk, soort
en profielpatroon. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op
dezelfde auto gebruiken. Als
dergelijke ongeschikte banden
gebruikt worden, bestaat de kans dat
het LDWS niet normaal functioneert.
lWanneer een noodreservewiel wordt
gebruikt, bestaat de kans dat het
systeem niet normaal functioneert.
LDWS indikatielampje (Groen)
Wanneer het lampje brandt
lHet LDWS indikatielampje gaat
branden vanuit de standby toestand
wanneer aan de volgende voorwaarden
is voldaan.
lDe rijsnelheid is 65 km/h of hoger.lDe witte (gele) strepen worden
bespeurd.
lHet indikatielampje gaat uit wanneer
de LDWS schakelaar wordt ingedrukt.Wanneer het lampje knippert
Het indikatielampje gaat knipperen
wanneer het systeem bepaalt dat de auto
van zijn rijstrook afwijkt.
q4WD waarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampjeí
Type A
De waarschuwingsindikatie wordt onder
de volgende omstandigheden getoond;
lEr is een afwijking in het 4WD
systeem.
lEr is teveel verschil in de bandradius
tussen de voor- en achterwielen.
lDe temperatuur van de differentieelolie
is abnormaal hoog.
lEr is voortdurend een groot verschil
tussen het aantal omwentelingen van
de voor- en achterwielen, zoals
wanneer u probeert weg te rijden op
een bevroren wegdek of wanneer u de
auto probeert vrij te trekken uit
modder, zand of soortgelijke
omstandigheden.
Wanneer“4WD Systeem inspectie
vereist”wordt aangegeven
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
4-58
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
Voorpassagierszittingí
Met waarschuwingslampje voor
voorpassagierszitting
Het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Zonder waarschuwingslampje voor
voorpassagierszitting
Het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel bezet
is en de veiligheidsgordel niet
vastgemaakt is terwijl het contact op ON
staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
OPMERKING
Bepaalde modellen zijn niet voorzien
van de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
voor de voorpassagierszitting.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt is (alleen wanneer de
voorpassagierszitting bezet is) en de
snelheid van de auto hoger is dan
ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
er een zoemtoon gegeven. Na een korte
tijd stopt het waarschuwingslampje met
knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel
niet aangegespt blijft, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd
geactiveerd.
De zoemtoon stopt niet totdat de
veiligheidsgordel wordt aangegespt of een
bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de
rijsnelheid afneemt tot minder dan 20
km/h.
OPMERKING
lAls de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt wordt nadat de zoemtoon
gestopt is (waarschuwingslampje
blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en
wordt de zoemtoon opnieuw
geactiveerd.
4-62
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display