543
Rijden met uw auto
Houd uw auto schoon. Om optimaalservice aan uw auto te kunnen laten
uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en
moeten materialen die corrosie
kunnen veroorzaken, verwijderd
worden. Het is vooral belangrijk
opeenhopingen van modder, vuil, ijs,
enz. aan de onderzijde van de auto te
voorkomen. Het extra gewicht van
dergelijke opeenhopingen verhoogt
het brandstofverbruik en het materiaal
kan corrosie veroorzaken omdat het
lang vochtig kan blijven.
Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto. Hoe
zwaarder de auto, hoe hoger het
brandstofverbruik.
Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens
moet wachten (en niet aan het verkeer
deelneemt), zet dan de motor uit en
start de motor pas weer als u weg wilt
rijden.
Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien.
Laat de motor na het starten 10 - 20
seconden stationair draaien voordat u
een versnelling inschakelt. Bij zeer
lage buitentemperaturen kunt u deze
periode iets verlengen. Laat de motor niet “bokken” of met een
hoog toerental draaien. Bokken is het
verschijnsel dat de motor onregelmatig
gaat draaien als u met een te lage
snelheid in een te hoge versnelling
gaat rijden. Schakel als dat gebeurt
terug naar een lagere versnelling. Bij
een te hoog toerental draait de motor
meer toeren dan goed voor hem is. Dat
kan worden voorkomen door te
schakelen bij de aanbevolensnelheden.
Maak met beleid gebruik van de airconditioning. De airconditioning
wordt aangedreven door de motor,
waardoor het brandstofverbruiktoeneemt als de airconditioning
gebruikt wordt.
Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik.
Het brandstofverbruik neemt toe bij zij- en tegenwind. Verminder onder dezeomstandigheden snelheid om het
brandstofverbruik enigszins te
beperken.
Het in goede staat houden van uw auto is
van groot belang voor zowel de veiligheid
als het brandstofverbruik. Laat daarom
het voorgeschreven periodieke
onderhoud uitvoeren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING -
Rijden met uitgezette motor
Zet nooit de motor tijdens af om een helling af te rijden of tijdens het
rijden. Als de motor niet draait,
werken de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging niet. Laat de
motor draaien en schakel terug
naar de juiste versnelling omoptimaal op de motor te kunnen
afremmen. Daarnaast kan het
uitzetten van de motor tijdens het
rijden het stuurslot inschakelen
waardoor de auto onbestuurbaar
wordt, hetgeen tot ernstig letselkan leiden.
4169
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
In de volgende situaties kunnen u en uw
gesprekspartner moeite hebben om
elkaar te verstaan:
1. Als er tegelijkertijd wordt gesproken, bereikt uw stem uw gesprekspartner
mogelijk niet. (Dit duidt niet op een
storing.) Spreek beurtelings met de
andere partij aan de telefoon.
2. Houd het Bluetooth®
Wireless
Technology-volume op een laag
niveau. Een hoog volume kan leiden
tot vervorming en echo.
3. Tijdens het rijden op een slechte weg.
4. Tijdens het rijden met hoge snelheden.
5. Als er ruiten zijn geopend.
6. Als de uitstroomopeningen van de airconditioning op de microfoon
gericht zijn.
7. Als het geluid van de aanjager te luid
is.■■
Muziek streamen met
Bluetooth®Wireless
Technology
Het audiosysteem ondersteunt A2DP
(Audio Advanced Distribution Profile) en
AVRCP(Audio Video Remote ControlProfile).
Beide profielen zijn beschikbaar voor het
luisteren naar MP3-muziekbestanden dieop een
Bluetooth®Wireless Technology-
telefoon staan die bovenstaande
Bluetooth®Wireless Technology-
profielen ondersteunt.
Om MP3-muziekbestanden af te spelen
vanaf een
Bluetooth®Wireless
Technology-telefoon moet op de toets
worden gedrukt totdat "MP3
Play" (MP3 afspelen) wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
Probeer vervolgens muziek vanaf de
telefoon af te spelen.
Zodra er muziek vanaf de
Bluetooth®
Wireless Technology-telefoon wordt
afgespeeld, wordt "MP3 MODE"
weergegeven op het audiosysteem. AANWIJZING :
Niet alleen MP3-bestanden, maar
alle geluidsbestanden die door de
telefoon worden ondersteund,
kunnen worden beluisterd via hetaudiosysteem.
De mobiele telefoons met
Bluetooth®Wireless Technology
moeten de functies A2DP en AVRCP
ondersteunen.
Sommige mobiele telefoons met
Bluetooth®Wireless Technology en
A2DP en AVRCP zullen niet meteen
de eerste keer muziek via het
audiosysteem afspelen. Probeer het
volgende;
bijvoorbeeld:Menu ➟
➟
Filemanager
(bestandsmanager) ➟➟
Music (muziek) ➟➟
Option (optie) ➟➟
Play
(afspelen) via
Bluetooth®Wireless
Technology
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon voor meer
informatie.
Probeer de muziek via de telefoon te
stoppen en zet vervolgens deaudiostand in een andere stand dan
"MP3 play" (MP3 afspelen) (bijv. FM,
AM, CD, enz.)
MEDIA
4175
Kenmerken van uw auto
■ Telefoongesprek ontvangen
Zodra u een telefoongesprek ontvangt, is er een beltoon hoorbaar en gaat het
systeem over naar de telefoonstand.
Zodra u een telefoongesprek ontvangt,
worden het telefoonnummer en de
melding "Incoming" (inkomend)
weergegeven.
uit:
Druk op de toets Verzenden om het gesprek aan te nemen.
stuurwiel om het volume van de beltoonin te stellen.
Het volume kan niet worden ingesteldvia het audiosysteem.
naar de telefoon
Het gesprek kan worden
doorgeschakeld van het handsfree-
systeem naar de mobiele telefoon die is
verbonden met
Bluetooth®Wireless
Technology.
Raadpleeg het instructieboekje van uw
mobiele telefoon of ga naar het schema
in dit instructieboekje (volgendepagina). ■
■
Telefoongesprek voeren
Wanneer u een telefoongesprek voert,
wijzigt het scherm afhankelijk van het feit
of de auto in beweging is of niet.
Het nummer en de melding "Active call"
(actief gesprek) worden weergegeven.
Druk op de toets Beëindigen om het gesprek te beëindigen.✽✽ AANWIJZING
In de volgende gevallen kan uw
gesprekspartner u mogelijk niet
verstaan:
1. Wanneer u beurtelings spreekt met uw gesprekspartner. Als er
tegelijkertijd wordt gesproken,
bereikt uw stem uw gesprekspartner
mogelijk niet. (Dit duidt niet op een
storing.)
2. Wanneer het volume van het binnenkomende gesprek laag is. Een
hoog volume kan echter een echo
veroorzaken. Spreek duidelijk in de
microfoon wanneer u een
telefoongesprek voert.
3. Tijdens het rijden op een slechte weg.
4. Tijdens het rijden met hoge snelheden.
5. Als er ruiten zijn geopend.
6. Als de uitstroomopeningen van de airconditioning op de microfoon
gericht zijn.
7. Als het geluid van de aanjager te luid
is.
4101
Kenmerken van uw auto
Verwarming en airconditioning
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in degewenste stand.
Voor een effectieve verwarming enkoeling:
- Verwarmen:
- Koelen:
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
5. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld wilt hebben, kunt u het
airconditioningssysteem aanzetten
(indien van toepassing).
OBK042064
4103
Kenmerken van uw auto
Stand MAX A/C (B,D)
De stand MAX A/C wordt gebruikt om het
interieur van de auto sneller af te koelen.
De lucht stroomt naar het bovenlichaam en het hoofd.
In deze stand worden de airconditioning
en de stand RECIRCULATIE automa
-tisch aangestuurd.Uitstroomopeningen dashboard
De uitstroomopening kan afzonderlijk
worden geopend of gesloten met het
horizontale wieltje. Draai het wieltje
volledig omlaag om de uitstroomopening
te sluiten. Draai het wieltje omhoog omde uitstroomopening te openen in de
gewenste stand.
Met de hendel in de ventilatieroosters
kunt u de richting van de luchtstroom uit
deze ventilatieroosters afstellen, zoals in
de afbeelding is aangegeven.
Temperatuurregelknop
Met de temperatuurregelknop kunt u de
temperatuur regelen van de lucht die uit
het ventilatiesysteem stroomt. Draai de
knop naar rechts voor warme of hete
lucht in het passagierscompartiment en
naar links voor koelere lucht.
OBK042066
OBK042102
OBK042268L
■
Type A
■ Type B
OBK042103
OBK042263L
■
Type A
■ Type B
4105
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Let op: door langdurig gebruik van de
stand RECIRCULATIE zullen de ruiten
beslaan en zal de lucht in het
passagierscompartiment muf worden.
Daarnaast zal de lucht in het
passagierscompartiment extreem droog
worden bij langdurig gebruik van de
airconditioning in de stand
RECIRCULATIE.
Aanjagerknop
Om de aanjager in te kunnen schakelen moet het contact in stand ON staan.
Met de aanjagerknop kunt u de
aanjagersnelheid regelen. U draait de
knop naar rechts voor een hogere
snelheid en naar links voor een lageresnelheid.
Druk op toets OFF om de aanjager uit te
schakelen.
WAARSCHUWING
• Langdurig recirculeren kan leiden tot een verhoogde
luchtvochtigheid in het interieur,
waardoor de ruiten kunnen
beslaan en het uitzicht
belemmerd wordt.
Ga niet slapen in de auto wanneer het
airconditioningssysteem of de
verwarming ingeschakeld is.
Door een afname van de
zuurstofconcentratie en/of de
lichaamstemperatuur kunnen deinzittenden letsel oplopen.
Langdurig recirculeren kan slaperigheid veroorzaken,
waardoor de bestuurder de
controle over de auto kan
verliezen. Schakel daarom zo
veel mogelijk de stand
BUITENLUCHT in.
OBK042105
OBK042264L
■
Type A
■ Type B
Kenmerken van uw auto
106
4
Airconditioning
(indien van toepassing)
Druk op de toets A/C om de
airconditioning in te schakelen (het
controlelampje gaat branden). Druknogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Stand OFF
Druk op toets OFF om de airconditioning
uit te schakelen. Het is in dat geval nog
steeds mogelijk om de luchttoevoer met
de toetsen te bedienen, zolang hetcontact in stand ON staat. Werking systeem
Ventilatie
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand
() .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
Verwarmen
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand() .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
5. Als u de uitstromende lucht gedroogd wil hebben, kunt u het
airconditioningssysteem aanzetten
(indien van toepassing).
Schakel de stand ( ) of ( ) in wanneer de voorruit beslaat.
OBK042251
OBK042106
OBK042266L
■
Type A
■ Type B
4107
Kenmerken van uw auto
Tips voor het gebruik
Om te voorkomen dat stof ofonaangename geuren in het interieur
van de auto terechtkomen, kan de
schakelaar voor de luchttoevoer
tijdelijk in de stand RECIRCULATIE
worden gezet. Selecteer de stand
BUITENLUCHT weer zodra de bron
van irritatie gepasseerd is om weer
frisse lucht toe te laten tot het interieur.
Frisse lucht is beter voor de fysieke
gesteldheid van de bestuurder en
bovendien aangenamer.
De lucht voor het verwarmings- en ventilatiesysteem wordt aangevoerd
via de roosters in de paravan onder de
voorruit. Zorg er daarom voor dat deze
roosters niet geblokkeerd zijn door
bladeren, sneeuw of andere objecten.
Voorkom dat de voorruit beslaat door de stand BUITENLUCHT teselecteren, de aanjager in de
gewenste stand te zetten, de
airconditioning in te schakelen en de
gewenste temperatuur in te stellen.Airconditioning
(indien van toepassing)
Alle HYUNDAI-airconditioningssystemen
zijn gevuld met het milieuvriendelijke
koudemiddel R-134a dat niet schadelijk
is voor de ozonlaag.
1. Start de motor. Druk op toets A/C.
2. Zet de luchtcirculatietoets in stand () .
3. Schakel de stand BUITENLUCHT of RECIRCULATIE in met de toets
luchttoevoer.
4. Stel de aanjagersnelheid en de temperatuur bij om een maximaal
comfort te bereiken.
Wanneer maximale koeling gewenst is, draai dan de temperatuurregelknopgeheel naar links (MAX A/C), kies de
stand en schakel de aanjager inop de hoogste snelheid.
✽✽ AANWIJZING
Houd de temperatuurmeter nauwlettend in de gaten wanneer de
airconditioning wordt gebruikt als u
lange hellingen oprijdt of als u in druk
verkeer rijdt bij hoge
buitentemperaturen. Door het gebruik
van het airconditioningssysteem kan
de motor oververhit raken. Blijf de
aanjager gebruiken en schakel het
airconditioningssysteem uit wanneer
de temperatuurmeter aangeeft dat de
motor oververhit raakt.
Bij het openen van de ruiten bij vochtig weer kan de airconditioning
druppelvorming in het interieur
veroorzaken. Omdat te veel vocht in
het interieur schade aan elektrische
componenten kan veroorzaken, mag
de airconditioning alleen worden
gebruikt als de ruiten gesloten zijn.